Home

Gerechtshof Arnhem, 20-11-2003, AN9663, 01-02600

Gerechtshof Arnhem, 20-11-2003, AN9663, 01-02600

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
20 november 2003
Datum publicatie
9 december 2003
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2003:AN9663
Zaaknummer
01-02600

Inhoudsindicatie

Belanghebbende stelt dat hij de voornoemde kennis, know-how e.d. heeft overgedragen aan de b.v. en wel vanuit zijn persoonlijke onderneming binnen het verband waarvan hij een-en-ander heeft ontwikkeld. Indien aan deze kennis een waarde in het economische verkeer had kunnen worden toegerekend, had daarvan redelijkerwijs in de resultatenrekening van de eenmanszaak moeten blijken en had in het bijzonder de boekwinst behaald met de overdracht aan de b.v. in de resultatenrekening tot uiting moeten komen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 01/02600 (inkomstenbelasting)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/Ondernemingen [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de hem voor het jaar 1998 opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.

1. Aanslag en bezwaar

1.1. De aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van ƒ 409.066, waarvan belast naar een tarief van 25% een inkomensbestanddeel ten belope van ƒ 344.194, met toepassing van een belastingvrije som van ƒ 16.824.

1.2. Bij zijn uitspraak op het bezwaar van belanghebbende heeft de Inspecteur de aanslag gehandhaafd.

2. Geding voor het Hof

2.1. Het beroepschrift, gedagtekend 6 november 2001, is ter griffie ontvangen per fax op 9 november 2001 en per post op 12 november 2001.

2.2. Tot de stukken van het geding behoren het verweerschrift alsmede de door belanghebbende ter zitting overgelegde pleitnotitie.

2.3. Bij het onderzoek ter zitting van 24 oktober 2003 te Arnhem zijn gehoord belanghebbende alsmede [de Inspecteur].

3. De vaststaande feiten

3.1. Belanghebbende heeft op 11 april 1997 200 aandelen à ƒ 100 nominaal verkregen van de te [Q] gevestigde besloten vennootschap [A b.v.]. Belanghebbendes aandelenbezit beliep 50 percent van het totaal geplaatst en gestort kapitaal. De andere 50 percent was in het bezit van [B], kantoorhoudend te [Q].

3.2. Bij akte van 31 oktober 1997 heeft belanghebbende 18 van zijn 200 aandelen in [A b.v.] geleverd aan [C te Q] voor een bedrag van ƒ 50.000. Deze levering is kennelijk gebaseerd op een - in kopie tot de stukken behorende - overeenkomst van juli 1997 tussen [C] en [A b.v.], bij welke gelegenheid (zie punt 5 van de desbetreffende overeenkomst) [C] van [X] 4,5 percent van het totale aandelenkapitaal koopt voor een bedrag van ƒ 50.000.

3.3. Belanghebbende heeft, kennelijk uitgaande van een verkrijgingprijs van ƒ 100 per aandeel, terzake van deze transactie een winst uit aanmerkelijk belang (hierna: AB) berekend en in zijn aangifte inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 1997 vermeld van ƒ 48.200. Deze berekening is door de Inspecteur bij de vaststelling van de aanslag over dat jaar gevolgd.

3.4. Bij akte van 7 augustus 1998 heeft belanghebbende aan [C] voornoemd geleverd 28 aandelen [A b.v.] voor een bedrag van ƒ 1 per stuk en 25 aandelen [A b.v.] voor een bedrag "gelijk aan 32,5 percent van de waarde in het economische verkeer hetgeen schuldig wordt gebleven".

Bij dezelfde akte levert belanghebbende aan [B] voornoemd 58 aandelen [A b.v.] à ƒ 1 per stuk.

3.5. Na splitsing van de aandelen [A b.v.] in een verhouding van 1 op 100, leveren belanghebbende, [C] en [B] voornoemd aan de besloten vennootschap [D b.v. te R] respectievelijk 789, 789 en 2.866 aandelen in de inmiddels [E b.v.] geheten b.v. voor een bedrag van in totaal ƒ 1.000.000, een en ander bij akte van 17 september 1998.

3.6. Enige maanden daarna ontstonden er problemen binnen [E b.v.] die ertoe hebben geleid dat belanghebbende in het begin van het jaar 1999 zijn functie van directeur der b.v. moest opgeven en zijn resterende aandelenbezit voor nihil moest overdragen aan de vennootschap.

3.7. Belanghebbende heeft voor het onderhavige jaar 1998 aangifte gedaan naar een belastbaar inkomen van ƒ 58.079. In zijn aangifte heeft belanghebbende melding gemaakt van een AB-winst van nihil. Als toelichting heeft hij vermeld:

"Bij de ink ab NLG 0 aangegeven. In '98 is door mij een bedrag op aandelen ontvangen. Het bedrag dat overblijft nadat daarvan de inkoop is afgetrokken is door mij verrekend tot NLG 0 (voorlopig).

Reden: na de datum van verkoop van de aandelen heeft de onderneming een dramatische ontwikkeling doorgemaakt. De waarde van de onderneming reduceerde in korte tijd tot NLG 0 en mijn zorgvuldig opgebouwde naam binnen de branche liep zeer grote schade op.

Zodanig dat ik, na mijn gedwongen ontslag in maart 1999, tot op heden geen baan heb kunnen krijgen. Deze schade is door mij getaxeerd op een veel hoger bedrag dan het verlies op de aandelen."

3.8. De Inspecteur heeft daarop een boekenonderzoek ingesteld over de jaren 1996 tot en met 1998. Daarbij is onder meer gebleken.

3.8.1. Belanghebbende heeft in de jaren 1996 tot en met 1998 een eenmanszaak geëxploiteerd. In het kader van deze eenmanszaak heeft hij in 1996 aan de Stichting [F te S] gefactureerd een bedrag van ƒ 14.053 inclusief omzetbelasting en beliep zijn overige omzet in dat jaar een bedrag van ƒ 1.625. Voorts ontving belanghebbende van voornoemde stichting in dat jaar een reiskostenvergoeding van ƒ 8.765.

3.8.2. In het jaar 1997 heeft belanghebbende in zijn eenmanszaak een omzet inclusief omzetbelasting behaald van ƒ 12.932.

3.8.3. In het jaar 1998 lagen de activiteiten van het eenmansbedrijf nagenoeg stil. Belanghebbende ontving in dit jaar van een Belgische onderneming een bedrag van ƒ 4.230.

3.9. Belanghebbende heeft in zijn achtereenvolgende aangiften over de jaren 1996 tot en met 1998 geen melding gemaakt van de door hem in die jaren behaalde ondernemingswinst.

3.10. Het boekenonderzoek heeft ertoe geleid dat partijen een vaststellings-overeenkomst hebben gesloten op 13 november 2000, waarbij onder meer het door belanghebbende aangegeven belastbaar inkomen over 1998 werd verhoogd met

"meer winst uit onderneming" ƒ 4.230

"winst uit AB" - 344.194

"door hoger onzuiver inkomen minder aftrek giften" - 2.573

aangegeven belastbaar inkomen - 58.069

belastbaar inkomen na correctie ƒ 409.066.

In de vaststellingsovereenkomst is het volgende opgenomen:

"Belastingplichtige gaat akkoord met de vastgestelde winst uit onderneming.

Hij is eveneens akkoord met de wijze waarop de winst uit aanmerkelijk belang werd berekend.

Hij is echter de mening toegedaan dat in afwijking van bovengenoemde berekening de winst uit aanmerkelijk belang op nihil moet worden vastgesteld en wel om de volgende reden:

Na de datum van verkoop van de aandelen heeft de onderneming een dramatische ontwikkeling doorgemaakt. De waarde van de onderneming reduceerde in korte tijd tot nihil en de zorgvuldig opgebouwde naam van belastingplichtige binnen de branche liep zeer grote schade op. Deze schade was zodanig dat hij na een gedwongen ontslag in maart 1999 geen baan kon krijgen. Deze schade werd door belastingplichtige op een veel hoger bedrag geschat dan de behaalde winst uit aanmerkelijk belang. Naar zijn mening dient de winst uit aanmerkelijk belang derhalve op nihil gesteld te worden. Hij gaat derhalve niet akkoord met de vastgestelde winst.

Belastingplichtige zal derhalve na ontvangst van de definitieve aanslag 1998 dan ook een bezwaarschrift met betrekking tot de correctie winst uit aanmerkelijk belang indienen.

