Home

Gerechtshof Arnhem, 25-06-2004, AQ5187, 03-01877

Gerechtshof Arnhem, 25-06-2004, AQ5187, 03-01877

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
25 juni 2004
Datum publicatie
29 juli 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AQ5187
Zaaknummer
03-01877
Relevante informatie
Wet verontreiniging oppervlaktewateren [Tekst geldig vanaf 22-12-2009] [Regeling ingetrokken per 2009-12-22] art. 21

Inhoudsindicatie

Tussen partijen is in geschil of het pand moet worden aangemerkt als een woonruimte in de zin van artikel 1, onderdeel f, van de Verordening zoals belanghebbende verdedigt, dan wel als bedrijfsruimte in de zin van artikel 1, onderdeel g, van de Verordening zoals verweerder stelt.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste enkelvoudige belastingkamer

nummer 03/01877 (zuiveringslasten)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

Belanghebbende : Stichting [X]

Te : [Z]

Verweerder : De ambtenaar belast met de heffing van de waterschapsbelasting van het Waterschap Veluwe

Aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

Betreft : aanslag zuiveringslasten 2002

Nummer : [01]

mondelinge behandeling : op 11 juni 2004 te Arnhem

waarbij verschenen : [belanghebbendes coördinator, alsmede de Ambtenaar]

gronden:

1. Aan belanghebbende is met dagtekening 31 juli 2003 een aanslag zuiveringslasten voor het jaar 2002 opgelegd voor het pand [a-weg 1 te Z]. Verweerder heeft daarbij het pand aangemerkt als een bedrijfsruimte in de zin van artikel 1, onderdeel g, van de Verordening zuiveringslasten Waterschap Veluwe 2001, zoals gewijzigd bij Besluit van het algemeen bestuur van het waterschap van 28 november 2001 (hierna: de Verordening). Op grond van het waterverbruik van 219 m³ is de aanslag opgelegd naar 5 vervuilingseenheden.

2. Belanghebbende is een stichting die op het voornoemde adres voorziet in de huisvesting van vijf verstandelijk gehandicapten onder begeleiding van een inwonend echtpaar in dienst van belanghebbende. Het huis is iets groter dan een doorsneehuis. Ieder heeft er een eigen (slaap)kamer maar alle overige ruimten worden gezamenlijk gebruikt. Het inwonend echtpaar beschikt niet over een eigen (zelfstandige) woonruimte. Belanghebbende heeft bewust gekozen voor een leefvorm in gezinsverband waarbij de verzorging van binnenuit plaatsvindt. De verstandelijk gehandicapte bewoners moeten intensief worden begeleid (24 uurs-indicatie) en zullen naar verwachting permanent op het adres blijven wonen. Sommige van hen maken al 20 jaar deel uit van voornoemd gezinsverband. De huishoudelijke uitgaven en bijkomende huisvestingskosten, zoals onder meer de gemeentelijke belastingen, worden bestreden uit de door de verstandelijk gehandicapten ontvangen Wajong-uitkeringen. Wassen, koken en het gebruik van de maaltijden vinden steeds plaats als vormden de bewoners een gezin. Ook de overige activiteiten vinden gezamenlijk plaats.

3. Tussen partijen is in geschil of het pand moet worden aangemerkt als een woonruimte in de zin van artikel 1, onderdeel f, van de Verordening zoals belanghebbende verdedigt, dan wel als bedrijfsruimte in de zin van artikel 1, onderdeel g, van de Verordening zoals verweerder stelt.

4. In het onderhavige geval is niet in geschil dat de kamers waarover de bewoners ieder voor zich beschikken niet kunnen worden aangemerkt als afzonderlijke woonruimten in de zin van artikel 1, onderdeel f, van de Verordening.

5. Ter zitting is namens belanghebbende (aannemende dat de coördinator een orgaan is van belanghebbende) nog aangevoerd dat de leefeenheid bewust in overeenstemming met hetgeen door de rijksoverheid wordt gestimuleerd, kleinschalig is opgezet en dat de woonvorm - hoewel de bewoners geen familie zijn van elkaar – is gelijk te stellen met een wonen in gezinsverband dat gericht op een duurzaam samenleven. Hij acht het onjuist dat het waterschap deze woonvorm anders behandelt dan een wonen in gezinsverband waarbij de heffing maximaal op 3 vervuilingseenheden wordt gesteld, onafhankelijk van het aantal leden van het gezin of het feitelijke waterverbruik. De stichting streeft zeer bewust naar een zuinig waterverbruik. Het verbruik is in 2002 teruggebracht naar 219 m³.

6. Uit de vaststaande feiten volgt naar het oordeel van het Hof dat de bewoners van het adres [a-weg 1] een huishouding voeren die - gelet op de duurzaamheid in de samenstelling van de bewoners en de intensiviteit van hun gezamenlijke activiteiten - op één lijn is te stellen met een gezin, nu die huishouding de voor een gezin kenmerkende eigenschappen van samenwonen vertoont. De omstandigheid dat de verstandelijk gehandicapte bewoners op grond van hun indicatie een 24-uursbegeleiding nodig hebben, doet daar niet aan af nu die begeleiding van binnenuit – zij het onder verantwoordelijkheid van belanghebbende - door het op hetzelfde adres inwonend echtpaar wordt verschaft en niet bestaat uit toezicht van buitenaf door telkens wisselende personeelsleden van belanghebbende of een derde.

7. Het beroep is gegrond.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op de reis-, verblijf- en verletkosten van de namens haar verschenen coördinator, begroot op € 88.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vermindert de aanslag tot € 120,60 onder handhaving van de verrekende voorheffing van € 120,60;

- gelast dat het waterschap aan belanghebbende vergoedt het door haar gestorte griffierecht van € 232;

- veroordeelt verweerder in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 88, te vergoeden door het waterschap.

Aldus gedaan op 25 juni 2004 door mr. M.C.M. de Kroon, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. W.J.N.M. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(W.J.N.M. Snoijink) (M.C.M. de Kroon)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 juli 2004

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.