Home

Gerechtshof Arnhem, 07-10-2004, AR4802, 02-01806

Gerechtshof Arnhem, 07-10-2004, AR4802, 02-01806

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 oktober 2004
Datum publicatie
2 november 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AR4802
Zaaknummer
02-01806
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 229

Inhoudsindicatie

Leges.

De in de Legesverordening van de gemeente Enschede opgenomen drempelbepaling inzake het verstrekken van fotokopieën is niet in strijd met het gelijkheidsbeginsel.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 02/01806

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Enschede (hierna: de ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan hem opgelegde kennisgevingen leges over het jaar 2000.

1. Kennisgevingen, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende zijn wegens het op zijn aanvraag verstrekken van onderscheidenlijk 11, 11, 30 en 9 fotokopieën van A4 formaat, met dagtekeningen 19 juli 2000, 21 juli 2000, 18 augustus 2000 en 8 september 2000, kennisgevingen leges opgelegd van respectievelijk ƒ 7,70, ƒ 7,70, ƒ 21,00 en ƒ 6,30.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de kennisgevingen bezwaar gemaakt. De ambtenaar heeft de kennisgevingen bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof.

De ambtenaar heeft een verweerschrift ingediend. Belanghebbende heeft een conclusie van repliek ingediend, de ambtenaar een conclusie van dupliek.

1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 1 oktober 2003 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [de ambtenaar]. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt. Na sluiting van het onderzoek ter zitting heeft het Hof het onderzoek heropend. Aan de ambtenaar is verzocht schriftelijk nadere inlichtingen te verstrekken. Deze inlichtingen zijn door de ambtenaar verstrekt bij brief van 21 oktober 2003. Belanghebbende heeft hierop gereageerd bij telefax van 24 november 2003. Belanghebbende heeft vervolgens nadere stukken ingediend. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 26 augustus 2004 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbende, alsmede [de ambtenaar]. Van het verhandelde ter zitting is proces-verbaal opgemaakt.

1.5. Belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij zijn pleitnota 1 bijlage overgelegd.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Aan belanghebbende zijn op zijn aanvraag vanwege de gemeente Enschede in het jaar 2000 op 19 juli 11 fotokopieën, op 21 juli 11 fotokopieën, op 18 augustus 30 fotokopieën en op 8 september 9 fotokopieën verstrekt. Hierbij ging het steeds om fotokopieën van A4 formaat. In verband daarmee zijn de onder 1.1. genoemde legesbedragen van belanghebbende geheven.

2.2. Ten tijde van het opleggen van de onder 1.1. genoemde kennisgevingen gold in de gemeente Enschede de Legesverordening 2000 (hierna: de Verordening), die door de raad is vastgesteld op 20 december 1999 en in dezelfde week is bekend gemaakt door middel van ter inzage legging en aankondiging daarvan in het plaatselijk verschijnende blad De Eschmarke. Van de Verordening en de bijbehorende Tarieventabel luiden de te dezen van belang zijnde bepalingen als volgt:

(...)

Artikel 2 Aard van de heffing en belastbaar feit

Onder de naam “leges” worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.

Artikel 3 Belastingplicht

Belastingplichtig is de aanvrager van de dienst dan wel degene ten behoeve van wie de dienst is verleend.

(...)

Artikel 5 Tarieven

De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tabel. Voor de berekening van de leges wordt een gedeelte van een in de tabel genoemde eenheid als volle eenheid gerekend.

Artikel 6 Wijze van heffing

De leges worden geheven bij wege van een mondelinge dan wel een gedagtekende schriftelijke kennisgeving, waaronder mede wordt begrepen een stempelafdruk, zegel, nota of andere schriftuur.

(...)

TARIEVENTABEL BEHORENDE BIJ DE LEGESVERORDENING

(...)

