Home

Gerechtshof Arnhem, 25-03-2004, AO8194, 03-00548

Gerechtshof Arnhem, 25-03-2004, AO8194, 03-00548

Inhoudsindicatie

Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat hij aan de bij het afgiftepunt van eurovignetten werkzame persoon het kentekenbewijs van het onderhavige voertuig heeft laten zien en dat die persoon in dit geval - achteraf gezien - kennelijk het verkeerde vignet heeft afgegeven. Nu belanghebbende kan lezen noch schrijven, kan dit verzuim hem, naar hij meent, niet worden toegerekend.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

elfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 03/00548 (WBZM)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Centrale administratie/Autoheffingen

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : belasting zware motorrijtuigen 2002

nummer : [01.Z.30001.8]

mondelinge behandeling : op 11 maart 2004 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende en [zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur]

gronden:

1. Tijdens een zogenoemde rijdende controle is op 16 december 2002 om 7.12 uur geconstateerd dat belanghebbende met het motorrijtuig met kenteken [AA-00-BB] gebruik heeft gemaakt van de autosnelweg A-2. Zich op het standpunt stellende dat belanghebbende ter zake van dit gebruik te weinig belasting zware motorrijtuigen op aangifte heeft voldaan, heeft de Inspecteur aan belanghebbende een naheffingsaanslag opgelegd van € 8. Voorts heeft hij op basis van artikel 13 van de Wet belasting zware motorrijtuigen (WBZM) juncto paragraaf 36 van het Besluit Bestuurlijke Boeten Belastingdienst 1998 een boete opgelegd van € 453 voor een vierde verzuim.

2. Belanghebbende heeft in bezwaar en beroep aangevoerd dat hij aan de bij het afgiftepunt van eurovignetten werkzame persoon het kentekenbewijs van het onderhavige voertuig heeft laten zien en dat die persoon in dit geval - achteraf gezien - kennelijk het verkeerde vignet heeft afgegeven. Nu belanghebbende kan lezen noch schrijven, kan dit verzuim hem, naar hij meent, niet worden toegerekend. Op vragen van het Hof heeft belanghebbende ter zitting verklaard dat de drie eerdere verzuimen situaties betroffen waarin hij geen eurovignet had aangeschaft en derhalve niet, zoals hem in dezen wordt verweten, vignetten tegen een te laag tarief. Inmiddels had hij dus wél begrepen dat hij voor het gebruik van de weg met zijn motorrijtuig een eurovignet moest aanschaffen, maar hij wist ten tijde van de aanschaf van het onderhavige vignet niet dat er verschillende tarieven waren.

3. In artikel 2 van de WBZM wordt bepaald dat onder de naam ‘belasting zware motorrijtuigen’ belasting wordt geheven ter zake van het gebruik van de autosnelweg met een zwaar motorrijtuig. Onder een ‘zwaar motorrijtuig’ wordt verstaan: een motorrijtuig als bedoeld in artikel 2, onderdeel f, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994, uitsluitend bestemd voor het goederenvervoer over de weg, waarvan de toegestane maximum massa 12.000 kilogram of meer bedraagt dan wel waarvan de toegestane maximum massa vermeerderd met de toegestane maximum massa van het voertuig, niet zijnde een motorrijtuig, dat door dat motorrijtuig wordt voortbewogen, 12.000 kilogram of meer bedraagt (artikel 3, aanhef en letter a, van de WBZM).

4. Op de ter zitting door het Hof aan de Inspecteur gestelde vraag of het onderhavige voertuig een zwaar motorrijtuig is als omschreven in laatstgenoemde bepaling, heeft de Inspecteur zonder bezwaar van belanghebbende een uittreksel uit het kentekenregister overgelegd, waaruit blijkt dat de toegestane maximum massa van het onderhavige voertuig 17.500 kilogram - en dus 12.000 kilogram of meer - bedraagt. De Inspecteur heeft echter niet gesteld dat het onderhavige motorrijtuig uitsluitend is bestemd voor het goederenvervoer over de weg. Uit de stukken van het geding is dit evenmin af te leiden. Dit leidt het Hof tot het oordeel dat de Inspecteur niet is geslaagd in de op hem rustende bewijslast aan te tonen dat het onderhavige motorrijtuig een ‘zwaar motorrijtuig’ is in vorenbedoelde zin ter zake waarvan belasting zware motorrijtuigen kan worden geheven. De naheffingsaanslag en de boetebeschikking kunnen niet in stand blijven.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 644 voor door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand (2 punten voor proceshandelingen x 1 punt voor gewicht van de zaak x € 322) en op € 20 voor reis- en verblijfkosten.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vernietigt de naheffingsaanslag;

- vernietigt de boeteschikking;

- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 31;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 664 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan en in het openbaar uitgesproken op 25 maart 2004 door mr. C.M. Ettema, lid van de elfde enkelvoudige belastingkamer, in tegenwoordigheid van mr. I. Linssen als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier,

(I. Linssen)

Het lid van de voormelde kamer is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 maart 2004

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.