Gerechtshof Arnhem, 13-05-2004, AP1075, 03-02016
Gerechtshof Arnhem, 13-05-2004, AP1075, 03-02016
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 13 mei 2004
- Datum publicatie
- 10 juni 2004
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2004:AP1075
- Zaaknummer
- 03-02016
Inhoudsindicatie
De geldigheid van het kentekenbewijs van het motorrijtuig van belanghebbende, een Volvo met kenteken [AA-00-BB], was geschorst voor de tijdvakken 26 november 2001 tot en met 25 november 2002 en op 6 december 2002 voor een nieuw tijdvak van een jaar. Op 18 februari 2003 is de schorsing opgeheven omdat het motorrijtuig weer in gebruik is genomen.
Hoewel belanghebbende aannemelijk maakt dat het niet aansluitend schorsen van de geldigheid van het kenteken van haar motorrijtuig stoelt op een abuis, is dat voor dit geval niet het relevante gebrek. Waar het op neer komt is dat een op 6 december 2002 aangevangen schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs binnen drie maanden weer is beëindigd. Door die beëindiging is de belasting weer verschuldigd geworden vanaf 6 december 2002.
De heffing van motorrijtuigenbelasting is gekoppeld aan de inschrijvingen in het kentekenregister. Enkel die inschrijving is bepalend voor de belastingplicht.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 03/02016 (motorrijtuigenbelasting)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
ambtenaar : Inspecteur/Belastingdienst Centraal bureau motorrijtuigenbelasting
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift
soort belasting : motorrijtuigenbelasting
tijdvak : 6 december 2002 tot en met 18 februari 2003
mondelinge behandeling : op 6 mei 2004 te Arnhem
waarbij verschenen : [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Inspecteur]
gronden:
1. Ingevolge artikel 19, eerste lid, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de Wet) kan onder voorwaarden de geldigheid van het kentekenbewijs worden geschorst. Ingevolge het tweede lid, onderdeel a, van genoemd artikel is voor onder meer een personenauto het eerste lid niet van toepassing als de schorsing eindigt binnen drie maanden.
2. De geldigheid van het kentekenbewijs van het motorrijtuig van belanghebbende, een Volvo met kenteken [AA-00-BB], was geschorst voor de tijdvakken 26 november 2001 tot en met 25 november 2002 en op 6 december 2002 voor een nieuw tijdvak van een jaar. Op 18 februari 2003 is de schorsing opgeheven omdat het motorrijtuig weer in gebruik is genomen.
3. Het voorgaande brengt mee dat de laatste door belanghebbende aangevraagde schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs is geëindigd binnen drie maanden na de ingangsdatum van de schorsing op 6 december 2002.
4. Voor dat geval bepaalt artikel 35a van de Wet in aansluiting op artikel 19, tweede lid, onderdeel a, van de Wet, dat de belasting die is teruggegeven dan wel te weinig is geheven wordt nageheven. In dit geval heeft dat geleid tot de door belanghebbende bestreden naheffingsaanslag over het tijdvak 6 december 2002 tot en met 18 februari 2003.
5. In het beroepschrift voert belanghebbende aan dat zij door omstandigheden tien dagen te laat is geweest met het verlengen c.q. het hernieuwd aanvragen van een schorsing, dat tussen 25 november en 6 december 2002 de auto evenals daarvoor in een opgegeven stalling stond en dat zij al jaren belasting betaalt voor een auto die zij in Frankrijk houdt. Zij vindt de onderhavige naheffingsaanslag, gelet op de omstandigheden, niet redelijk.
6. Hoewel belanghebbende aannemelijk maakt dat het niet aansluitend schorsen van de geldigheid van het kenteken van haar motorrijtuig stoelt op een abuis, is dat voor dit geval niet het relevante gebrek. Waar het op neer komt is dat een op 6 december 2002 aangevangen schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs binnen drie maanden weer is beëindigd. Door die beëindiging is de belasting weer verschuldigd geworden vanaf 6 december 2002.
7. De heffing van motorrijtuigenbelasting is gekoppeld aan de inschrijvingen in het kentekenregister. Enkel die inschrijving is bepalend voor de belastingplicht. De conclusie in dit geval kan daarom niet anders zijn dan dat de Inspecteur de naheffingsaanslag terecht en over het juiste tijdvak heeft vastgesteld.
proceskosten:
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het hof geen termen aanwezig.
beslissing:
Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.
Aldus gedaan op 13 mei 2004 te Arnhem door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer.
De beslissing is in tegenwoordigheid van mr Aalbersberg als griffier op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(L.A. Aalbersberg) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 18 mei 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.