Gerechtshof Arnhem, 30-01-2004, ECLI:NL:GHARN:2004:BV5973 AO6647, 02-01519
Gerechtshof Arnhem, 30-01-2004, ECLI:NL:GHARN:2004:BV5973 AO6647, 02-01519
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 30 januari 2004
- Datum publicatie
- 31 maart 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2004:AO6647
- Zaaknummer
- 02-01519
- Relevante informatie
- Wet milieubeheer [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 15.33
Inhoudsindicatie
Tussen partijen is nog in geschil
a. of de Ambtenaar die de WOZ-beschikking heeft genomen en de genoemde aanslagen heeft vastgesteld daartoe op dat moment bevoegd was,
b. of de vigerende verordeningen onroerende zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en hondenbelasting op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt,
c. of bij de tariefstelling van de afvalstoffenheffing kosten zijn meegenomen die niets van doen hebben met de inzamelplicht van de gemeente van huishoudelijk afval,
d. of de baten van de afvalstoffenheffing de kosten van inzameling van huishoudelijk afval te boven gaan,
e. of door het college van B en W van de gemeente Wijchen met betrekking tot de tarieven onroerende zaakbelastingen een toezegging is gedaan waaraan de Ambtenaar bij het opleggen van de aanslagen onroerende zaakbelastingen is gebonden, en
f. of de Ambtenaar de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende bij voormelde WOZ-beschikking op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nr. 02/01519 (WOZ/afvalstoffenhefen/hondenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : de heffingsambtenaar van de gemeente Wijchen (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissingen : uitspraken op bezwaar van 21 februari 2002 inzake de beschikking Wet WOZ over het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004 en inzake de aanslagen onroerende zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en hondenbelasting over het jaar 2001
mondelinge behandelingen : 18 maart 2003 en 16 januari 2004 te Arnhem
in beide zittingen verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar, bijgestaan door taxateur A]
gronden
1. Belanghebbende is eigenaar en bewoner van de onroerende zaak [a-weg 1 te Z]. Het betreft een vrijstaande woning met vrijstaande garage op goede stand. Bouwjaar 1978. Oppervlak perceel: 775 m². Inhoud woning: ongeveer 530 m³.
2. Bij WOZ-beschikking van 31 maart 2001 is de waarde van belanghebbendes onroerende zaak voor bovengenoemd tijdvak vastgesteld op € 231.427 / ? 510.000. De Ambtenaar baseert zich in beroep voor deze waarde op een taxatierapport van 6 januari 2003 van [taxateur B], van welk rapport zich een exemplaar bij de stukken bevindt.
3. Belanghebbende is over het jaar 2001, bij in één geschrift vervatte aanslagen, aangeslagen in
- de afvalstoffenheffing, naar een bedrag van € 196,56;
- de hondenbelasting, naar een bedrag van € 52,80;
- de onroerende zaakbelastingen, naar de waarde als vermeld in genoemde WOZ-beschikking, ten bedrage van € 293 (eigenaar) en van € 236 (gebruiker).
Bij voormelde uitspraken, gedaan in één geschrift met dagtekening 21 februari 2002, heeft de Ambtenaar de WOZ-beschikking en de aanslagen gehandhaafd.
4. In de zittingen
- heeft belanghebbende zijn grieven inzake de besteding van de opbrengst van de hondenbelasting laten vallen,
- zijn partijen het, naar aanleiding van belanghebbendes grief ter zake, eens geworden dat gelet op het bepaalde in artikel 241 van de Gemeentewet de Ambtenaar de beslissing op het bezwaar van belanghebbende tegen de aanslagen onroerende zaakbelastingen voortijdig heeft genomen en de uitspraak in zoverre moet worden vernietigd, en
- zijn partijen het eens geworden dat de door de Ambtenaar ter vergelijking met belanghebbendes onroerende zaak genoemde zaak [a-weg 2 te Z], anders dan vermeld in het door de Ambtenaar ingebrachte taxatierapport, een perceeloppervlak heeft van 900 m² en een inhoud van de woning van ongeveer 680 m³.
geschil, standpunten en conclusies van partijen
5. Tussen partijen is nog in geschil
a. of de Ambtenaar die de WOZ-beschikking heeft genomen en de genoemde aanslagen heeft vastgesteld daartoe op dat moment bevoegd was,
b. of de vigerende verordeningen onroerende zaakbelastingen, afvalstoffenheffing en hondenbelasting op de voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt,
c. of bij de tariefstelling van de afvalstoffenheffing kosten zijn meegenomen die niets van doen hebben met de inzamelplicht van de gemeente van huishoudelijk afval,
d. of de baten van de afvalstoffenheffing de kosten van inzameling van huishoudelijk afval te boven gaan,
e. of door het college van B en W van de gemeente Wijchen met betrekking tot de tarieven onroerende zaakbelastingen een toezegging is gedaan waaraan de Ambtenaar bij het opleggen van de aanslagen onroerende zaakbelastingen is gebonden, en
f. of de Ambtenaar de waarde van de onroerende zaak van belanghebbende bij voormelde WOZ-beschikking op het juiste bedrag heeft vastgesteld.
6. Partijen hebben de voor hun standpunten aangevoerde gronden vermeld in de van hen afkomstige stukken (beroepschrift, verweerschrift, brief van de Ambtenaar van 18 maart 2003 met bijlagen, brief van belanghebbende van 27 april 2003).
In de tweede gehouden zitting is – zakelijk weergegeven - daaraan toegevoegd:
Door belanghebbende
Hij is van mening dat in de tariefstelling van de afvalstoffenheffing kosten voor opruimen van zwerfvuil, een milieustraat waar burgers afval kunnen brengen en kosten van kwijtschelding van de belasting aan minima, niet thuis horen. Dit geldt ook voor bedragen die de gemeente aan verenigingen vergoedt voor het inzamelen van oud papier.
In vergelijking met de onroerende zaak [a-weg 2] is zijn onroerende zaak te hoog gewaardeerd. Zijn pand is van mindere kwaliteit. Hij verdedigt een waarde voor zijn onroerende zaak per 1 januari 1999 van f 445.000.
Door de Ambtenaar
De aanwijzingsbesluiten heffingsambtenaar sporen met de benamingen van de functies zoals die op 2 april 1988 en na de reorganisatie binnen het gemeentelijk apparaat per 1 oktober 2001 luidden.
De door belanghebbende bedoelde kosten ter zake van zwerfvuil hebben in hoofdzaak betrekking op afval om en nabij afvalcontainers van de huishoudens en bij glasbakken, alsmede op het opsporen en verwijderen van illegaal gestort huishoudelijk afval in het buitengebied. Het betreft geen kosten van afvalverwijdering van bedrijven, markten, winkelcentra of openbare ruimten in het algemeen. De kosten van de milieustraat houden verband met het door burgers kunnen aanbieden van grotere hoeveelheden huishoudelijk afval.
Oud papier behoort tot huishoudelijk afval dat door de gemeente moet worden ingezameld. Als verenigingen voor een deel die taak verrichten is het redelijk dat zij daarvoor van de gemeente een vergoeding ontvangen. Die vergoedingen zijn voor de gemeente kosten ter zake van het inzamelen van huishoudelijk afval.
Voorzover al sprake zou zijn van bij de vaststelling van het tarief van de afvalstoffenheffing 2001 opgevoerde kosten die er niet in thuis horen, hetgeen hij overigens ontkent, wijst hij er op dat de afvalstoffenheffing die over 2001 in de vorm van aanslagen aan de burgers is opgelegd op zich niet 100 percent dekkend is. De 100 percent dekking wordt verkregen door een bijdrage van f 406.082 uit het egalisatiefonds, zijnde het batig saldo van deze heffing over het jaar 1999. De gemeente voert het beleid dat een batig saldo van de heffing in het ene jaar ten gunste wordt gebracht van de tariefstelling in een later jaar. Hij verwijst hiervoor naar blz. 208 van de gemeentelijke begroting voor het jaar 2001, van welke begroting hij bij de briefwisseling na de eerste zitting een uittreksel heeft overgelegd.
7. Belanghebbende concludeert
- primair tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de daarbij gehandhaafde WOZ-beschikking en voornoemde aanslagen, en
- subsidiair tot vernietiging van de uitspraak, vermindering van de vastgestelde waarde in de WOZ-beschikking tot f 445.000 en het door het Hof opdragen aan de Ambtenaar dat hij met betrekking tot de aanslagen onroerende zaakbelastingen niet eerder uitspraak doet dan het moment waarop de WOZ-beschikking onherroepelijk vaststaat.