Hoofdstuk II

Rubriek I Overige verrichtingen

De leges bedragen voor:

1 Fotokopieën of afschriften van stukken, een door of vanwege de gemeente uitgegeven stuk, in deze verordening niet genoemd of waarvoor geen afzonderlijke prijs is vastgesteld

a per pagina op formaat A5 of gedeelte daarvan ƒ 0,35

b per pagina op formaat A4 of gedeelte daarvan ƒ 0,70

c per pagina op formaat A3 of gedeelte daarvan ƒ 1,-

2 (...)

3 De hierboven in lid 1 en 2 genoemde rechten worden niet geheven indien het totaal aan op grond van deze Verordening verschuldigde rechten minder bedraagt dan ƒ 4,-.

2.3. De in het derde lid van Rubriek I Overige verrichtingen opgenomen drempelbepaling is met ingang van het belastingjaar 1981 in de bij de Verordening behorende tarieventabel opgenomen. Het bedrag waaronder niet werd geheven bedroeg destijds ƒ 2,50. In het voorstel van burgemeester en wethouders van 14 oktober 1980 is als ratio voor het opnemen van deze bepaling genoemd dat het administratief verwerken en innen van leges per betaling een veelvoud van ƒ 2,50 kost. Bij de behandeling door de raad van dit voorstel op 27 oktober 1980, is omtrent het voorstel niets naders opgemerkt.

2.4. De bovengenoemde drempelbepaling is met ingang van het belastingjaar 2001 uit de bij de Verordening behorende tarieventabel geschrapt. Ter toelichting op het tot afschaffing van de drempelbepaling strekkende voorstel van burgemeester en wethouders van 5 december 2000 is het volgende opgemerkt:

“Het gemeentearchief Enschede neemt deel aan de zogenaamde archiefkoepel, een landelijk overleg dat onder andere meer uniformiteit hoopt te bewerkstelligen op ondermeer het terrein van soorten en uitvoeringswijzen van dienstverlening, alsmede de daarvoor te hanteren tarieven. Uitgangspunt daarbij is de werkelijke apparaats- en afhandelingskosten zoveel mogelijk in deze tarieven te verdisconteren en het publiek, zeker ook met het oog op de digitale dienstverlening, te confronteren met uniforme regelgeving en daaruit voortvloeiende verplichtingen. Voor het door de gemeentelijke organisatie fotokopiëren tot formaat A4 wordt alom, dus ook bij het gemeentearchief, een stuksprijs van ƒ 0,70 berekend. Bij het publiek is dit bedrag bekend. Het daar mee verband houdende drempelbedrag van ƒ 4,00 impliceert een vrijstelling van ieders verplichting tot het betalen van leges. Hoewel oorspronkelijk bedoeld om geringe bedragen niet te heffen en in te vorderen wordt nu toch voorgesteld het drempelbedrag uit de tarieventabel te verwijderen en daarmede af te schaffen. In de praktijk leidt het steeds weer tot onbegrip en discussie omdat men bij vijf kopieën A4 helemaal niets hoeft te betalen en voor zes kopieën ineens weer ƒ 4,20. Zeker ook wanneer men nog eens bedenkt dat dezelfde handelingen moeten worden verricht en dat thans direct kan worden betaald aan de eigen kas van het bureau gemeentearchief.”

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is - zakelijk weergegeven - in geschil het antwoord op de volgende vragen:

- Dient de bestreden uitspraak te worden vernietigd wegens onvoldoende motivering nu niet expliciet is ingegaan op ieder individueel bezwaar.

- Dienen de kennisgevingen te worden vernietigd wegens onverbindendheid van het in Rubriek I Overige verrichtingen, lid 1, opgenomen tarief, nu dit in verbinding met de in lid 3 van het betreffende onderdeel van de tarieventabel opgenomen drempelbepaling leidt tot schending van het gelijkheidsbeginsel.

