Gerechtshof Arnhem, 25-02-2004, ECLI:NL:GHARN:2004:BW2378 AO6976, 03-00922
Gerechtshof Arnhem, 25-02-2004, ECLI:NL:GHARN:2004:BW2378 AO6976, 03-00922
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 25 februari 2004
- Datum publicatie
- 5 april 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2004:AO6976
- Zaaknummer
- 03-00922
- Relevante informatie
- Wet op de loonbelasting 1964 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 11, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.80, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.81, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 6.16
Inhoudsindicatie
De premie voor de ziektekostenverzekering komt geheel voor rekening van belanghebbende en behoort derhalve volledig tot de buitengewone uitgaven wegens ziekte (art. 6.16, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001). De premies drukken ook voor het volle bedrag op belanghebbende (en behoren dus ten volle tot de persoonsgebonden aftrek) nu de daartegenover staande bijdrage van de werkgever tot het inkomen behoort.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
Zevende enkelvoudige belastingkamer
nr. 03/00922 (inkomstenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : de inspecteur van de Belastingdienst/[P]
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift tegen aanslag
betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 2001
mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Belanghebbende is tegen ziektekosten verzekerd op grond van een collectieve ziektekostenverzekering (hierna: de verzekering).
2. De gehele voor de verzekering verschuldigde premie (f. 808,50 per maand) wordt door belanghebbendes werkgever ingehouden op haar loon (en kennelijk door die werkgever aan de verzekeraar afgedragen).
3. Van haar werkgever ontvangt belanghebbende maandelijks een bijdrage van f. 325,65 in de premie voor de ziektekostenverzekering.
4. Ingevolge artikel 11, eerste lid, aanhef en letter l, van de Wet op de loonbelasting 1964 behoren niet tot het loon uitkeringen en verstrekkingen tot dekking van de op de werknemer drukkende kosten ter zake van ziekte, invaliditeit of bevalling, behoudens vergoedingen ter zake van premies en bijdragen voor ziektekostenregelingen, uitkeringen en verstrekkingen die naar aard en omvang overeenkomen met uitkeringen en verstrekkingen ingevolge de Ziekenfondswet (cursiveringen door het hof).
5. De inspecteur betoogt derhalve terecht dat de onder 3. bedoelde bijdrage gelet op de onder 4. aangehaalde wetsbepaling wél tot het loon behoort. De bijdrage behoort daarmee ook tot belanghebbendes inkomen uit werk en woning (artikel 3.1, tweede lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet IB 2001 in verbinding met de artikelen 3.80 en 3.81 van die wet).
6. De premie voor de ziektekostenverzekering komt geheel voor rekening van belanghebbende en behoort derhalve volledig tot de buitengewone uitgaven wegens ziekte (art. 6.16, aanhef en onderdeel a, van de Wet IB 2001). De premies drukken ook voor het volle bedrag op belanghebbende (en behoren dus ten volle tot de persoonsgebonden aftrek) nu de daartegenover staande bijdrage van de werkgever tot het inkomen behoort.
7. De bijdrage van de werkgever is zelf geen uitgave die op grond van de onder 6. vermelde wetsbepaling tot de buitengewone uitgaven behoort. De omstandigheid dat de collectieve ziektekostenverzekering en de bijdrage van de werkgever tot de arbeidsvoorwaarden behoren, is daarbij niet van betekenis. Een ander oordeel zou overigens tot het ongerijmde gevolg leiden dat ter zake van de ziektekostenverzekering een groter bedrag aan buitengewone uitgaven (f. 808,50 + f. 325,65 = f. 1.134,15 per maand) in aanmerking genomen zou moeten worden dan de ter zake betaalde premies (f. 808,50 per maand).
8. Belanghebbendes andersluidende opvatting miskent dat de premies in haar geval reeds volledig tot de op haar drukkende persoonsgebonden aftrekposten worden gerekend en dat haar situatie (waarin de werkgever de volledige premie op het loon inhoudt en belanghebbende dus de volledige premie voldoet) niet dezelfde is als die waarin een werknemer slechts een deel van de premie behoeft te voldoen omdat het resterende deel door de werkgever aan de verzekeraar wordt betaald.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 februari 2004 te Arnhem door mr. drs. F.J.P.M. Haas, raadsheer, lid van de zevende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. Vanherck als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van voormelde kamer,
(E.J.E.M. Vanherck) (F.J.P.M. Haas)
Afschriften aangetekend per post verzonden op: 26 februari 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.