8. De Ambtenaar concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak voorzover betreft de aanslagen onroerende zaakbelastingen en voor het overige tot bevestiging van de uitspraak.
de overwegingen van het hof
met betrekking tot het geschilpunt onder a
9. De Ambtenaar heeft overgelegd
a) een door het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen genomen ‘aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar’, in welk besluit met ingang van 2 april 1988 als de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 1, tweede lid, Wet WOZ, wordt aangewezen het hoofd van de afdeling Comptabiliteit en belastingen,
b) een door het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Wijchen genomen ‘aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar’ van 1 oktober 2001, in welk besluit het onder a. genoemde besluit wordt ingetrokken, en
c) een door het college van burgmeester en wethouders van de gemeente Wijchen genomen ‘aanwijzingsbesluit heffingsambtenaar’, in welk besluit met ingang van 1 oktober 2001 als de gemeenteambtenaar als bedoeld in artikel 231, tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet en artikel 1, tweede lid, Wet WOZ, wordt aangewezen de afdelingsmanager Financiën.
10. Ter zitting heeft de Ambtenaar toegelicht dat de aanwijzingsbesluiten heffingsambtenaar sporen met de benamingen van de functies zoals die op 2 april 1988 en na de reorganisatie van het gemeentelijk apparaat per 1 oktober 2001 luidden. Belanghebbende heeft ter zitting de juistheid van de besluiten en de stellingen te dezen van de Ambtenaar niet weersproken.
11. Het Hof verwerpt mitsdien de stelling van belanghebbende dat de Ambtenaar ten tijde van het nemen van de WOZ-beschikking of het opleggen van de aanslagen daartoe niet de bevoegdheid had.
met betrekking tot het geschilpunt onder b
12. Uit de door de Ambtenaar overgelegde stukken inzake de onder geschilpunt b. genoemde verordeningen komt het volgende naar voren:
de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing en reinigingsrechten 1999
13. De Verordening en de bijbehorende Tarieventabel zijn vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 1998. De inwerkingtreding is bepaald op de tweede dag na die van de bekendmaking. De Verordening is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad De Wegwijs van 30 december 1998, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
De Verordening en de bijbehorende Tarieventabel zijn gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van Wijchen van 23 december 1999. De inwerkingtreding is bepaald op de dag na die van de bekendmaking. De wijziging is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad Wijchens Weekjournaal van 30 december 1999, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
De Verordening en de bijbehorende Tarieventabel zijn gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van Wijchen van 14 december 2000. De inwerkingtreding is bepaald op de dag na die van de bekendmaking. De wijziging is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad Wijchens Weekjournaal van 29 december 2000, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
de Verordening op de heffing en invordering van hondenbelasting 1999
14. De Verordening is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 17 december 1998. De inwerkingtreding is bepaald op de tweede dag na die van de bekendmaking. De Verordening is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad De Wegwijs van 30 december 1998, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
De Verordening is gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van Wijchen van 14 december 2000. De inwerkingtreding is bepaald op de dag na die van de bekendmaking. De wijziging van de Verordening is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad Wijchens Weekjournaal van 29 december 2000, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
de Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2001
15. De Verordening op de heffing en invordering van onroerende zaakbelastingen 2001 is vastgesteld in de openbare raadsvergadering van 14 december 2000. De inwerkingtreding is bepaald op de dag na die van de bekendmaking. De Verordening is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad Wijchens Weekjournaal van 29 december 2000, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
De Verordening is gewijzigd bij besluit van de gemeenteraad van Wijchen van 1 februari 2001. De inwerkingtreding is bepaald op de dag na die van de bekendmaking. De wijziging van de Verordening is bekendgemaakt door mededeling in het in de gemeente Wijchen verschijnende blad Wijchens Weekjournaal van 9 februari 2001, waarbij is meegedeeld dat de Verordening kosteloos is in te zien op het gemeentekantoor.
conclusie
16. De op voormelde verordeningen gebaseerde aanslagen over het jaar 2001, ter zake van welke aanslagen onder meer het beroep is ingesteld, zijn verenigd op één aanslagbiljet dat is gedagtekend 31 maart 2001.
De aanslagen stoelen op door de gemeenteraad van Wijchen vastgestelde verordeningen en wijzigingen van die verordeningen die telkens op de bij de wet voorgeschreven wijze zijn bekendgemaakt. Voor het onderhavige jaar geldt dat de aanslagen niet eerder dan na de bekendmaking van de verordeningen zijn opgelegd.
17. Van een handelen van de Ambtenaar in strijd met de wet is derhalve in zoverre geen sprake.
met betrekking tot de geschilpunten onder c en d
18. Belanghebbende heeft gesteld dat kosten van zwerfvuil en de milieustraat, de aan verenigingen betaalde bedragen en de kosten van kwijtschelding voor mensen met een minimum inkomen niet behoren tot de kosten van het inzamelen van huishoudelijk afval, ter zake waarvan de gemeente een afvalstoffenheffing kan heffen. Mede in verband hiermee is belanghebbende van oordeel dat de opbrengst van de afvalstoffenheffing in de gemeente Wijchen hoger is dan de kosten, hetgeen niet is toegestaan.