Afstand van rechtsmiddelen

Belastingplichtige zal geen gebruik maken van andere rechtsmiddelen om de juistheid van de aanslagen inkomstenbelasting 1996, 1997 en 1998 te bestrijden. Dit met uitzondering van de aangebrachte correctie winst uit aanmerkelijk belang 1998 en de correctie in de aftrekbare giften 1998. Deze laatste correctie wordt veroorzaakt door de correctie winst uit aanmerkelijk belang."

3.11. In de door [E b.v.] over het boekjaar 1998 (1 januari 1998 tot en met 31 december 1998) gedane aangifte wordt geen melding gemaakt van enige storting van informeel kapitaal in de b.v.

4. Conclusies van partijen

4.1. Belanghebbende verzoekt in beroep de uitspraak te vernietigen en de aanslag te verminderen tot een, berekend naar een geheel naar het tabeltarief belast inkomen van primair naar het Hof begrijpt ƒ 61.876 en subsidiair kennelijk nihil.

4.2. Belanghebbende neemt het standpunt in dat hij ten behoeve van een door hem ontwikkeld idee in de periode vanaf 1994 tot en met 31 maart 1998 een bedrag aan voorbereidende kosten heeft gemaakt van ten minste ƒ 778.000, zijnde 2.970 uren à ƒ 250 per uur en 60.000 kilometers à ƒ 0,60 per kilometer en dat hij de waarde van deze voorbereidingskosten heeft ingebracht in de b.v. bij wijze van informele kapitaalstorting.

4.3. De na augustus 1998 opgetreden sterke waardedaling van de aandelen alsmede het daaropvolgende verlies van zijn positie op de arbeidsmarkt rechtvaardigen geen winst uit AB te constateren. Subsidiair concludeert belanghebbende dat het verlies op de door hem gedane investeringen ad ƒ 778.000 als winst uit onderneming in aanmerking moet worden genomen.

4.4. De Inspecteur neemt het standpunt in dat de winst uit AB terecht en tot het juiste bedrag in aanmerking is genomen en concludeert tot bevestiging van de uitspraak.

4.5. Voor een uitvoeriger weergave van de standpunten van partijen wordt verwezen naar de van hen afkomstige stukken, waaronder de pleitnotitie van belanghebbende.

4.6. Hetgeen partijen voorts ter zitting hebben opgemerkt, is opgenomen in het proces-verbaal van het ter zitting verhandelde, waarvan een kopie aan deze uitspraak is aangehecht.

5. Overwegende omtrent het geschil:

5.1. Belanghebbende stelt dat hij vanaf het jaar 1994 onderzoek heeft gedaan naar de haalbaarheid van een programma in de door hem zo genoemde "loyaliteitsmarkt" en daartoe een netwerk van contacten heeft opgebouwd. Het programma betrof het uitbrengen van een plasticcard waarmee houders legio voordelen zouden kunnen verkrijgen binnen de sport- en leisurebranche, bij de aankoop van bruin- en witgoed, bij verzekeringsmaatschappijen en bij het boeken van vlieg- en vakantiereizen. Bovendien waren aan de kaart een aantal financiële diensten verbonden, zoals hypotheken tegen de laagste vergoeding in Nederland en spaarprogramma's met de hoogste rentevergoeding.

5.2. Belanghebbende stelt voorts dat deze werkzaamheden gaandeweg een object zijn gaan vormen waaraan in het economische verkeer waarde valt toe te kennen in de vorm van goodwill, know-how e.d. Voorts stelt belanghebbende dat hij deze waarde destijds in de b.v. heeft ingebracht bij wijze van storting van informeel kapitaal, zodat bij de berekening van de door hem in het onderhavige jaar behaalde resultaat uit verkoop van een AB-pakket, de verkrijgingsprijs van de desbetreffende aandelen niet alleen bestaat uit het bedrag dat door hem bij de verwerving van die aandelen daadwerkelijk is betaald, maar ook uit het door hem aldus gestorte informeel kapitaal.

5.3. Belanghebbende heeft een vijftigprocents belang in de b.v. op 11 april 1997 verkregen tegen betaling van het nominale bedrag van de aandelen. Een redelijke verdeling van de bewijslast brengt mee dat belanghebbende aannemelijk maakt dat hij in de periode vanaf 11 april tot en met 7 augustus 1998 bewust en zonder verrekening activa aan de b.v. heeft doen toekomen, waarvan de inbreng als storting van informeel kapitaal kan worden beschouwd. Een zodanige inbreng dient in de boekhouding en de jaarstukken van de b.v. tot uiting te komen.

