Gerechtshof Arnhem, 17-12-2003, AO1477, 02-03779
Gerechtshof Arnhem, 17-12-2003, AO1477, 02-03779
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 17 december 2003
- Datum publicatie
- 14 januari 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2003:AO1477
- Zaaknummer
- 02-03779
- Relevante informatie
- Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 3:41, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:7, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:8, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 6:9, Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:54, Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 26c
Inhoudsindicatie
In belanghebbendes stellingen ligt besloten het standpunt dat de onderhavige uitspraak op bezwaar eerst op of omstreeks 18 september 2002 aan hem is bekendgemaakt, zodat de beroepstermijn eerst op of omstreeks 19 september 2002 is aangevangen. Dit betekent, aldus belanghebbende, dat het door hem op 14 oktober 2002 ingediende beroepschrift binnen de wettelijk termijn van zes weken is ingediend.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tiende enkelvoudige belastingkamer
nummer 02/03779 (bestemmings- fosfaat- en stikstofheffing)
Uitspraak op verzet
1. De uitspraak waarvan verzet
Het verzetschrift van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) is ontvangen op 10 juli 2003.
Het richt zich tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) door de zesde enkelvoudige belastingkamer van het Hof op 12 mei 2003 gedane uitspraak betreffende de aan belanghebbende voor het jaar 1999 opgelegde naheffingsaanslagen in de bestemmings-, fosfaat- en stikstoffenheffing.
Een fotokopie van die uitspraak is aan deze uitspraak gehecht. Bij de uitspraak van de zesde enkelvoudige belastingkamer is het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard.
2. Behandeling van het verzet
2.1. Tot de stukken waarop het Hof bij de beoordeling van het verzet acht slaat, behoren onder meer het beroep- en het verzetschrift van belanghebbende, diens nader ingediende schriftelijke stukken alsmede de schriftelijke reacties daarop van de Inspecteur van het Bureau Heffingen te [P] (hierna: de Inspecteur).
2.2. Ter zitting van 3 december 2003 te Arnhem zijn verschenen en gehoord: [belanghebbende, diens gemachtigde, alsmede de Inspecteur].
3. Feiten
3.1. De onderhavige - door belanghebbende bestreden uispraak op bezwaar - is gedagtekend 30 augustus 2002.
3.2. Het op 14 oktober 2002 gedagtekende beroepschrift van belang-hebbende is op die dag per telefax bij het Hof ingekomen.
4. Beoordeling van het verzet
4.1. De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt zes weken. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen (artikelen 6:7 en 6:9 van de Awb).
4.2. Ingevolge artikel 26c van de Algemene wet inzake rijksbelastingen vangt de termijn voor het instellen van beroep aan met ingang van de dag na die van de dagtekening van de uitspraak van de inspecteur, tenzij de dag van dagtekening is gelegen vóór de dag van de bekendmaking.
4.3. De bekendmaking van besluiten die tot een of meer belanghebbenden zijn gericht, geschiedt ingevolge artikel 3:41 van de Awb door toezending of uitreiking aan hen.
4.4. Belanghebbende heeft gemotiveerd gesteld dat hij de onderwerpelijke uitspraak op bezwaar na 18 september 2002 heeft ontvangen. Volgens belanghebbende heeft de Inspecteur de betreffende uitspraak op bezwaar eerst op 18 september 2002 per post verzonden.
4.5. In belanghebbendes stellingen ligt besloten het standpunt dat de onderhavige uitspraak op bezwaar eerst op of omstreeks 18 september 2002 aan hem is bekendgemaakt, zodat de beroepstermijn eerst op of omstreeks 19 september 2002 is aangevangen. Dit betekent, aldus belanghebbende, dat het door hem op 14 oktober 2002 ingediende beroepschrift binnen de wettelijk termijn van zes weken is ingediend.
4.6. Nu belanghebbende gemotiveerd heeft gesteld dat de dagtekening van de bestreden uitspraak (ruim) is gelegen vóór de dag van bekendmaking ervan, dient de Inspecteur - nu hij zulks betwist - het tegendeel aannemelijk te maken.
4.7. Daarin is de Inspecteur naar het oordeel van het Hof niet geslaagd. Ofschoon het Hof het betoog van de Inspecteur met betrekking tot de algemene gang van zaken inzake de wijze van het verzenden van uitspraken op bezwaar door het Bureau Heffingen aannemelijk acht, zulks laat onverlet dat in sommige gevallen - bijvoorbeeld door fouten - kan zijn afgeweken van die algemene gedragslijn.
4.8. Nu de Inspecteur de onderhavige uitspraak niet aangetekend aan belanghebbende heeft verzonden en ook anderszins niet meer kan worden achterhaald wanneer de uitspraak door het Bureau Heffingen aan belanghebbende is verzonden, dient - in aanmerking genomen dat deze onzekerheid niet voor risico van belanghebbende dient te komen - in dezen ervan te worden uitgegaan dat de beroepstermijn eerst na 18 september 2002 is aangevangen.
4.9. Dit betekent dat het op 14 oktober 2002 ter griffie van het Hof ingekomen beroepschrift van belanghebbende binnen de wettelijke termijn van zes weken is ingediend.
4.10. In zoverre is het beroep van belanghebbende ten onrechte niet-ontvankelijk verklaard.
4.11. Het verzet is gegrond.
5. Beslissing
Het Gerechtshof verklaart het verzet gegrond.
Aldus gedaan op 17 december 2003 te Arnhem door mr. Den Ouden, raadsheer, lid van de tiende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mw. mr. Aalbersberg als griffier.
(L.A. Aalbersberg) (R. den Ouden)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 december 2003
Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
- de naam en het adres van de indiener;
- de dagtekening;
- de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
- de gronden van het beroep in cassatie.
De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.