Gerechtshof Arnhem, 25-03-2004, AO8192, 03-00343
Gerechtshof Arnhem, 25-03-2004, AO8192, 03-00343
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 25 maart 2004
- Datum publicatie
- 26 april 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2004:AO8192
- Zaaknummer
- 03-00343
Inhoudsindicatie
Het Hof hecht geloof aan de verklaringen van belanghebbende zoals weergegeven onder 2. en aan de verklaring dat hij bij aanvang van het parkeren de verschuldigde parkeerbelasting daadwerkelijk en direct wilde voldoen. Een redelijke uitleg van de onder 4. genoemde bepalingen brengt naar het oordeel van het Hof mee dat aan een belastingplichtige een redelijke tijd moet worden gegund om de parkeerautomaat in werking te stellen. De tijd die nodig is om het geld te wisselen wordt daartoe in beginsel niet gerekend, nu van parkeerders mag worden verwacht dat zij over voldoende muntgeld beschikken. Aan belanghebbende moest in dit geval wel tijd worden gegund om het € 1 munststuk te wisselen, omdat de parkeerautomaat – in tegenstelling tot hetgeen in het Besluit is geregeld – geen munten van € 1 en € 2 accepteerde.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
elfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 03/00343 (parkeerbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Culemborg (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : parkeerbelasting
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 11 maart 2004 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar, tot bijstand vergezeld door de parkeercontroleur]
gronden:
1. Aan belanghebbende is met dagtekening 21 december 2002 om 10.23 uur een naheffingsaanslag parkeerbelasting opgelegd ter zake van het parkeren van een voertuig met het kenteken [00-AA-BB] op een parkeerplaats aan Het Jach te Culemborg, zonder dat er een geldig parkeerkaartje achter de voorruit lag.
2. Belanghebbende betoogt dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd. Hij voert daartoe aan dat hij direct na het parkeren van zijn auto naar de parkeerautomaat is gelopen. Omdat de parkeerautomaat op Het Jach geen € 1 muntstukken accepteerde, heeft hij op enkele meters afstand van de parkeerautomaat een € 1 muntstuk gewisseld. Belanghebbende wijst erop dat in een op artikel 9 van de Verordening parkeerbelastingen 2002 gebaseerd Besluit van burgemeester en wethouders (verder: het Besluit) is bepaald dat het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inwerpen van munten van onder meer € 1 en € 2. De onderhavige parkeerautomaat op Het Jach accepteerde het € 1 muntstuk niet. Voorts voert belanghebbende aan dat de parkeercontroleur hem wellicht niet in de buurt van de parkeerautomaat heeft zien staan omdat het zicht werd belemmerd door een oliebollenkraam. Belanghebbende heeft ter onderbouwing van zijn stellingen foto’s en een schets van de situatie ter plaatse overgelegd. Voorts heeft hij een parkeerkaartje overgelegd dat geldig is vanaf 10:23 uur.
3. De Ambtenaar heeft het standpunt van belanghebbende gemotiveerd bestreden en daartoe aangevoerd dat de parkeerbelasting moet worden voldaan bij aanvang van het parkeren door middel van het inwerpen van geld. Van parkeerders mag worden verwacht dat zij de situatie ter plaatse kennen en over voldoende en de juiste muntstukken beschikken. Dat de parkeerautomaat op Het Jach niet de mogelijkheid kende om € 1 of € 2 munten in te werpen is juist en sluit aan bij de beperkte maximale parkeerduur van 36 minuten die destijds ter plaatse gold. Tenslotte betwist de Ambtenaar belanghebbendes uiteenzetting over boodschappen die hij nog niet zou hebben gedaan, omdat hij na de confrontatie met de parkeercontroleur een pakketje in de auto heeft gelegd. Deze handeling - zo stelt de Ambtenaar, hetgeen door belanghebbende gemotiveerd wordt bestreden - duidt erop dat belanghebbende na aanvang van het parkeren niet slechts een € 1 munt heeft gewisseld, doch tevens boodschappen heeft gedaan alvorens hij het parkeerkaartje kocht.
4. Ingevolge artikel 7, eerste lid, van de Verordening op de heffing en invordering van parkeerbelastingen 2002 van de gemeente Culemborg wordt de parkeerbelasting geheven bij wege van voldoening op aangifte en moet worden betaald bij aanvang van het parkeren. Over de wijze van voldoening van de belasting op aangifte wordt in artikel IV van het Besluit bepaald dat het in werking stellen van de parkeerapparatuur geschiedt door het inwerpen van munten van € 0,10 € 0,20 € 0,50 € 1,- en € 2,-.
5. Het Hof hecht geloof aan de verklaringen van belanghebbende zoals weergegeven onder 2. en aan de verklaring dat hij bij aanvang van het parkeren de verschuldigde parkeerbelasting daadwerkelijk en direct wilde voldoen. Een redelijke uitleg van de onder 4. genoemde bepalingen brengt naar het oordeel van het Hof mee dat aan een belastingplichtige een redelijke tijd moet worden gegund om de parkeerautomaat in werking te stellen. De tijd die nodig is om het geld te wisselen wordt daartoe in beginsel niet gerekend, nu van parkeerders mag worden verwacht dat zij over voldoende muntgeld beschikken. Aan belanghebbende moest in dit geval wel tijd worden gegund om het € 1 munststuk te wisselen, omdat de parkeerautomaat – in tegenstelling tot hetgeen in het Besluit is geregeld – geen munten van € 1 en € 2 accepteerde.
6. Gelet op het vorenoverwogene is het Hof van oordeel dat de naheffingsaanslag onterecht is opgelegd en dient te worden vernietigd. Het beroep is derhalve gegrond.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 21 voor reis- en verblijfkosten.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de onderhavige naheffingsaanslag;
- gelast dat de gemeente Culemborg aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 21 en wijst de gemeente Culemborg aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2004 door mr. C.M. Ettema, lid van de elfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Linssen als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(I. Linssen) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 maart 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.