Home

Gerechtshof Arnhem, 19-03-2004, AO7875, 03-01502

Gerechtshof Arnhem, 19-03-2004, AO7875, 03-01502

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
19 maart 2004
Datum publicatie
21 april 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AO7875
Zaaknummer
03-01502
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

In beroep is nog slechts in geschil is of belanghebbende misbruik van de invalidenparkeerkaart heeft gemaakt. Op de Ambtenaar rust in deze de bewijslast aannemelijk te maken dat van een dergelijk misbruik sprake is geweest.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

negende enkelvoudige belastingkamer

nummer 03/01502 (parkeerbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Directeur van de Publieksdienst Almere

(hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting

nummer : [01]

mondelinge behandeling : op 20 februari 2004 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende, tot bijstand vergezeld van haar echtgenoot

Waarbij niet verschenen : de Ambtenaar, hoewel overeenkomstig de wet opgeroepen

gronden:

1. Op 7 juli 2003 om 10.26 uur is aan belanghebbende, ten aanzien van het voertuig met kenteken [00-AA-BB], een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ten bedrage van € 39,50 voor het parkeren aan het Gezellenhof te Almere. Op de naheffingsaanslag staat onder andere het volgende vermeld:

“Geconstateerd is dat op bovenvermelde plaats met genoemd (motor) voertuig is geparkeerd zonder zichtbaar en leesbaar aangebrachte geldige parkeervergunning of zonder de parkeerapparatuur in werking te stellen dan wel dat de parkeerduur is verstreken”

en voorts:.

“omschrijving van het feitnummer:

GEEN ZICHTBAAR KAARTJE AUTOMAAT

aanvullende opmerking:

KAARTJE NIET AANGEBRACHT”

2. In de bestreden uitspraak vermeldt de Ambtenaar onder het kopje overwegingen:

“De verbalisanten hebben onafhankelijk van elkaar geconstateerd, dat er ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag geen geldig parkeerkaartje, parkeervergunning of invalidenparkeerkaart leesbaar in uw auto aanwezig was”

3. In de bestreden uitspraak vermeldt de Ambtenaar voorts:

“Daar de meegezonden invalidenparkeerkaart niet voorzien is van een kenteken, maar in plaats daarvan van ‘passagier’, kunt u achteraf niet meer aannemelijk maken dat u ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag op grond van deze kaart vrijstelling had voor het betalen van parkeerbelasting voor de auto met het kenteken [00-AA-BB]”

4. In zijn verweerschrift geeft de Ambtenaar aan dat de naheffingsaanslag is opgelegd omdat bij controle aan het voertuig is gebleken dat voor het parkeren aan de Gezellenhof te Almere geen parkeerbelasting was voldaan. Hij merkt in dat verband op:

“De parkeercontrole wordt in Almere uitgevoerd door politiesurveillanten, die allen de eed of belofte hebben afgelegd. Deze controle vindt zeer nauwgezet plaats, waarbij de surveil-lanten onafhankelijk van elkaar feiten constateren. Ik heb geen reden om aan te nemen dat zij anders te werk gaan. Deze werkwijze werd mij desgevraagd door hun chef bevestigd”

5. In zijn verweerschrift overweegt de Ambtenaar voorts:

“Uit verdere navraag bij de verbalisanten is mij inmiddels evenwel gebleken, dat zij de invalidenparkeerkaart wél hadden aangetroffen, maar dat zij misbruik van deze kaart hebben geconstateerd, omdat er geen invalide passagier werd aangetroffen en er alleen een doos gebak bij de bakker werd opgehaald”

onder verwijzing naar een bijlage met een kopie van een ‘schermprint’.

6. Uit de onder 5 geciteerde overweging begrijpt het Hof dat de Ambtenaar inmiddels het standpunt (zoals vermeld op de onder 1 genoemde naheffingsaanslag en nog verdedigd in de bestreden uitspraak zoals onder 2 geciteerd) heeft verlaten dat de parkeervergunning niet zichtbaar aanwezig was in de geparkeerde auto.

Het Hof merkt in dit verband op dat dit inmiddels verlaten standpunt was gebaseerd op feiten die surveillanten volgens de Ambtenaar (zoals onder 4 geciteerd) onafhankelijk van elkaar constateren naar aanleiding van een nauwgezette controle, maar in latere instantie toch onjuist blijken te zijn.

7. Nu tussen partijen vast staat dat tijdens het parkeren op 7 juli 2003 aan het Gezellenhof te Almere de invalidenparkeerkaart zichtbaar aanwezig was in de auto kan voorts de opmerking van de Ambtenaar zoals geciteerd onder 3 onbesproken blijven, nog daargelaten dat belanghebbende bezwaarlijk kan worden tegengeworpen dat de gemeentelijke instelling Lokaal Indicatieorgaan Almere (die de kaart heeft uitgegeven) heeft afgezien van het vermelden van het kentekengegeven op de kaart.

Het Hof merkt in dit verband op dat belanghebbendes moeder, de onder 3 en 5 geciteerde opmerkingen van de Ambtenaar volgend, in Almere met de invalidenparkeerkaart blijkbaar alleen kan parkeren door tijdens het parkeren voortdurend in de auto te blijven teneinde zich bij een controle te kunnen legitimeren. Het zichtbaar achterlaten van de invalidenparkeerkaart is in de visie van de Ambtenaar niet voldoende nu deze kaart niet is voorzien van een kenteken.

8. In beroep is nog slechts in geschil is of belanghebbende misbruik van de invalidenparkeerkaart heeft gemaakt. Op de Ambtenaar rust in deze de bewijslast aannemelijk te maken dat van een dergelijk misbruik sprake is geweest.

9. Naar het oordeel van het Hof heeft de Ambtenaar – tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende in het beroepschrift en de conclusie van repliek – niet of althans onvoldoende aannemelijk gemaakt dat belanghebbende misbruik heeft gemaakt van de parkeerkaart.

Het enkel bij het verweerschrift over leggen van de onder 5 genoemde schermprint (met de door de surveillant genoteerde opmerking dat geen invalide passagier is aangetroffen en gebak is opgehaald bij de bakker) is daartoe onvoldoende, zeker niet nu deze opmerkingen niet overeenkomen met het eerder door de Ambtenaar ingenomen standpunt zoals volgt uit de naheffingsaanslag en de bestreden uitspraak.

10. Overigens zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die het Hof tot een ander oordeel leiden.

11. Belanghebbendes beroep is gegrond.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 25.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vernietigt de onderhavige belastingaanslag;

- gelast dat de gemeente Almere aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 31;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 25 en wijst de gemeente Almere aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 19 maart 2004 door mr.drs. A.M. van Amsterdam, lid van de negende enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. J.J. Gankema als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.J. Gankema) (A.M. van Amsterdam)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 19 maart 2004

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.