5.4. Belanghebbende heeft op dit punt geen enkel bewijs bijgebracht. De Inspecteur heeft daarentegen door overlegging van de jaarstukken van de b.v. over het jaar 1998 aannemelijk gemaakt dat van bedoelde inbreng, in ieder geval in het jaar 1998, geen sprake is geweest, terwijl blijkens diezelfde jaarstukken per aanvang van het boekjaar geen informeel kapitaal aanwezig was.

5.5. Het Hof overweegt daarbij het volgende.

Belanghebbende stelt dat hij de voornoemde kennis, know-how e.d. heeft overgedragen aan de b.v. en wel vanuit zijn persoonlijke onderneming binnen het verband waarvan hij een-en-ander heeft ontwikkeld. Indien aan deze kennis een waarde in het economische verkeer had kunnen worden toegerekend, had daarvan redelijkerwijs in de resultatenrekening van de eenmanszaak moeten blijken en had in het bijzonder de boekwinst behaald met de overdracht aan de b.v. in de resultatenrekening tot uiting moeten komen. Belanghebbende verwijst ter zake wel naar de boeken en bescheiden van zijn persoonlijke onderneming, doch heeft deze tot bewijs van zijn standpunt niet overgelegd. Daartoe was des te meer reden, omdat de Inspecteur stelt dat jaarrekeningen van belanghebbendes onderneming in het onderhavige jaar, zoals ook in de beide voorgaande jaren, afwezig waren en belanghebbende noch in 1997 noch in 1998 winst uit onderneming heeft aangegeven.

5.6. De omstandigheid dat kopers in de loop van 1997 en 1998 bereid bleken aanzienlijk hogere bedragen voor de verwerving van de aandelen te betalen dan de door belanghebbende in april 1997 betaalde nominale waarde ervan, zegt iets over de waarde die de respectieve kopers op de desbetreffende momenten aan de aandelen toekenden, maar is geenszins een bewijs voor de juistheid van belanghebbendes stelling, dat hij informeel kapitaal in de b.v. heeft gestort.

5.7. Het vorenstaande brengt mede dat voor de berekening van de door belanghebbende in het onderhavige jaar behaalde AB-winst, als verkrijgingprijs van de door hem verkochte aandelen in de b.v. geen hoger bedrag dan ƒ 100 per aandeel (inzake de transactie van 7 augustus 1998) respectievelijk ƒ 1 per aandeel (inzake de transactie van 17 september 1998) kan worden gehanteerd.

5.8. De Inspecteur heeft derhalve de AB-winst overeenkomstig de wettelijke bepalingen berekend.

5.9. De omstandigheid dat na de verkoop op 7 augustus 1998 de waarde van de nog in het bezit van belanghebbende gebleven aandelen aanzienlijk is gedaald, kan er niet tot leiden een daadwerkelijk behaalde AB-winst niet of tot een lager bedrag in de heffing te betrekken.

5.10. Belanghebbendes stelling dat bedoelde daling van de waarde van zijn aandelenbezit als geleden verlies in aanmerking moet worden genomen bij de bepaling van zijn winst uit persoonlijke onderneming.

5.10.1. Voor zover belanghebbende bedoelt dat dat verlies ten laste van het onderhavige jaar zou moeten komen, stuit het reeds af op de tussen partijen gesloten vaststellingsovereenkomst waarbij de winst uit onderneming beide partijen bindend is vastgesteld op het bedrag van ƒ 4.230.

5.10.2. Voor zover belanghebbende mocht willen stellen dat dat verlies in het jaar 1999 daadwerkelijk is geleden en in dat jaar in aanmerking moet worden genomen, kan die stelling in deze procedure die immers het jaar 1998 betreft, niet behandeld worden.

6. Al hetgeen hiervoor is overwogen, voert tot de conclusie dat belanghebbendes beroep niet gegrond is.

Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Recht doende:

Bevestigt de uitspraak, waarvan beroep.

Aldus gedaan te Arnhem op 20 november 2003 door mr. N.E. Haas, voorzitter, mr. F.J.P.M. Haas en mr. W.M.G. Visser, in tegenwoordigheid van mr. Jansen, als griffier.

(D.N.N. Jansen) (N.E. Haas)

De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 20 november 2003

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

- de naam en het adres van de indiener;

- de dagtekening;

- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

- de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.