Home

Gerechtshof Arnhem, 23-06-2004, AQ2008, 03-01063

Gerechtshof Arnhem, 23-06-2004, AQ2008, 03-01063

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
23 juni 2004
Datum publicatie
20 juli 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AQ2008
Zaaknummer
03-01063
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229

Inhoudsindicatie

Partijen houdt verdeeld of zowel terzake van de woning van de directeur van belanghebbende als van de hal van belanghebbende rioolrecht geheven kan worden. Belanghebbende meent dat de woning en de hal tezamen één eigendom vormen, zodat slechts één aanslag opgelegd kan worden. De Ambtenaar bepleit dat de woning en de hal verschillende eigenaren en gebruikers kent, zodat terecht twee aanslagen zijn opgelegd.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

Tweede meervoudige belastingkamer

nummer 03/01063 (rioolrecht)

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd van de afdeling Belastingen van de gemeente Enschede (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan hem opgelegde aanslag rioolrecht.

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is voor het belastingjaar 2003 een op 28 februari 2003 gedateerde aanslag rioolrecht opgelegd tot een bedrag van € 124. De aanslag betreft de hal gelegen aan [a-weg 1 te Z] en is opgelegd naar een waterverbruik van 1 m3. De aanslag is genummerd [01] en is samen met andere aanslagen op één biljet met het nummer [02] verenigd.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag rioolrecht bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar is de aanslag gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. In het beroepschrift dat namens belanghebbende door [belanghebbendes directeur] is ingediend, wordt tevens een aanslagbiljet met het nummer [03] genoemd. Uit het bezwaar– en beroepschrift volgt, dat enkel in geschil is de hiervóór bij 1.1. genoemde aanslag rioolrecht 2003, die aan belanghebbende is opgelegd. De Ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de achtste enkelvoudige belastingkamer van het Hof van 24 maart 2004 te Arnhem. Aldaar is verschenen en gehoord [de Ambtenaar]. Belanghebbende is, hoewel zij daartoe is uitgenodigd bij brief van 12 februari 2004, niet verschenen. Zij heeft in haar brief van 15 februari 2004 aangekondigd niet te zullen verschijnen. Aan het slot van de mondelinge behandeling is, onder aanzegging van een mondelinge uitspraak, het onderzoek ter terechtzitting gesloten.

1.5. Na sluiting van het onderzoek is gebleken dat het onderzoek niet volledig is geweest en heeft het lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer het onderzoek heropend. Het Hof heeft op 26 maart 2004 aan zowel belanghebbende als de Ambtenaar een brief gestuurd met een verzoek om nadere inlichtingen.

1.6. Belanghebbende en de Ambtenaar hebben in hun brieven van 29 maart 2004 respectievelijk 13 april 2004 de gevraagde inlichtingen verstrekt. Afschriften van deze brieven zijn doorgezonden naar partijen. In haar brief van 19 april 2004 reageert belanghebbende op de door de Ambtenaar verstrekte inlichtingen.

1.7. De achtste enkelvoudige belastingkamer heeft de behandeling van de zaak verwezen naar de meervoudige kamer. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof van 9 juni 2004 te Arnhem. Aldaar is verschenen en gehoord [de Ambtenaar]. Belanghebbende is, hoewel zij daartoe is uitgenodigd bij aangetekende brief van 10 mei 2004, niet verschenen. Uit de door het Hof op 12 mei 2004 ontvangen retourkaart bij de aangetekende brief volgt, dat de uitnodiging is uitgereikt aan de directeur van belanghebbende die voor ontvangst heeft getekend.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting van 24 maart 2004 en 9 juni 2004, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. In maart 1979 is de directeur van belanghebbende begonnen met de bouw van een woonhuis en een hal die via een doorgang is te bereiken. De hal is afsluitbaar van de woning. De woning en de hal zijn kadastraal gescheiden en zijn plaatselijk bekend als [a-weg 2] respectievelijk [a-weg 1].

2.2. Het woonhuis is aangesloten op het gemeentelijke riool. Het woonhuis en de hal delen een watermeter. Het waterverbruik in de periode 4 januari 2003 tot en met 13 december 2003 bedraagt 196 m3.

2.3. In de hal zijn een toilet en een wasbak aanwezig die door belanghebbende worden gebruikt.

2.4. Tot 18 september 1989 was de directeur van belanghebbende eigenaar van zowel de woning als de hal. Op 18 september 1989 heeft belanghebbende de hal in eigendom verworven. Belanghebbende gebruikt de hal als opslagplaats. De directeur van belanghebbende is de enige persoon die in de hal werkzaam is.

2.5. Tot het moment dat belanghebbende de hal in eigendom heeft verworven, werd jaarlijks één aanslag rioolrecht opgelegd voor de woning en de hal tezamen. Daarna worden twee aanslagen rioolrecht opgelegd voor de woning en de hal afzonderlijk.

2.6. De hal wordt voor de verontreinigingsheffing oppervlaktewateren door het waterschap voor één vervuilingseenheid aangeslagen.