- Dient heffing van leges wegens het op verzoek verstrekken van fotokopieën, indien meer dan 5 fotokopieën worden verstrekt, beperkt te blijven tot de fotokopieën boven het aantal van 5, zulks teneinde schending van het gelijkheidsbeginsel te voorkomen.

Belanghebbende beantwoordt deze vragen bevestigend, de ambtenaar ontkennend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten of verweren toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en primair tot vernietiging van de onderhavige kennisgevingen. Subsidiair concludeert belanghebbende, naar het Hof verstaat, tot vermindering van de kennisgevingen met telkens ƒ 4,00 tot respectievelijk ƒ 3,70, ƒ 3,70, ƒ 17,00, en ƒ 2,30. De ambtenaar concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De loop van de procedure in belastingzaken brengt in beginsel mee dat eventuele onzorgvuldigheden in de bestreden uitspraak op zichzelf niet tot vernietiging van die uitspraak behoeven te leiden. De door belanghebbende in dit verband aangevoerde klacht dat de ambtenaar niet expliciet op ieder individueel bezwaar is ingegaan geeft het Hof – mede gelet op artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht – geen reden in dezen anders te oordelen.

4.2. Tussen partijen is niet in geschil dat de verstrekking van de door belanghebbende aangevraagde fotokopieën een dienst is als bedoeld in artikel 2 van de Verordening. Evenmin is in geschil dat belanghebbende als aanvrager van deze dienst door verweerder ingevolge artikel 3 van de Verordening terecht is aangemerkt als belastingplichtige.

4.3. Ter onderbouwing van zijn stelling dat toepassing van de drempelbepaling, opgenomen in lid 3 van Rubriek I Overige verrichtingen, leidt tot schending van het gelijkheidsbeginsel heeft belanghebbende – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de onderhavige legesheffing is bedoeld als vergoeding voor kosten die de gemeente in verband met het op aanvraag verstrekken van fotokopieën maakt, dat de gemeente voor iedere fotokopie in beginsel evenveel kosten maakt en dat in dat verband het op aanvraag verstrekken van ten hoogste 5 fotokopieën en het op aanvraag verstrekken van meer dan 5 fotokopieën als gelijke gevallen moeten worden bestempeld. Belanghebbende heeft hieraan nog toegevoegd dat aanvragers die hierop uit zijn op eenvoudige wijze kunnen bewerkstelligen dat de drempelbepaling wordt toegepast ook indien zij meer dan 5 fotokopieën verlangen, door in een dergelijk geval meer dan eens ten hoogste 5 fotokopieën tegelijk aan te vragen.

4.4. Verweerder heeft hiertegenover – zakelijk weergegeven – aangevoerd dat de drempelbepaling, gezien de onder 2.3. weergegeven ratio van deze bepaling, uitsluitend heeft te gelden als efficiencymaatregel. Gezien deze ratio zijn het op aanvraag verstrekken van ten hoogste 5 fotokopieën en het op aanvraag verstrekken van meer dan 5 fotokopieën niet als gelijke gevallen te beschouwen. De door de heffing en de inning van de leges veroorzaakte perceptiekosten drukken naar verhouding bij een relatief gering aantal fotokopieën zwaarder dan bij een groter aantal fotokopieën. Voorts heeft verweerder aangevoerd dat het bepaalde in artikel 216 van de Gemeentewet, in samenhang met het bepaalde in artikel 219, tweede lid, van de Gemeentewet met zich meebrengt dat het aan de gemeenteraad is om, binnen de grenzen van redelijkheid en billijkheid, die heffingsmaatstaven en tarieven vast te stellen die het best bij zijn beleid passen. Door het vaststellen van de onderhavige drempelbepaling heeft de raad volgens verweerder noch het gelijkheidsbeginsel geschonden noch de grenzen van de redelijkheid en de billijkheid overschreden. Dat de drempelbepaling met ingang van 2001 is afgeschaft doet volgens verweerder aan het voorgaande niet af.