19. De Ambtenaar heeft toegelicht dat de kosten ter zake van zwerfvuil in hoofdzaak betrekking hebben op afval om en nabij afvalcontainers van de huishoudens en bij glasbakken, alsmede op het opsporen en verwijderen van illegaal gestort huishoudelijk afval in het buitengebied. Het betreft geen kosten van afvalverwijdering van bedrijven, markten, winkelcentra of openbare ruimten in het algemeen. De kosten van de milieustraat houden, aldus de Ambtenaar, verband met het door burgers kunnen aanbieden van grotere hoeveelheden huishoudelijk afval. De aan verenigingen betaalde bedragen staan voor het ophalen door die verenigingen van oud papier, hetgeen in het kader van de verwijdering van huishoudelijk afval een gemeentelijke taak is.
20. Naar het oordeel van het Hof heeft de Ambtenaar met hetgeen hij heeft aangevoerd voldoende aannemelijk gemaakt dat het verwijderen van zwerfvuil, het oprichten en instandhouden van de milieustraat en de aan verenigingen betaalde bedragen voor het ophalen van oud papier - zoals deze kosten staan vermeld in de begroting van de gemeente Wijchen voor het jaar 2001, van welke begroting de Ambtenaar bij de briefwisseling na de eerste zitting de bladzijden 202 tot en met 209 ‘Afvalverwijdering’ heeft overgelegd – in rechtstreeks verband staan met het verwijderen van huishoudelijk afval. De ter zake gemaakte kosten kan de gemeente derhalve ten grondslag leggen aan het op de artikelen 10.11 en 15.33 van de Wet milieubeheer gebaseerde tarief van de afvalstoffenheffing
21. Op bladzijde 207 van de gemeentebegroting voor het jaar 2001 is met betrekking tot de afvalstoffenheffing onder de kostenpost ‘Heffing en invordering’ een bedrag van f 230.000 opgenomen voor ‘kwijtschelding minima’.
Blijkens artikel 15.33 van de Wet milieubeheer kan de gemeente de onderhavige heffing instellen ter bestrijding van de kosten van verwijdering van huishoudelijke afvalstoffen. Tot die kosten behoren ook de kosten van heffing en invordering van de belasting. Tot deze laatste kosten kunnen naar het oordeel van het Hof in redelijkheid ook worden gerekend bedragen aan belasting die op grond van een wettelijke voorziening – in dit geval de bevoegdheid tot het verlenen van kwijtschelding op grond van artikel 26 van de Invorderingswet 1990 – niet (kunnen) worden ingevorderd.
22. Ten slotte merkt het Hof bij deze grief van belanghebbende op, dat blijkens bladzijde 208 van de gemeentelijke begroting voor het jaar 2001 bij de uiteindelijke tariefstelling rekening is gehouden met een batig saldo van f 406.083 van de afvalstoffenheffing uit een eerder jaar. Het totaal van de voor het jaar 2001 begrote kosten van de verwijdering van huishoudelijk afval beloopt f 6.548.999.
23. Naar het oordeel van het Hof is de gemeente Wijchen, door te handelen als omschreven onder 19 tot en met 22 hiervóór, gebleven binnen het kader dat de nationale wetgever voor ogen heeft gestaan bij het verlenen van de bevoegdheid aan de gemeenten tot het instellen van de onderhavige heffing. Van een onredelijke of willekeurige heffing is geen sprake.
met betrekking tot het geschilpunt onder e
24. Belanghebbende heeft gesteld dat het College van burgemeester en wethouders van de gemeente Wijchen op een contactavond met de bevolking in het dorpshuis te [Z] aan de bevolking de toezegging heeft gedaan dat de tarieven onroerende zaakbelastingen voor het jaar 2001 voor iedere burger met maximaal het inflatiepercentage zouden worden verhoogd. De daadwerkelijke stijging in 2001 van de tarieven onroerende zaakbelastingen met 6,55% is met die toezegging is strijd. Voor zijn woning is ten opzichte van het jaar 2000 de stijging van de te betalen belasting zelfs 13,5%. Naar zijn mening is sprake van schending van gewekt vertrouwen. Ook kan de verhoging uit een oogpunt van geloofwaardigheid van de politiek niet in stand blijven, aldus belanghebbende.
