Home

Gerechtshof Arnhem, 07-10-2004, AR5310, 03-01091

Gerechtshof Arnhem, 07-10-2004, AR5310, 03-01091

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
7 oktober 2004
Datum publicatie
10 november 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AR5310
Zaaknummer
03-01091
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 216, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 217, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 225, Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 31-01-2024] art. 234

Inhoudsindicatie

Parkeerbelasting.

Nu een aanwijzingsbesluit ontbreekt in de gemeente Doetinchem, kan geen naheffingsaanslag in de parkeerbelasting worden opgelegd.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 03/01091

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Doetinchem (hierna: de Ambtenaar) betreffende na te melden aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Doetinchem.

1. Naheffingsaanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is ter zake van het parkeren op 1 februari 2003 te Doetinchem een naheffingsaanslag in de parkeerbelasting van de gemeente Doetinchem opgelegd ten bedrage van € 44,30, bestaande uit € 1,30 aan enkelvoudige belasting en € 43 aan kosten terzake van het opleggen van die aanslag.

1.2. Deze naheffingsaanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij uitspraak van de Ambtenaar gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende heeft tegen deze uitspraak beroep ingesteld bij het Hof.

De Ambtenaar heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.

1.4. De eerste mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de achtste enkelvoudige belastingkamer van het Hof op 14 januari 2004 te Arnhem. Aldaar [is verschenen en gehoord, de Ambtenaar]. Belanghebbende is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Hiervan is een afschrift aan partijen verzonden.

1.5. De Ambtenaar heeft vervolgens nader schriftelijke stukken ingediend, welke bij het Hof zijn ingekomen op 21 januari 2004 onderscheidenlijk 18 augustus 2004. Afschriften hiervan zijn aan belanghebbende verzonden.

1.6. Het lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer van het Hof heeft de zaak verwezen naar de tweede meervoudige belastingkamer van het Hof.

1.7. De tweede mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad door die kamer op 28 september 2004 te Arnhem. Belanghebbende is ter zitting verschenen en gehoord. De Ambtenaar is met kennisgeving aan het Hof niet verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende heeft op 1 februari 2003 zijn personenauto, merk Audi en voorzien van het kenteken [AA-BB-00], geparkeerd op een parkeerterrein, plaatselijk bekend als Burgemeester van Nispenstraat te Doetinchem. In het voertuig bevond zich een kaartje, verstrekt door de parkeerautomaat ter plaatse, waarop is vermeld dat € 1 is betaald en dat de parkeertijd zou eindigen om 15.12 uur op genoemde dag. Voorts behoort tot de stukken van het geding een (kopie van een) tweede kaartje met dezelfde dagtekening waarop is vermeld dat € 0,90 is betaald en dat de parkeertijd zou eindigen om 17.00 uur.

2.2. De onderwerpelijke naheffingsaanslag - ter zake van het parkeren op 1 februari 2003 op een parkeerplaats aan de Burgemeester van Nispenstraat te Doetinchem - is om 16.17 uur aan belanghebbende opgelegd.

2.3. In zijn vergadering van 19 december 2002 heeft de raad van de gemeente Doetinchem zowel de Verordening parkeerbelastingen 2003 (hierna: de Verordening) als de daarbij behorende Tarieventabel vastgesteld. De Verordening en de Tarieventabel zijn in week 52 van het jaar 2002 bekendgemaakt door publicatie in de gemeenterubriek van de Gelderse Post.

2.4. De Verordening behelst, voorzover hier van belang, de volgende bepalingen.

“(...)

Artikel 2

Belastbaar feit

Onder de naam "parkeerbelastingen" worden de volgende belastingen geheven:

a. een belasting ter zake van het parkeren van een voertuig op een bij, danwel krachtens deze verordening in de daarin aangewezen gevallen door het college van burgemeester en wethouders te bepalen plaats, tijdstip en wijze;

b. (...)

Artikel 4

Maatstaf van heffing, belastingtarief en belastingtijdvak

De maatstaf van heffing, het belastingtarief en het belastingtijdvak zijn vermeld in de bij deze verordening behorende en daarvan deel uitmakende tarieventabel.

(...)

Artikel 7

Bevoegdheid tot aanwijzing parkeerplaatsen

De aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de belasting bedoeld in artikel 2, onderdeel a, mag worden geparkeerd, geschiedt in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit.

(...)

Artikel 12

Inwerkingtreding en citeerartikel

1. De Verordening parkeerbelastingen 2002 van 20 december 2001, wordt ingetrokken met ingang van de in het derde lid genoemde datum van ingang van de heffing, met dien verstande dat zij van toepassing blijft op de belastbare feiten die zich voor die datum hebben voorgedaan.

2. Deze verordening treedt in werking met ingang van de achtste dag na die van bekendmaking.

3. De datum van ingang van de heffing is 1 januari 2003

(...)”.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de onderhavige naheffingsaanslag terecht aan belanghebbende is opgelegd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Ambtenaar bevestigend beantwoordt.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de stukken. Daaraan hebben zij ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in de processen-verbaal van de zittingen.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en de naheffingsaanslag.