4.5. De ambtenaar is erin geslaagd aannemelijk te maken dat de toepassing van de onderhavige drempelbepaling niet leidt tot een verboden schending van het gelijkheidsbeginsel. Belanghebbende betoogt weliswaar terecht dat, bezien vanuit de aanvrager, het op aanvraag verstrekken van ten hoogste 5 fotokopieën en het op aanvraag verstrekken van meer dan 5 fotokopieën als in beginsel vergelijkbare gevallen kunnen worden beschouwd en dat als zodanig door de onderwerpelijke legesheffing die gevallen ongelijk worden behandeld. Echter, niet iedere ongelijke behandeling leidt tot in rechte niet toelaatbaar te achten discriminatie. Zodanige discriminatie is in dezen niet het geval, nu, gezien de ratio van de drempelbepaling, overwegingen van doelmatigheid voor de ongelijke behandeling voldoende rechtvaardiging verschaffen. Het Hof neemt hierbij mede in aanmerking dat met de onderwerpelijke legesheffing en met het ingevolge de drempelbepaling buiten de heffing gelaten bedrag blijkbaar relatief geringe bedragen gemoeid zijn.

4.6. In het licht van het onder 4.5. overwogene is het Hof voorts van oordeel dat de onderhavige legesheffing, indien meer dan 5 fotokopieën worden verstrekt, niet beperkt dient te blijven tot de fotokopieën boven het aantal van 5.

4.7. Het Hof acht belanghebbende tegenover de gemotiveerde weerspreking ter zitting door verweerder niet erin geslaagd zijn stelling, dat verweerder bij de toepassing van de onderhavige drempelbepaling willekeurig is te werk gegaan in die zin dat bij overschrijding van het aantal van 5 fotokopieën in belanghebbendes geval wel leges worden geheven en in andere gevallen niet, aannemelijk te maken. Belanghebbende heeft voor deze stelling geen enkel bewijs aangedragen. Het door belanghebbende gedane verzoek de door hem als “[A]” aangeduide ambtenares te doen horen als getuige heeft kennelijk alleen betrekking op de in belanghebbendes brief van 15 april 2003 weergegeven gang van zaken bij het afrekenen van de op 21 juli 2000 aangevraagde fotokopieën. Omdat die gang van zaken op zich niet door de ambtenaar wordt betwist ziet het Hof geen aanleiding voor het horen van genoemde persoon. Bovendien acht het Hof de stelling niet aannemelijk in het licht van de onder 2.4. weergegeven redengeving voor de afschaffing van de drempelbepaling met ingang van 2001, te weten dat de toepassing van de drempelbepaling in de praktijk steeds weer tot onbegrip en discussie leidde omdat men bij vijf kopieën A4 helemaal niets hoeft te betalen en voor zes kopieën ineens weer ƒ 4,20.

4.8. Het voorts nog door belanghebbende aangevoerde, zoals zijn stelling dat verweerder aan belanghebbende bewust en ten onrechte informatie heeft onthouden en daarnaast in strijd met artikel 8:42 van de Algemene wet bestuursrecht bewust stukken heeft achtergehouden, alsmede zijn stelling dat belanghebbende benadeeld wordt door het ontbreken van een tweede feitelijke instantie in belastingzaken, is door hem niet of althans in onvoldoende mate aannemelijk gemaakt dan wel van onvoldoende gewicht om te concluderen tot vernietiging van de bestreden uitspraak al dan niet in combinatie met vernietiging of vermindering van de opgelegde kennisgevingen.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan te Arnhem op 7 oktober 2004 door mrs Monsma, voorzitter, Van Schie, vice-president en Van Amsterdam, raadsheer, en op die datum door de voorzitter in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr Vellema als griffier.

(A. Vellema) (J.A. Monsma)

Afschriften aangetekend per post verzonden op: 7 oktober 2004

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

– de naam en het adres van de indiener;

– de dagtekening;

– de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

– de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.