Home

Gerechtshof Arnhem, 22-07-2004, AR2368, 03-02375

Gerechtshof Arnhem, 22-07-2004, AR2368, 03-02375

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
22 juli 2004
Datum publicatie
20 september 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AR2368
Zaaknummer
03-02375
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229

Inhoudsindicatie

Leges.

Een tweede legesheffing in het kader van een bouwaanvraag ter zake van een “controle statische berekening” is niet mogelijk.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

zesde enkelvoudige belastingkamer

nummer 03/02375 (leges)

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Neder-Betuwe (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : legesnota, d.d. 7 juli 2003, kenmerk [01]

mondelinge behandeling : op 8 juli 2004 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende, alsmede [de Ambtenaar]

gronden:

1. Aan belanghebbende is bij schriftelijke kennisgeving een bedrag aan leges (€ 278) in rekening gebracht wegens het in behandeling nemen van de door belanghebbende gedane aanvraag voor een bouwvergunning met het oog op het bouwen van een erker in de woning aan de [a-weg 1 te Z].

De bouwkosten zijn geraamd op € 9.300. Het in rekening gebrachte bedrag bestaat uit bouwleges (€ 261) en welstandsleges (€ 17).

2. Op 7 juli 2003 is vervolgens met betrekking tot diezelfde aanvraag een bedrag aan leges gevorderd (€ 39,87) wegens “controle statische berekeningen”.

3. Belanghebbende beklaagt zich – kort gezegd - over de onzorgvuldige wijze waarop de uitspraak op bezwaar is voorbereid en gemotiveerd. In beginsel kunnen gebreken in de voorbereiding en de motivering van de uitspraak, niet leiden tot vernietiging van de uitspraak. Dit vloeit voort uit de loop van de procedure in belastingzaken, waarin als uitgangspunt geldt dat in het algemeen geen terugwijzing plaatsvindt naar het overheidsorgaan dat de uitspraak heeft gedaan omdat de zaak in volle omvang ter toetsing aan de belastingrechter kan worden voorgelegd. Van feiten en omstandigheden die een uitzondering op deze regel zouden kunnen rechtvaardigen is geen sprake.

4. Belanghebbende stelt dat hij op de hoorzitting van 21 november 2003 tegen [de Ambtenaar] heeft gezegd dat zij na zoveel missers van de zijde van de gemeente bij de afhandeling van het bezwaar dat kleine bedrag maar moest laten zitten en de zaak verder als ter lering en vermaak konden beschouwen. [De Ambtenaar zou] daarbij instemmend hebben geknikt. De Ambtenaar heeft deze bewering in het verweerschrift noch ter zitting weersproken. Het Hof is bij gebreke van een, overigens op grond van artikel 7.7 van de Algemene wet bestuursrecht verplicht, verslag niet in staat de juistheid van die bewering te controleren. Het Hof is van oordeel dat de nadelige bewijsrechtelijke gevolgen van het ontbreken van een verslag in dit geval niet op belanghebbende kunnen worden afgewenteld. Het Hof gaat er van uit dat door [de Ambtenaar] bij belanghebbende het rechtens te beschermen vertrouwen is gewekt dat de kennisgeving inzake het bedrag van € 39,87 zou worden vernietigd. Het Hof neemt hierbij mede in aanmerking dat belanghebbende, zoals hij onweersproken heeft gesteld, nadat hij een betalingsherinnering van de gemeente had ontvangen, op 30 oktober 2003 van de comptabele te horen heeft gekregen dat hij de herinnering als niet geschreven mocht beschouwen en deze kon verscheuren. Het legesbedrag van € 39,87 dient reeds op deze grond te vervallen.

5. Belanghebbende beklaagt zich tenslotte erover dat hij het onzorgvuldig acht dat voor dezelfde bouwaanvraag twee keer een heffing volgt. Ook deze klacht treft, zij het met een andere motivering, doel en voert tot de slotsom dat het bedrag van € 39,87 ten onrechte van belanghebbende is geheven. Het belastbare feit is in het onderhavige geval de aanvraag voor een bouwvergunning. De kosten van inschakeling van deskundigen zijn gemaakt ten behoeve van deze aanvraag. De Legesverordening 2003 biedt geen aanknopingspunt voor de opvatting dat het uitvoeren van statische berekeningen een afzonderlijk belastbaar feit vormt. Integendeel, in paragraaf 5.5 is slechts geregeld een aantal verhogingen van de overeenkomstig de in de artikelen 5.2.2 t/m 5.2.4 en 5.3 bepaalde of berekende bedragen.

6. Indien abusievelijk een te laag bedrag aan leges is berekend kan het tekort slechts worden nagevorderd (artikel 231, juncto artikel 233a, tweede lid, van de Gemeentewet). Uit de kennisgeving van 7 juli 2003 is niet af te leiden dat bedoeld is een kennisgeving van navordering te doen. De Ambtenaar heeft voorts ter zitting niet gesteld dat er sprake is van een nieuw feit. Daaruit kan geen andere conclusie worden getrokken dan dat de Ambtenaar in strijd met de wet tweemaal een primitieve aanslag heeft opgelegd voor hetzelfde belastbare feit.

slotsom

De uitspraak moet worden vernietigd, alsmede de bestreden schriftelijke kennisgeving.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 96 voor verletkosten en € 12 voor reis- en verblijfkosten.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vernietigt de onderhavige legesnota van 7 juli 2003;

- gelast dat de gemeente Opheusden aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 31;

- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 108 en wijst de gemeente OpheusdenNeder-Betuwe aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 22 juli 2004 door mr. J. Lamens, lid van de zesde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Van der Waerden als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

Het lid van de voormelde kamer,

De griffier is verhinderd

dit proces-verbaal

mede te ondertekenen

(J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 juli 2004

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het Gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het Gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het Gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.