Home

Gerechtshof Arnhem, 01-10-2003, AN7572, 02-03922

Gerechtshof Arnhem, 01-10-2003, AN7572, 02-03922

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 oktober 2003
Datum publicatie
6 november 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AN7572
Zaaknummer
02-03922

Inhoudsindicatie

In geschil is het antwoord op de vraag of het bijzondere tarief als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) van toepassing is op het door belanghebbende ontvangen bedrag van

ƒ 500.000.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 02/3922 (inkomstenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

Te : [Z]

Verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/[P]

Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000

Nummer : [… H.06]

Mondelinge behandeling : 17 september 2003 te Arnhem

Waarbij verschenen : belanghebbende en [belanghebbendes gemachtigde alsmede de Inspecteur]

gronden:

1. Belanghebbende is sinds 22 januari 1996 als statutair directeur in dienstbetrekking werkzaam bij [A] B.V. Het salaris van belanghebbende bedroeg in het jaar 2000 ƒ 258.715 (€ 117.400). In 2001 bedroeg zijn salaris ƒ 292.051 (€ 132.527) en in 2002 ƒ 311.655 (€ 141.423).

2. De aandelen van [A-1] B.V. zijn tot aan het moment van verkoop voor 100% in handen van [A-2] Beheer B.V. De aandelen van [A] Beheer B.V. worden gehouden door [A-3] B.V. (75%) en een participatiemaatschappij (25%).

3. De aandelen [A-2] Beheer B.V. zijn in het jaar 2000 verkocht aan [B] (een destijds beursgenoteerde onderneming). Naar aanleiding van deze verkoop heeft belanghebbende een eenmalige bonus ontvangen van [A-3] B.V. van ƒ 500.000 (€ 226.890).

4. In geschil is het antwoord op de vraag of het bijzondere tarief als bedoeld in artikel 57, tweede lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet) van toepassing is op het door belanghebbende ontvangen bedrag van

ƒ 500.000. Deze vraag wordt door belanghebbende bevestigend en door de Inspecteur ontkennend beantwoord. Niet tussen partijen in geschil is dat het ontvangen bedrag tot het loon in de zin van artikel 10 van de Wet op de loonbelasting 1964 behoort.

5. Ingevolge artikel 57, eerste lid, onderdeel h en tweede lid, van de Wet is het bijzonder tarief van 45 percent van toepassing op inkomsten die worden genoten ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten en op inkomsten die worden genoten ter zake van het staken of nalaten van werkzaamheden (artikel 31, eerste en tweede lid, van de Wet).

6. De bonus van ƒ 500.000 vindt zijn grondslag in het namens de directie en commissarissen van [A-2] Beheer B.V. op 8 december 1999 gedateerde voorstel aan de directeuren van [A]. De inhoud hiervan luidt - voorzover hier van belang - als volgt.

"Gesproken is over de positie van beide directeuren nu het besluit genomen is om de vennootschap te vervreemden. Overwegende dat de directeuren van belang geweest zijn bij de ontwikkeling van de vennootschap in de laatste jaren en een rol spelen in de geslaagde overgang naar een gewenste nieuwe eigendomsverhouding, stellen directie en commissarissen aan aandeelhouders voor een beloning toe te kennen ter grootte van

ƒ 500.000,- voor ieder der directeuren bij een loyale medewerking aan de verkoop en met inachtneming van het onderstaande. De vennootschap zal binnen haar mogelijkheden meewerken aan de door ieder der directeuren gewenste vorm van uitkering na afsluiting van de verkoopovereenkomst.

Tijdens het verkoop traject zullen beide directeuren worden ingelicht over en betrokken bij de voortgang teneinde die medewerking ook te schragen en zonodig hun inbreng te verkrijgen. De vennootschap baseert zich er op dat voortzetting van het huidige dienstverband onder een nieuwe eigenaar in aller belang is. Het maakt immers deel uit van de aan de basis van het verkoop traject gestelde uitgangspunten (…).

In het kader van deze afspraak vraagt de vennootschap van de directeuren de verklaring dat zij bereid zijn hun functie te blijven vervullen, tenzij dat in redelijkheid niet van ze kan worden verwacht.

Aandeelhouders vragen tevens hun instemming met de prioriteitsstelling dat in het belang van een zo krachtig mogelijke positionering van het bedrijf, actief zal worden gezocht naar een strategische koper."

7. Belanghebbende betoogt daarenboven dat:

- de betaling aangemerkt dient te worden als compensatie voor de omstandigheid dat de positie van belanghebbende als statutair directeur binnen het nieuwe - en veel grotere - concern risicovoller is dan binnen de bestaande concernsituatie. Hierbij dient met name de beperkte ontslagbescherming voor een statutair directeur in aanmerking genomen te worden. In zoverre is sprake van een vergoeding genoten ter vervanging van te derven inkomsten.

- de betaling voorts is gedaan om te voorkomen dat belanghebbende een procedure jegens zijn werkgever zou opstarten wegens het ontstaan van een verslechterde arbeidspositie na verkoop van de aandelen. In zoverre is sprake van een vergoeding genoten ter zake het nalaten van werkzaamheden.

8. Volgens de Inspecteur is noch sprake van inkomsten die worden genoten ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten noch sprake van inkomsten ter zake van het staken of nalaten van werkzaamheden. De Inspecteur stelt dat de arbeidssituatie voor belanghebbende na verkoop van de aandelen niet is gewijzigd. Belanghebbende is na de verkoop van de aandelen statutair directeur gebleven en er was geen reden om aan te nemen dat belanghebbende met ontslag werd bedreigd. Voorts stelt de Inspecteur dat de oorzaak van de betaling is gelegen in de geslaagde verkoop en de loyale medewerking daaraan door belanghebbende. Er is volgens de Inspecteur dan ook sprake van een in het jaar 2000 naast het reguliere salaris genoten extra beloning.

9. Naar het oordeel van het Hof is het bijzondere tarief als voormeld niet van toepassing. Op geen enkele wijze is gebleken of aannemelijk geworden dat sprake is van een vooruit- of nabetaling van salaris. Het bedrag van ƒ 500.000 is mitsdien niet genoten ter vervanging van gederfde of te derven inkomsten. De stelling van belanghebbende dat de vergoeding is betaald om belanghebbende te compenseren voor de risicovollere positie na de verkoop van de aandelen kan hem niet baten. Zo er als sprake is van een risicovollere positie, dan nog kwalificeert dit niet als een situatie waarvoor toepassing van het bijzondere tarief geldt. Voorts is geen sprake van een vergoeding ter zake van het nalaten of staken van werkzaamheden nu belanghebbende zijn werkzaamheden onverminderd heeft voortgezet.

10. Het beroep is ongegrond.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- bevestigt de uitspraak waarvan beroep.

Aldus gedaan op 1 oktober 2003 door mr. J.B.H. Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. A.M.F. Geerling als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(A.M.F. Geerling) (J.B.H. Röben)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 otober 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.