Home

Gerechtshof Arnhem, 13-11-2003, AN9648, 02-01154

Gerechtshof Arnhem, 13-11-2003, AN9648, 02-01154

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
13 november 2003
Datum publicatie
9 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AN9648
Zaaknummer
02-01154
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 1:2, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:6

Inhoudsindicatie

Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De bezwaartermijn eindigde derhalve op 29 mei 2001. Het bezwaarschrift is blijkens een door de Ambtenaar daarop geplaatst ontvangststempel ontvangen op 6 juni 2001. Mitsdien is het bezwaarschrift niet ingediend vóór het einde van de wettelijke termijn.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

derde meervoudige belastingkamer

nummer 02/01154 (WOZ)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X-1 en X-2], beiden wonende te [Z] (hierna: belanghebbenden), tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift betreffende na te melden gegeven beschikking op grond van de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ).

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. De beschikking is genummerd 14993 en gesteld ten name van [X] Beheer BV op het adres [postbus 1 te Z]. Zij draagt als dagtekening 17 april 2001. Zij vermeldt voor het object met het nummer [001], nader aangeduid als [a-weg 1 te Z], een waarde van ƒ 1.508.000. De beschikking is gegeven voor het tijdvak dat loopt van 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waardepeildatum is 1 januari 1999.

1.2. Na tegen de beschikking gemaakt bezwaar heeft de Ambtenaar bij de bestreden uitspraak de bezwaren ongegrond verklaard en de vastgestelde waarde gehandhaafd.

1.3. Belanghebbenden zijn van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbenden hebben een conclusie van repliek ingediend, de Ambtenaar een conclusie van dupliek.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 11 september 2003 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord [A], advocaat-belastingkundige te [Q], vergezeld door [X-1] voornoemd en [B], makelaar in en taxateur van onroerende zaken, gevestigd te [R], alsmede [deAmbtenaar].

2. Feiten

2.1. Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.2. Op 12 maart 1985 verkreeg [X] Beheer BV de eigendom van de loods met ondergrond, erf en bijgelegen terrein, staande en gelegen aan de [a-weg 1 te Z] (hierna ook wel: het object).

2.3. Bij akte van levering, notarieel verleden op 4 januari 2001, zijn [X-1 en X-2] voornoemd eigenaar geworden van het object.

2.4. De Ambtenaar heeft met betrekking tot de in 2.2. genoemde onroerende zaak de in 1.1. genoemde beschikking verzonden.

2.5. Op briefpapier van "[X-1 & X-2 te Z]" is tegen de vorenbedoelde beschikking bezwaar gemaakt. Het bezwaarschrift is gedagtekend 31 mei 2001 en ondertekend door [X-Y]. Het bezwaarschrift is, blijkens een daarop geplaatst stempel van ontvangst, bij de gemeente Kampen binnengekomen op 6 juni 2001.

2.5. De Ambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. De uitspraak op het bezwaarschrift is op 19 februari 2002 verzonden aan [X] Beheer BV, [postbus 1 te Z].

2.6. Op 22 februari 2002 zond Mw. [X-Y] een brief aan de gemeente Kampen, afdeling Financiën en Belastingen, met - onder meer - de volgende inhoud:

"Heden kwamen wij via [x-bedrijf X] in het bezit van bovengenoemd schrijven (Hof: de uitspraak op het bezwaarschrift) gericht aan [X Beheer, postbus 1, postcode te Z].

Aangezien [X] Beheer sedert 1998 is gewijzigd [C B.V., b-weg 2, postcode te Z], verzoeken wij u alle post die bestemd is voor voorheen [X] Beheer te zenden aan [C] B.V.

In bovengenoemde zaak m.b.t. WOZ beschikking delen wij u mede, dat u een bezwaarschrift heeft ontvangen van de huidige eigenaren (sedert 2001) [X-1 & X-2, p/a a-weg 1, postcode te Z] en verzoeken u daarom alle correspondentie omtrent bovengenoemd bezwaarschrift te zenden aan eerder genoemd adres.