2.7. Bij raadsbesluit van 16 december 2002 is vastgesteld de "Verordening rioolrecht 2003" voor de gemeente Enschede (hierna: de Verordening). Deze luidt, voor zover hier van belang:

Artikel 1 Begripsomschrijving

Voor de toepassing van deze verordening wordt:

a (…)

b onder afvalwater verstaan water en stoffen die worden afgevoerd via de gemeentelijke riolering;

c onder eigendom verstaan een roerende of een onroerende zaak

d onder verbruiksperiode verstaan de periode waarop de afrekening van het waterleidingbedrijf betrekking heeft.

Artikel 2 Belastbaar feit en belastingplicht

1 Onder de naam "rioolrecht" wordt geheven:

een recht van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

2 (…)

Artikel 3 Zelfstandige gedeelten

Indien gedeelten van een in artikel 2 bedoeld eigendom blijkens hun indeling bestemd zijn om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt, wordt het recht geheven ter zake van elk als zodanig bestemd gedeelte, met dien verstande dat indien twee of meer van die gedeelten te zamen als één geheel worden gebruikt, die als zodanig gebruikte gedeelten als één eigendom worden aangemerkt.

Artikel 4 Maatstaf van heffing

1 Het recht als bedoeld in artikel 2, eerste lid wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd.

2 Het aantal kubieke meters afvalwater wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt. Indien de verbruiksperiode niet gelijk is aan een periode van twaalf maanden, wordt de hoeveelheid water door herleiding naar tijdsgelang bepaald. Bij die herleiding wordt een gedeelte van een kalendermaand voor een volle maand gerekend.

3 (…)

4 De op voet van het tweede lid berekende hoeveelheid toegevoerd of opgepompt water wordt verminderd met de hoeveelheid water die niet als afvalwater is afgevoerd.

Artikel 5 Tarief

(...)

1 Het rioolrecht bedraagt € 124,00 (...) per eigendom, behoudens het bepaalde in het tweede lid van dit artikel.

2 Indien in het in artikel 6 bedoelde belastingtijdvak 500 kubieke meter of meer aan afvalwater wordt afgevoerd, is boven het in het eerste lid verschuldigde bedrag een rioolrecht verschuldigd van:

a (…)

Artikel 6 Belastingjaar

Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.

Artikel 7 Wijze van heffing

Het recht wordt geheven bij wege van aanslag.

(…)

Artikel 9 Ontstaan van de belastingschuld en heffing naar tijdsgelang

1 Het recht is verschuldigd bij de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht.

2 (…)

3. Het geschil, de standpunten en de conclusies van partijen

3.1. Partijen houdt verdeeld of zowel terzake van de woning van de directeur van belanghebbende als van de hal van belanghebbende rioolrecht geheven kan worden. Belanghebbende meent dat de woning en de hal tezamen één eigendom vormen, zodat slechts één aanslag opgelegd kan worden. De Ambtenaar bepleit dat de woning en de hal verschillende eigenaren en gebruikers kent, zodat terecht twee aanslagen zijn opgelegd.

3.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken.

3.3. Daaraan is mondeling door de Ambtenaar – zakelijk weergegeven – toegevoegd

tijdens de eerste mondelinge behandeling:

3.3.1. Belanghebbende stelt dat voor de verontreinigingsheffing oppervlakte-wateren sprake is van één vervuilingseenheid. Zij stelt niet dat er geen water is verbruikt. Uit een en ander kan worden afgeleid dat het waterverbruik in de hal ligt tussen de 0 en de 44 m³.

en tijdens de tweede mondelinge behandeling:

3.3.2. Zijn brief van 13 april 2004 bevat een onjuistheid. Het waterverbruik van 184 m³ had betrekking op het jaar 2002. Voor het jaar 2003 was het herleid waterverbruik 209 m³.

3.3.3. Ten tijde van het opleggen van de aanslag is het waterverbruik in het belastingjaar nog niet bekend. De aanslag wordt opgelegd op basis van ervaringscijfers.

3.3.4. Na het belastingjaar levert het waterleidingbedrijf de verbruiksgegevens aan aan de gemeente Enschede. Deze verbruiksgegevens worden vergeleken met de geschatte verbruiksgegevens waarop de aanslag is gebaseerd. Mochten de verbruiksgegevens leiden tot een hoger rioolrecht dan bij de aanslag is geheven dan wordt een nadere aanslag opgelegd.

3.3.5. Ter zake van het belastingjaar 2003 is belanghebbende geen andere aanslag opgelegd dan de bestreden aanslag van 28 februari 2003.

3.3.6. In mei 2004 is door een ambtenaar van de Gemeente Enschede vastgesteld dat de hal een eigen aansluiting op het riool bezit. Vanuit de hal wordt het afvalwater direct geloosd op het riool en niet geloosd via de rioolaansluiting van de woning, zoals tot nu toe is aangenomen.

3.3.7. De Verordening is gepubliceerd in het gemeenteblad.

3.4. Belanghebbende verzoekt in beroep de aanslag te vernietigen.

3.5. De Ambtenaar concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Uit artikel 2 van de Verordening volgt dat het rioolrecht wordt geheven van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd.

