Home

Gerechtshof Arnhem, 25-05-2004, ECLI:NL:GHARN:2004:BW3121 AP1065, 03-02201

Gerechtshof Arnhem, 25-05-2004, ECLI:NL:GHARN:2004:BW3121 AP1065, 03-02201

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
25 mei 2004
Datum publicatie
10 juni 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AP1065
Zaaknummer
03-02201
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 6.17

Inhoudsindicatie

Geschil betreffende de aftrek van (bijzondere) kosten -hotelovernachtingen en vervoerskosten- van belanghebbende die een Wajong uitkering ontvangt.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste enkelvoudige belastingkamer

nummer 03/02201 (inkomstenbelasting)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/[P]

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001

nummer : [01.H16]

mondelinge behandeling : met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden

gronden:

1. Belanghebbende, geboren op 24 januari 1941, is gehuwd. Hij heeft in het onderhavige jaar een Wajong-uitkering genoten ten bedrage van f 35.338, waarover een bedrag van f 7.006 aan loonheffing is ingehouden.

2. Belanghebbende heeft als gevolg van een auto-ongeluk ernstige rugklachten en vermindering van kracht in beide benen. In het onderhavige jaar heeft hij zich op 20 september laten onderzoeken in de [A-klinik te Q (Duitsland)] om te kunnen bepalen of hij bij een aldaar uit te voeren operatieve ingreep baat kon hebben. Via de [A-klinik] hebben belanghebbende en zijn vrouw twee keer een overnachting geboekt in het nabij gelegen [B-hotel]. De met het verblijf in het hotel gemoeide kosten bedroegen f 912.

3. Wegens zijn invaliditeit is belanghebbende aangewezen op vervoer per auto. In zijn aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2001 heeft belanghebbende als buitengewone uitgaven onder andere zowel genoemd bedrag van f 912 als een bedrag van f 500 aan extra vervoerskosten als gevolg van zijn invaliditeit opgevoerd. Voorts heeft belanghebbende een bedrag van

f 2.656 aan vervoerskosten die verband houden met een medische behandeling van of een bezoek aan een medisch hulpverlener door belanghebbende als aftrekpost opgevoerd.

4. Met betrekking tot de overnachtingskosten in genoemd hotel te [Q] heeft de Inspecteur met verwijzing naar de Hofuitspraak gepubliceerd in BNB 1984/333 alleen de door belanghebbendes echtgenote gemaakte kosten, zijnde f 430 (50% van f 912 verminderd met f 26 aan besparing) in aftrek toegelaten.

5. Met betrekking tot de vervoerskosten heeft de Inspecteur het bedrag van f 2.656 wel en het bedrag van f 500 niet in aftrek toegelaten.

6. In geschil is het antwoord op de vraag of de Inspecteur terecht belanghebbendes hotelkosten ad f 456 (50% van f 912) en belanghebbendes extra vervoerskosten ad f 500 niet in aftrek heeft toegelaten.

7. De onderhavige hotelkosten zijn alleen als buitengewone lasten in aftrek te brengen indien het hotel waarin belanghebbende verbleef is aan te merken als een ziekenhuis, een verpleeginrichting of als een voorziening die is vervat in het verstrekkingenpakket van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (HR 5 april 1995, nr. 29 903, BNB 1995/163 en HR 3 december 1997, BNB 1998/345). Nu dat in dezen niet het geval is, heeft de Inspecteur terecht belanghebbendes hotelkosten niet als buitengewone lasten aanvaard.

8. Met betrekking tot de vraag of de door belanghebbende opgevoerde extra vervoerskosten als buitengewone uitgaven voor aftrek in aanmerking komen moet worden getoetst of en in hoeverre de autokosten die het rechtstreeks gevolg zijn van de ziekte of invaliditeit van een belastingplichtige overtreffen hetgeen behoort tot het normale bestedingspatroon van personen de niet ziek of invalide zijn doch overigens qua inkomen, vermogen en gezinsomstandigheden betreft in een vergelijkbare financiële en maatschappelijke positie verkeren (de referentiegroep).

9. Uit de door partijen overgelegde stukken blijkt dat belanghebbendes autokosten in het onderhavige jaar f 6.840 hebben bedragen, waarvan f 2.656 in aftrek zijn toegelaten omdat deze verband houden met een medische behandeling van of een bezoek aan een medisch hulpverlener door belanghebbende.

10. Het Hof acht de door belanghebbende overgelegde cijfers van het CBS die betrekking hebben op bestedingen van huishoudens, niet bruikbaar omdat deze betrekking hebben op alle huishoudens, terwijl voor een zuivere vergelijking in dezen moet worden uitgegaan van de bestedingen van huishoudens die net als het huishouden waar belanghebbende deel van uitmaakt, beschikken over een personenauto.

11. Uit de door de Inspecteur overgelegde gegevens blijkt dat de gemiddelde autokosten van met belanghebbende vergelijkbare valide personen die in gelijke financiële en maatschappelijke omstandigheden verkeren maximaal circa

f 5.000 bedragen.

12. Van de door belanghebbende in het onderhavige jaar gemaakte autokosten ten bedrage van f 6.840 is een bedrag van f 2.656 als zijnde kosten die rechtstreeks verband houden met ziekte en invaliditeit in aftrek toegelaten. Nu het resterende bedrag aan autokosten ad f 4.184 het genoemde bedrag van f 5.000 niet overstijgt leidt dit tot de conclusie dat belanghebbende in het onderhavige jaar niet meer autokosten heeft moeten maken dan de referentiegroep zodat er geen ruimte is voor aftrek van extra vervoerskosten in verband met ziekte of invaliditeit. De Inspecteur heeft derhalve de gevraagde aftrek van f 500 terecht geweigerd.

13. Voorzover belanghebbende zich beroept op het vertrouwensbeginsel faalt dit. In de brief van de Inspecteur waarnaar belanghebbende in dat verband verwijst staat met betrekking tot de extra vervoerskosten uitdrukkelijk vermeld dat belanghebbende aan het volgen van zijn benadering voor het jaar 2000 geen gevolgen kan verbinden voor volgende jaren.

14. Met betrekking tot de door belanghebbende in aftrek gebrachte kosten van in [Q] genoten maaltijden heeft de Inspecteur onweersproken gesteld dat deze kosten pas in de beroepsfase tot slechts een bedrag van DM 47,60 + DM 46,80 = DM 94,40 zijn aangetoond.

15. De Inspecteur heeft voorts onweersproken gesteld dat belanghebbende met betrekking tot de reiskosten die verband houden met de door hem ondergane accupunctuur een bedrag van f 1.584 -/- f 1.188 = f 396 te veel in aftrek heeft gebracht

16. Gelet op het onder 14 en 15 vermelde leidt toepassing van de door de Inspecteur gevraagde interne compensatie niet tot vermindering van de aanslag.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 25 mei 2004 door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (M.C.M. de Kroon)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 mei 2004

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.