Vertrouwende dat u deze adreswijzigingen in uw bestand zult doorvoeren,

(…)"

2.7. [A] voornoemd zond op 25 februari 2002 een brief aan de gemeente Kampen, Afdeling Financiën en Belastingen, met - onder meer - de volgende inhoud:

"Ingesloten treft U aan een copie van Uw beschikking van 19 februari j.l. met betrekking tot het bezwaar, dat mijn cliënten, de heren [X-1 en X-2] indienden tegen Uw WOZ-beschikking nummer 14993 inzake objectnummer [001].

Terzake heb ik van cliënten opdracht gekregen om een nader onderzoek te doen naar de beroepsmogelijkheden."

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag op welk bedrag de waarde van het object voor het onderhavige tijdvak moet worden vastgesteld.

3.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de waarde ƒ 885.000 bedraagt, het bedrag waarvoor het object is getaxeerd in het kader van de overdracht door [C] BV aan [X-1 en X-2]. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het beroep stellen belanghebbende dat het is ingesteld namens [C] BV. Met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaarschrift stellen belanghebbenden dat de beschikking door een onjuiste adressering eerst op 22 april 2001 ter bestemde plaatse is gekomen. Uitgaande van een verzending op 31 mei 2001 is het bezwaarschrift tijdig ingediend.

3.3. De Ambtenaar is van mening dat de waarde ƒ 1.508.000 bedraagt en dat de beschikking terecht op naam van [X] Beheer BV is gesteld. Als sprake is geweest van een onjuiste adressering is dat niet aan hem te wijten. De beschikking is op de juiste wijze bekendgemaakt. Het bezwaarschrift was niet-ontvankelijk.

3.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Daaraan is ter zitting - kort en zakelijk weergegeven en voor zover thans nog van belang - nog het volgende toegevoegd.

3.4.1. Namens belanghebbenden:

Het bezwaarschrift is impliciet ontvankelijk verklaard. Dan hoort daar in beroep geen probleem meer van gemaakt te worden. Het adres [postbus 1 te Z] werd sedert 1998 niet meer door [C] BV gebruikt maar door een dochter-BV die inmiddels was verkocht. De adreswijziging is mondeling bij de gemeente aan de orde gesteld, onder meer bij een gesprek over de uitgifte van nieuw industrieterrein. De termijn van zes weken vangt eerst aan op 22 april 2001, de dag waarop de beschikking ter bestemde plaatse is gekomen. Verzending van het bezwaarschrift op 31 mei 2001 is dan tijdig. Het bezwaarschrift is dan tijdig ingediend.

3.4.2. Namens de Ambtenaar:

Eerst op 22 februari 2002 is een mededeling omtrent de adreswijziging ontvangen. Als datum van de bekendmaking van de beschikking geldt 17 april 2001. In het kadaster was [X] Beheer BV op 1 januari 2001 nog als eigenaar van het object ingeschreven. De beschikking mocht derhalve op die naam gesteld worden. De beide heren [X-1 en X-2] waren geen belanghebbende.

3.5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de waarde. De Ambtenaar concludeert, naar het Hof begrijpt, nader en in afwijking van het verweerschrift, tot vernietiging van de uitspraak en niet-ontvankelijk verklaring van het bezwaar.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De bestreden uitspraak is, evenals de beschikking, gericht aan [X] Beheer BV te [Z]. Het beroepschrift en de inleidende opmerking in de conclusie van repliek laten er geen misverstand over bestaan dat de stukken zijn ingediend namens [X-1 en X-2 te Z]. Ook uit het bezwaarschrift en de in 2.7. geciteerde brief blijkt dat de beide heren [X-1 en X-2] zich als belanghebbenden beschouwden. Zij kunnen echter niet als direct belanghebbenden in de onderhavige procedure worden aangemerkt. Daaraan kan niet afdoen dat zij met ingang van 4 januari 2001 de eigendom van het object hebben verworven, evenmin als de omstandigheid dat in de aanhef van de conclusie van repliek is vermeld: "inzake [C BV te Z]". [X-1 en X-2] kunnen slechts in een bezwaar- en beroepsprocedure over de waarde van het object worden betrokken op de wijze, geregeld in artikel 26 en eventueel artikel 28 van de Wet WOZ.

4.2. Op grond van het in 4.1. overwogene is het Hof van oordeel dat belanghebbenden niet-ontvankelijk zijn in hun beroep.