4.2. De woning is eigendom van en wordt gebruikt door de directeur van belanghebbende. De hal is eigendom van en wordt gebruikt door belanghebbende. Er zijn derhalve twee verschillende gebruikers en twee verschillende eigendommen.

4.3. Artikel 4, eerste lid, van de Verordening bepaalt dat het rioolrecht wordt geheven naar het aantal kubieke meters afvalwater, dat vanuit het eigendom wordt afgevoerd. Het tweede lid van voornoemd artikel stelt het aantal kubieke meters afvalwater op het aantal kubieke meters water dat in de desbetreffende verbruiksperiode, eventueel herleid naar een periode van twaalf maanden, naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt.

4.4. Naar beide eigendommen is in 2003 water toegevoerd. In de hal zijn een toilet en een wasbak aanwezig die door belanghebbende worden gebruikt. Daarmee staat vast dat water is toegevoerd naar het eigendom van belanghebbende.

4.5. De Ambtenaar heeft ter zitting verklaard dat de hal een eigen aansluiting heeft op het gemeentelijk riool. Belanghebbende stelt dat afvoer plaatsvindt via de aansluiting van de woning. Het staat derhalve vast dat de hal direct dan wel indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering, zodat de Ambtenaar terecht heeft gesteld dat vanuit de hal in het belastingjaar 2003 afvalwater wordt afgevoerd via de gemeentelijke riolering.

4.6. Gelet op het vorenstaande is belanghebbende terecht als belastingplichtige voor het rioolrecht aangemerkt.

4.7. Daaraan doet niet dat af vóór 1989 jaarlijks slechts één aanslag rioolrecht werd opgelegd voor de woning en de hal tezamen. Op basis van artikel 3 van de Verordening worden gedeelten van een eigendom die blijkens hun indeling bestemd zijn om als een afzonderlijk geheel te worden gebruikt, maar die als één geheel gebruikt worden, aangemerkt als één eigendom. In 1989 is er een nieuwe situatie ontstaan waarin niet langer sprake is van één gebruiker van twee gedeelten van een eigendom, maar van twee gebruikers van twee eigendommen.

4.8. De directeur van belanghebbende heeft nog gesteld dat hij als enige in de hal werkzaam is, dat het in feite niets uitmaakt waar hij zijn handen wast en dat, als de nieuwbouw (hal/woonhuis) in het verleden niet zou zijn gesplitst in een B.V.-deel en een privé-deel er slechts één aanslag zou zijn opgelegd. Voor zover belanghebbende met die stelling een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel kan dit niet slagen, reeds omdat de door belanghebbende vergeleken gevallen rechtens en feitelijk niet gelijk zijn.

5. Beoordeling ambtshalve

5.1. Op grond van artikel 4, tweede lid, van de Verordening wordt de maatstaf van de heffing bepaald op het aantal kubieke meters afvalwater. Dit aantal wordt gesteld op het aantal kubieke meters water dat in de laatste aan het einde van het belastingjaar voorafgaande verbruiksperiode naar het eigendom is toegevoerd of opgepompt.

5.2. Het belastingjaar 2003 is gelijk aan het kalenderjaar 2003. De laatste aan het einde van kalenderjaar 2003 voorafgaande verbruiksperiode van belanghebbende eindigt op 13 december 2003. Eerst dan is de maatstaf van heffing bekend, zodat pas vanaf dat moment de grootte van de belastingschuld kan worden vastgesteld.

5.3. De aanslag is blijkens het biljet waarop hij aan belanghebbende ter kennis is gebracht gedagtekend 28 februari 2003. Deze aanslag is derhalve opgelegd voordat de heffingsmaatstaf bekend was.

5.4. In de Verordening ontbreken bepalingen over het opleggen van een voorlopige aanslag.

5.5. De bepaling in artikel 9, eerste lid, van de Verordening dat het recht verschuldigd is bij de aanvang van het belastingjaar, of zo dit later is, bij de aanvang van de belastingplicht, doet aan het voorgaande niet af.

5.6. Overeenkomstig het arrest van de Hoge Raad van 14 juni 2002, nr. 36 863 (BNB 2002/294* en Belastingblad 2002, blz. 890), moet worden geoordeeld dat de bestreden aanslag niet in stand kan blijven, omdat deze voortijdig is opgelegd en derhalve in strijd met de Verordening. Daarbij merkt het Hof op dat in het onderhavige geval - anders dan in het geval waarop dat arrest ziet – de aanslag opgelegd kan worden op het moment dat de heffingsmaatstaf bekend is.

6. Slotsom

Hoewel de door belanghebbende aangevoerde grieven falen, kan de aanslag op grond van hetgeen onder 5. is geoordeeld niet in stand blijven.

Nu in deze zaak geen griffierecht is geheven kan toepassing van artikel 8:74 van de Algemene wet bestuursrecht achterwege blijven.

7. Proceskosten

In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

8. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar alsmede de daarbij gehandhaafde aanslag.

Aldus gedaan te Arnhem op 23 juni 2004 door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, prof. mr. dr. J.A. Monsma en mr. drs. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.

(A.W.M. van der Waerden) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 juni 2004

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

– de naam en het adres van de indiener;

– de dagtekening;

– de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

– de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.