3.4. De Ambtenaar concludeert daarentegen tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

Beoordeling ambtshalve

4.1. Ingevolge artikel 7 van de Verordening geschiedt de aanwijzing van de plaats waar, het tijdstip en de wijze waarop tegen betaling van de parkeerbelasting mag worden geparkeerd, in alle gevallen door het college van burgemeester en wethouders bij openbaar te maken besluit (hierna: het aanwijzingsbesluit).

4.2. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Doetinchem heeft, nadat de raad van deze gemeente de Verordening en de daarbij behorende Tarieventabel had vastgesteld, niet zo een aanwijzingsbesluit genomen.

4.3. Van belang in dit verband is evenwel dat het een gemeenteraad vrijstaat om in een nieuwe parkeerbelastingverordening te bepalen dat een reeds bestaand – ingevolge een eerdere verordening genomen – aanwijzingsbesluit voortaan wordt geacht te berusten op de nieuwe verordening. Daar een besluit tot aanwijzing van de plaatsen waar slechts tegen betaling mag worden geparkeerd een parkeerverordening completeert, en de vaststelling van een nieuwe parkeerverordening niet noodzakelijkerwijs gepaard gaat met de behoefte om wijziging te brengen in de aanwijzing van zulke plaatsen, zal doorgaans gerede aanleiding bestaan om te veronderstellen dat de gemeenteraad heeft beoogd gebruik te maken van de bevoegdheid die omschreven is aan het slot van de vorige zin (vgl. HR 14 juni 2002, nr. 37 053, BNB 2002/295 en HR 9 augustus 2002, nr. 36 624, BNB 2002/329).

4.4. In verband hiermee heeft het Hof de Ambtenaar in de gelegenheid gesteld aan te tonen dat een op een eerdere parkeerverordening stoelend aanwijzingsbesluit bestaat en, in dat geval, dat dit aanwijzingsbesluit op de juiste wijze is bekendgemaakt.

4.5. De Ambtenaar heeft daartoe een - kennelijk - op 6 februari 1980 door het college van burgemeester en wethouders vastgestelde nota "Parkeervoorzieningen in en rondom de binnenstad" overgelegd. Deze nota, die kennelijk is opgesteld met het oog op het treffen van maatregelen met betrekking tot de parkeervoorzieningen in en rondom de binnenstad van Doetinchem en voorts tot stand is gekomen in een periode waarin parkeerovertredingen niet gefiscaliseerd doch via het strafrechtelijke traject werden afgedaan, kan - nog daargelaten de vraag of de gemeente Doetinchem sedert 1980 niet de behoefte heeft gehad om wijziging te brengen in de aanwijzing van parkeerplaatsen - naar het oordeel van het Hof niet als een aanwijzingsbesluit worden aangemerkt. De overige bij de brief van de Ambtenaar van 21 januari 2004 gevoegde bijlagen, die betrekking hebben op stukken die in wezen uitvoering geven aan in evenbedoelde nota ontwikkelde plannen, delen dat lot.

4.6. De Ambtenaar heeft voorts bij zijn brief van 17 augustus 2004 een afschrift gevoegd van een publicatie op 28 december 1994 in de gemeenterubriek van – kennelijk – een plaatselijk huis-aan-huisblad met de aanhef "Parkeerbon wordt belastingschuld". In deze publicatie wordt echter evenmin gerept over een aanwijzingsbesluit van burgemeester en wethouders. De in de publicatie genoemde straten zijn vermeld in het kader van de in de Tarieventabel opgenomen tarieven. Zoals ook blijkt uit de onderhavige Verordening vormen een Tarieventabel en een aanwijzingsbesluit echter afzonderlijke onderdelen van een parkeerbelastingverordening.

4.7. Het moet ervoor worden gehouden dat in de gemeente Doetinchem een besluit dat als aanwijzingsbesluit kan worden aangemerkt ontbreekt. Dit betekent dat de onderhavige Verordening niet compleet is. In dezen kan dan ook niet worden geconcludeerd dat ten aanzien van belanghebbende het belastbare feit als bedoeld in artikel 2, onderdeel a, van de Verordening zich heeft voorgedaan. Het beroep van belanghebbende is reeds hierom gegrond. De door hem aangevoerde grieven behoeven geen behandeling. De onderwerpelijke naheffingsaanslag moet worden vernietigd.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. Het Hof begroot deze kosten, overeenkomstig het Besluit proceskosten bestuursrecht, op € 30 voor reis- en verblijfkosten en € 95 voor verletkosten, derhalve in totaal op € 125.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

– verklaart het beroep gegrond;

– vernietigt de bestreden uitspraak op bezwaar;

– vernietigt de naheffingsaanslag;

– gelast de gemeente Doetinchem aan belanghebbende te vergoeden het door deze betaalde griffierecht van € 31;

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten aan de zijde van belanghebbende, vastgesteld op € 125 en wijst de gemeente Doetinchem aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende dient te vergoeden.

Aldus gedaan op 7 oktober 2004 te Arnhem door mr. Den Ouden, voorzitter, en mr. Kooijmans en mr. De Kroon, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Vellema als griffier.

(A. Vellema) (R. den Ouden)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op:

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

– de naam en het adres van de indiener;

– de dagtekening;

– de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

– de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.