25. In artikel 216 van de Gemeentewet is bepaald dat de gemeenteraad besluit tot het invoeren, wijzigen of afschaffen van een gemeentelijke belasting. Een toezegging ter zake door het College van burgemeester en wethouders, zo die toezegging in het onderhavige geval al is gedaan hetgeen de Ambtenaar weerspreekt, mist derhalve rechtskracht. Ook deze grief van belanghebbende kan niet slagen.
met betrekking tot het geschilpunt onder f
26. Belanghebbende heeft geen rapport van een deskundige overgelegd. Hij voert voor zijn stelling dat de waarde van zijn onroerende zaak per 1 januari 1999 f 445.000 beloopt de volgende gronden aan:
- de door de Ambtenaar ter vergelijking genoemde onroerende zaak genoemde
zaak [a-weg 2 te Z] heeft, anders dan vermeld in het door de Ambtenaar ingebrachte taxatierapport, een perceeloppervlak van 900 m² en een inhoud van de woning van ongeveer 680 m³;
- het eerste door de Ambtenaar verstrekte taxatieverslag is onvoldoende
gemotiveerd;
- per 1 januari 1995 heeft de Ambtenaar zijn woning nog op f 325.000
gewaardeerd; er is sprake van een te grote stijging;
- de eerste taxateur heeft hem tijdens diens bezoek meegedeeld dat zijn woning
niet was aangepast aan de hedendaagse eisen en dat daarom een vermindering van f 50.000 zou moeten worden toegepast.
27. De waarde ingevolge artikel 17, lid 2, van de Wet waardering onroerende zaken wordt bepaald op de waarde die aan de onroerende zaak dient te worden toegekend, indien de volle en onbezwaarde eigendom daarvan zou kunnen worden overgedragen en de verkrijger de zaak in de staat waarin die zich bevindt, onmiddellijk en in volle omvang in gebruik zou kunnen nemen.
28. Voor de benadering van de waarde van een onroerende zaak kan het beste worden uitgegaan van de waarde van op of omstreeks de peildatum verkochte vergelijkbare zaken. Het door belanghebbende kennelijk voorgestane systeem waarbij hij uitgaat van de waarde op een eerdere peildatum kan niet worden gevolgd.
29. In het door de Ambtenaar overgelegde taxatierapport is rekening gehouden met de onderhoudssituatie van belanghebbendes woning en met de ligging ervan.
De vergelijking met soortgelijke onroerende zaken, zoals door de Ambtenaar in beroep aangevoerd, geeft het volgende beeld;
bouw- m² m³ verkocht WOZ
jaar 1.1.1999
[a-weg 1]
(o.z. belangh) 1978 775 530 f 510.000
[a-weg 2] dec 1997
1978 900 680 f 592.000 f 645.000
[b-weg 3] okt 1997
[d-weg 4] 1970 490 600 f 415.000 f 460.000.
[A-weg 2] en [b-weg 3] zijn eveneens vrijstaande panden met garage. [A-weg 2] heeft een luxer voorzieningenniveau en meer bijzondere architectonische uitstraling. [C-weg 3] heeft een meer eenvoudige uitstraling en bevat asbesthoudende materialen.
Gelet op de hiervoor gesignaleerde onderlinge verschillen en gerealiseerde verkoopprijzen acht het Hof de door de Ambtenaar per 1 januari 1999 gehanteerde waarde van belanghebbendes onroerende zaak aannemelijk.
Belanghebbende maakt met hetgeen hij aanvoert onvoldoende aannemelijk, dat van een andere waarde moet worden uitgegaan.
proceskosten:
Het Hof berekent belanghebbendes proceskosten op twee maal reis- en verblijfskosten [Z] – Arnhem v.v. volgens de normen gegeven in het Besluit proceskosten bestuursrecht, en wel op een bedrag van € 20. Van andere voor vergoeding in aanmerking komende proceskosten is het Hof niet gebleken.
beslissing
Het Gerechtshof
- verklaart het beroep gegrond, voorzover betreft de uitspraak inzake de onroerende zaakbelastingen 2001 en verklaart het beroep voor het overige ongegrond;
- vernietigt de uitspraak inzake de onroerende zaakbelastingen en verstaat dat de Ambtenaar opnieuw uitspraak doet nadat de WOZ-beschikking onherroepelijk is komen vast te staan;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 20 en wijst de gemeente Wijchen aan als de rechtspersoon die de proceskosten dient te vergoeden;
- gelast dat de gemeente Wijchen aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht ten bedrage van € 29 vergoedt.
Aldus gedaan op 30 januari 2004 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr Egberts, als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
J.L.M. Egberts J.B.H. Röben
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn per aangetekende per post verzonden op 9 februari 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke.
De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Het gerechtshof mag daarbij de gedane mondelinge uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor een griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.