4.3. Het Hof overweegt ten overvloede, met betrekking tot de ontvankelijkheid van het bezwaar, als volgt.

4.4. Het Hof hecht geloof aan de verklaring van de Ambtenaar dat de adreswijziging van [C] BV (voorheen [X] Beheer BV) hem niet eerder bekend is geworden dan met de brief van 22 februari 2002. Belanghebbenden maken, met de enkele stelling dat de adreswijziging eerder mondeling bij de gemeente bekend is gemaakt, het tegendeel niet aannemelijk. Zulks heeft tot gevolg dat de beschikking die, gelet op de kadastrale inschrijving op 1 januari 2001, ten name van [X] Beheer BV gesteld kon worden op de juiste wijze is bekendgemaakt. De termijn waarbinnen een bezwaarschrift kon worden ingediend ving derhalve aan op 18 april 2001.

4.5. Op grond van artikel 6:7 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) bedraagt de termijn voor het indienen van een bezwaarschrift zes weken. De bezwaartermijn eindigde derhalve op 29 mei 2001. Het bezwaarschrift is blijkens een door de Ambtenaar daarop geplaatst ontvangststempel ontvangen op 6 juni 2001. Mitsdien is het bezwaarschrift niet ingediend vóór het einde van de wettelijke termijn.

4.6. Een bezwaarschrift is ook nog tijdig ingediend indien het vóór het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikel 6:9, tweede lid, Awb). Het bezwaarschrift is gedagtekend 31 mei 2001 en blijkens een aantekening op het bezwaarschrift was de poststempel op de enveloppe waarin het bezwaarschrift is verzonden 5 juni 2001. Naar het oordeel van het Hof maken belanghebbenden niet aannemelijk dat het bezwaarschrift tijdig, dat wil zeggen uiterlijk op 29 mei 2001, is verzonden. Nu het bezwaarschrift bovendien later dan een week na afloop van de termijn door de Ambtenaar is ontvangen kan de vorenstaande regel belanghebbenden niet baten.

4.7. Belanghebbenden hebben slechts aangevoerd dat de bezwaartermijn eerst was aangevangen op 22 april 2001, de dag waarop de beschikking hun bekend werd. Zij hebben overigens geen feiten of omstandigheden vermeld waaraan het is te wijten dat zij het bezwaarschrift te laat hebben ingediend. Nu niet is gebleken van feiten of omstandigheden op grond waarvan redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat belanghebbenden in verzuim zijn geweest, was het bezwaar wegens termijnoverschrijding niet-ontvankelijk.

4.8. Ook op de grond als is vermeld in 4.1. had de Ambtenaar het bezwaarschrift niet ontvankelijk moeten verklaren.

4.9. Nu moet worden geoordeeld dat het bezwaarschrift te laat is ingediend kan in het midden blijven of de Ambtenaar het bezwaarschrift had moeten aanmerken als een verzoek in de zin van artikel 26 of artikel 28 van de Wet WOZ. Het oordeel over de tijdigheid van het geschrift als bezwaarschrift tegen de hiervoor genoemde WOZ-beschikking verandert daardoor immers niet en van een belastingaanslag waartegen het geschrift als tijdig bezwaarschrift kon zijn gericht (en waarvan de behandeling alsdan had moeten worden aangehouden; vergelijk Hoge Raad 11 juli 2003 nr. 37 438, VN 2003/35.20) is niets gebleken. Niets staat echter de Ambtenaar in de weg om, indien nog relevant, het bezwaarschrift in vorenvermelde zin op te vatten.

5. Proceskosten

Het Hof vindt geen termen aanwezig om de Ambtenaar te veroordelen in de kosten die belanghebbenden in verband met de behandeling van hun beroep bij het Hof hebben moeten maken.

6. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan te Arnhem op 13 november 2003 door de vice-president mr. J.B.H. Röben als voorzitter, mr. J.P.M. Kooijmans en mr. drs. R.F.C. Spek, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier. Bij verhindering van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. Kooijmans voornoemd.

(W.J.N.M. Snoijink) (J.P.M. Kooijmans)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 november 2003

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.