Home

Gerechtshof Arnhem, 07-11-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV5720 AN9140, 01-01633

Gerechtshof Arnhem, 07-11-2003, ECLI:NL:GHARN:2003:BV5720 AN9140, 01-01633

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 november 2003
Datum publicatie
2 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AN9140
Zaaknummer
01-01633

Inhoudsindicatie

Voor het onderhavige jaar is aan belanghebbende voor de woning te [Q] een aanslag verontreinigingsheffing opgelegd van f 345. Daarbij is uitgegaan van drie vervuilingseenheden en een tarief van f 115 per vervuilingseenheid. Belanghebbende stelt dat de aanslag moet worden opgelegd op basis van 1 vervuilingseenheid omdat hij in het onderhavige jaar als enige een (beperkt) gebruik van de woning heeft gemaakt

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

derde enkelvoudige belastingkamer

nummer 01/01633 (verontreinigingsheffing)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : De ambtenaar belast met de heffing van de waterschapsbelasting van het Waterschap Zuiderzeeland (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : verontreinigingsheffing 2001

nummer : [01]

mondelinge behandeling : op 1 augustus 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende

waarbij niet verschenen : de Ambtenaar met kennisgeving aan het Hof

mondelinge behandeling : op 7 november 2003 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede [de Ambtenaar]

gronden:

1. Belanghebbende woont aan de [a-weg 1 te Z]. Hij is eigenaar van de in [Q] gelegen woning aan de [b-weg 2]. Deze woning werd in het onderhavige jaar niet verhuurd.

2. Voor het onderhavige jaar is aan belanghebbende voor de woning te [Q] een aanslag verontreinigingsheffing opgelegd van f 345. Daarbij is uitgegaan van drie vervuilingseenheden en een tarief van f 115 per vervuilingseenheid.

3. Belanghebbende stelt dat de aanslag moet worden opgelegd op basis van 1 vervuilingseenheid omdat hij in het onderhavige jaar als enige een (beperkt) gebruik van de woning heeft gemaakt. Ter zitting heeft belanghebbende verklaard dat hij het plan heeft opgevat de woning te splitsen teneinde deze te kunnen verhuren en dat hij de afgelopen jaren alleen maar in de woning aanwezig is geweest om aan dat plan uitvoering te geven.

4. De aanslag is aan belanghebbende opgelegd op grond van de Verordening verontreinigingsheffing Waterschap Zuiderzeeland 2001 (hierna: de verordening).

5. Ingevolge artikel 16, eerste lid, van de verordening is de vervuilingswaarde van een woonruimte 3 vervuilingseenheden, met dien verstande dat voor een woonruimte die door één persoon wordt gebruikt, op aanvraag van de gebruiker, de vervuilingswaarde op 1 vervuilingseenheid wordt vastgesteld.

6. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt in dezen met zich mede dat belanghebbende die vermindering van het aantal vervuilingseenheden bepleit aannemelijk maakt dat hij in het onderhavige jaar de enige gebruiker van de woning te Lelystad was. Hij heeft daartoe ter zitting van 3 augustus 2003 overgelegd afschriften van een formulier 'meterstandopname' van [watermaatschappij], een waterfactuur 3 februari 2000, nummer [002], en een op 29 juli 2003 getekende verklaring van mevrouw [A], wonende [b-weg 3 te Q].

7. Uit genoemde waterfactuur blijkt een gemiddeld waterverbruik van 2 m³ in 1998 en een gemiddeld verbruik van 6 m³ in het jaar 1999. Voorts heeft belanghebbende ter zitting onweersproken gesteld dat het waterverbruik in de periode 7 juni 1999 (plaatsing nieuwe meter) tot en met 16 april 2003 6 m³ bedraagt.

8. De onder 6 genoemde verklaring vermeld dat belanghebbende in de periode 2001 tot heden (29 juli 2003) enige gebruiker van de woning [b-weg 2] is geweest.

9. Deze gegevens van belanghebbende vormen naar het oordeel van het Hof een begin van bewijs van de juistheid van zijn stelling dat hij in het onderhavige jaar de enige gebruiker van de woning was. Dit brengt met zich mee dat de Ambtenaar daartegenover gegevens dient aan te voeren waaruit volgt dat belanghebbende in het onderhavige jaar niet de enige gebruiker van de woning was. De Ambtenaar heeft het van hem verlangde tegenbewijs niet geleverd. In tegendeel: de verklaring van de Ambtenaar ter zitting dat de door hem kortelings bezochte woning een onbewoonbare indruk op hem maakte ondersteunt eerder het standpunt van belanghebbende.

10. Op grond van het vorenstaande acht het Hof aannemelijk geworden dat belanghebbende in het onderhavige jaar de enige gebruiker van de onderhavige woning was. De aanslag dient dienovereenkomstig te worden verminderd.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 37 (2x reiskosten).

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vermindert de onderhavige belastingaanslag tot € 52,18 (f 115);

- gelast het waterschap het griffierecht van € 27,23 aan belanghebbende te vergoeden;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 37, en wijst het waterschap aan als de rechtspersoon die het griffierecht en de proceskosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 7 november 2003 door mr. N.E. Haas, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (N.E. Haas)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 november 2003

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.