Home

Gerechtshof Arnhem, 11-02-2004, AO6963, 02-01932

Gerechtshof Arnhem, 11-02-2004, AO6963, 02-01932

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
11 februari 2004
Datum publicatie
5 april 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AO6963
Zaaknummer
02-01932
Relevante informatie
Algemene wet inzake rijksbelastingen [Tekst geldig vanaf 01-01-2023 tot 01-01-2024] art. 11, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 228

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag precariobelasting terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Ambtenaar bevestigend.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Eerste meervoudige belastingkamer

nummer 02/1932 (precariobelasting)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] BV te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Kampen op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de na te melden opgelegde aanslag precariobelasting.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is een aanslag precariobelasting opgelegd tot een bedrag van ƒ 25.061,-.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Ambtenaar heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak verminderd tot ƒ 23.868,-.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgevonden op 27 januari 2004 te Arnhem. Daarbij zijn verschenen en gehoord [belanghebbendes directeur, vergezeld van twee personeelsleden, alsmede de Ambtenaar].

De Ambtenaar heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Aan belanghebbende is met dagtekening 12 december 2001 een aanslag precariobelasting opgelegd tot een bedrag van ƒ 25.061,- terzake van het gebruik door belanghebbende van gemeentegrond aan de [a-dijk te Q]. In zijn uitspraak op bezwaar heeft de Ambtenaar de aanslag, onder toepassing van een lager tarief, verminderd tot ƒ 23.868,-.

2.2. De onderhavige aanslag is opgelegd voor het gebruik door belanghebbende van gemeentegrond gedurende de periode 28 september 2001 tot 12 juli 2002, voor de opslag van bouwmateriaal ten behoeve van bouwwerkzaamheden aan de nabijgelegen [school]. Bij het opleggen van de aanslag is de Ambtenaar uitgegaan van en heeft hij aangesloten bij de periode waarover een bouwvergunning is verleend.

2.3. De aanslag is opgelegd op basis van de “Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2001” (hierna: de Verordening 2001) zoals vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen op 14 december 2000.

Artikel 7 van de Verordening bepaalt:

“Het heffingstijdvak is de in een kalenderjaar gelegen periode gedurende welke zich een belastbaar feit in de zin van deze verordening voordoet”

Artikel 9, eerste lid, van de Verordening bepaalt:

“De belasting wordt geheven bij wijze van aanslag”

De Verordening voorziet niet in het opleggen van voorlopige aanslagen.

2.4. Ten aanzien van de berekening van de aanslag merkt de Ambtenaar op in zijn uitspraak op bezwaar:

“In de gehanteerde berekening, welke ook aan u is toegezonden is sprake van twee afzonderlijke tarieven, nl. een tarief voor de periode in 2001 en een tarief voor de periode in 2002. Dat is niet correct. Ten tijde van de berekening was het tarief voor 2002 nog niet door de gemeenteraad vastgesteld. De berekening over 2002 is als gevolg daarvan fout. Ook over 2002 had het geldende tarief, dat over 2001, moeten worden gebruikt. Dit resulteert in een verlaging van de precario met ƒ 1.193,-”

waarna de Ambtenaar de opgelegde aanslag verlaagt tot ƒ 23.868,-.

2.5. De Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2002 (hierna: de Verordening 2002) is vastgesteld door de gemeenteraad van Kampen op 20 december 2001.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderhavige aanslag precariobelasting terecht en tot het juiste bedrag is opgelegd.

Belanghebbende beantwoordt deze vraag ontkennend en de Ambtenaar bevestigend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.

Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten of verweren toegevoegd.

3.3. Belanghebbende heeft haar aanbod tot het horen van diverse getuigen, zoals geformuleerd op de derde bladzijde van het beroepschrift, ter zitting ingetrokken.

3.4. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en (primair) tot vernietiging van de onderhavige aanslag dan wel (subsidiair) tot vermindering van de aanslag tot een lager bedrag.

De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De onderhavige aanslag precariobelasting met dagtekening 12 december 2001 is opgelegd ter zake van gebruik van gemeentegrond voor opslag van bouwmateriaal voor een periode van 28 september 2001 tot 12 juli 2002. De aanslag kan reeds daarom niet in stand blijven, nu de aanslag is opgelegd over een periode die zich bovendien deels uitstrekt over het jaar 2002 terwijl in strijd met het bepaalde in artikel 7 van de Verordening de aan belastingheffing over 2002 ten grondslag liggende Verordening 2002 ten tijde van het opleggen van de aanslag nog niet was vastgesteld door de gemeenteraad. Het voor het gebruik van gemeentegrond in 2002 hanteren van de voor 2001 geldende tarieven, zoals de Ambtenaar in zijn uitspraak op bezwaar heeft gedaan waarna hij de aanslag heeft verminderd, maakt dit oordeel niet anders.

4.2. De onderhavige aanslag kan, voor zover deze ziet op gebruik van gemeentegrond in het jaar 2002, niet in stand blijven. Ten aanzien van een eventuele pro rato vermindering van de aanslag tot een bedrag dat ziet op het gebruik van gemeentegrond gedurende het jaar 2001 oordeelt het Hof als volgt. Nu de periode van gebruik ten tijde van het opleggen van de aanslag nog niet was verstreken en de aanslag over het belastingjaar 2001 derhalve is opgelegd nog voordat de uit de Verordening 2001 voortvloeiende materiële belastingschuld kon worden vastgesteld, is de onderhavige aanslag precariobelasting voortijdig opgelegd en kan ook bij beperking tot gebruik in het jaar 2001 niet in stand kan blijven.

4.3 De opgelegde aanslag precariobelasting kan niet in stand blijven. Belanghebbendes beroep is gegrond; hetgeen overigens nog door partijen is aangedragen behoeft geen behandeling meer.

5. Proceskosten

Het beroep van belanghebbende heeft geleid tot vernietiging van de aanslag. Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 66 (reis- en verblijfkosten).

6. Beslissing

Het Hof:

- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar;

- vernietigt de opgelegde aanslag precariobelasting;

- gelast dat de gemeente Kampen aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 218,-;

- veroordeelt de gemeente Kampen in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 66 en wijst de gemeente Kampen aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 11 februari 2004 te Arnhem door mr Van Amsterdam, voorzitter, mr N.E. Haas en mr Visser, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr Geerling als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van voormelde kamer,

(A.M.F. Geerling) A.M. van Amsterdam)

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroep-schrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt, is een griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten