Home

Gerechtshof Arnhem, 15-10-2004, AR5325, 00-02086

Gerechtshof Arnhem, 15-10-2004, AR5325, 00-02086

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
15 oktober 2004
Datum publicatie
10 november 2004
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AR5325
Zaaknummer
00-02086
Relevante informatie
Gemeentewet [Tekst geldig vanaf 01-04-2023 tot 01-01-2024] art. 223

Inhoudsindicatie

Forensenbelasting.

De gemeente Ede slaagt er niet in aannemelijk te maken dat belanghebbende een stacaravan voor zichzelf of zijn gezin voor meer dan 90 dagen beschikbaar heeft gehouden.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

derde meervoudige belastingkamer

nummer 00/02086

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] te [Z], (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de Ambtenaar), op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aanslag forensenbelasting 2000, met als aanslagnummer 901329.

1. Beschikking, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 2000 een aanslag in de forensenbelasting opgelegd tot een bedrag van € 92,11 (ƒ 203), gedagtekend 31 augustus 2000.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de beschikking bezwaar gemaakt, welk bezwaarschrift op 6 september 2000 bij de gemeente Ede is binnengekomen. De Ambtenaar heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak met dagtekening van 4 oktober 2000 gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak op 22 november 2000 in beroep gekomen bij het Hof. Op 24 oktober 2002 is belanghebbende bij voorzittersbeschikking niet-ontvankelijk verklaard in zijn beroep.

1.4. Op 14 november 2002 heeft belanghebbende verzet aangetekende tegen de voorzittersbeschikking waarin zij in haar beroep niet-ontvankelijk werd verklaard. Het Hof heeft het verzet van belanghebbende bij uitspraak van 26 maart 2003 gegrond verklaard.

1.5. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof op 19 augustus 2004 te Arnhem. Daar zijn verschenen en gehoord, [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Ambtenaar]. Belanghebbende heeft tevens een beroepschrift ingediend tegen de uitspraak op het bezwaarschrift met betrekking tot de aanslag forensenbelasting over 2001 (kenmerk Hof 03/01102). De mondelinge behandeling van de beide beroepschriften heeft gelijktijdig plaatsgevonden. De Ambtenaar en belanghebbende hebben ter zitting ieder hun pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan aan het Hof en aan de wederpartij overgelegd.

2. Feiten

2.1. Het Hof stelt op grond van de stukken, als tussen partijen niet in geschil, dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.2. De stacaravan, type chalet en bouwjaar 1980 is gesitueerd op Camping “[a]” te [Q].

2.3. De administratie van Camping “[a]” te [Q] vermeldt de familie van belanghebbende, voor het jaar 2000 als huurder van een jaarplaats. Voorts heeft [A] op 22 december 2000 namens camping “[a]” verklaard dat belanghebbendes familie het hele jaar 2000 een jaarplaats heeft gehuurd en daar het gehele jaar de beschikking over heeft gehad.

2.4. Belanghebbende heeft in 2000 een inlichtingenformulier/forensenbelasting van de gemeente Ede ontvangen. Zij heeft dit inlichtingenformulier ingevuld teruggezonden en in haar antwoorden aangegeven dat de stacaravan eigendom is van Sociaal Kulturele Vereniging [B] (hierna: de Vereniging).

2.5. De op 17 juli 1993 opgestelde overeenkomst tussen de Vereniging en belanghebbende vermeldt dat belanghebbende maximaal acht weken per jaar kosteloos gebruik mag maken van de onderhavige stacaravan.

2.6. Door de Vereniging is op 22 mei 2003 een verklaring afgelegd omtrent het gebruik van de onderhavige stacaravan door belanghebbende. De verklaring vermeldt dat de onderhavige stacaravan voor maximaal 60 dagen plus drie keer voor twee dagen voor onderhoudswerkzaamheden ter beschikking aan belang-hebbende heeft gestaan.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende meer dan 90 dagen de beschikking heeft gehad over een stacaravan op de camping “[a]” te [Q], hetgeen door de Inspecteur is gesteld en door belanghebbende wordt betwist.

3.2. Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken, waaronder de eerder vermelde pleitnota’s. Daaraan hebben belanghebbende en de Ambtenaar toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vernietiging van de onderhavige belastingaanslag. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de uitspraak op het bezwaarschrift.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. In artikel 6 van de op 23 december 1999 vastgestelde en op 29 december 1999 deugdelijk bekend gemaakte Verordening forensenbelasting 2000 is bepaald dat het belastingjaar gelijk is aan het kalenderjaar. In artikel 7 van die Verordening is geregeld dat de belasting bij wege van aanslag wordt geheven. In verband met het bepaalde in artikel 231, eerste lid, van de Gemeentewet is derhalve op de heffing van de forensenbelasting Hoofdstuk III van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR) van toepassing.

4.2. De aanslag over 2000 is gedagtekend op 31 augustus 2000. De aanslag is derhalve voor het einde van het belastingjaar opgelegd.

4.3. Opgemerkt zij dat de omstandigheid dat de onderwerpelijke aanslag in de loop van het tijdvak is opgelegd, naar het oordeel van het Hof niet tot vernietiging van deze aanslag behoeft te leiden, indien de grootte van de belastingschuld reeds in de loop van het tijdvak kan worden vastgesteld (vergelijk HR 2 november 1994, nr. 29 595, BNB 1995/12 en HR 14 juni 2002, nr. 36 863, BNB 2002/294).

4.4. Op de Ambtenaar rust de last te stellen en, bij betwisting door belanghebbende, aannemelijk te maken dat belanghebbende in de periode van 1 januari 2002 tot en met 31 augustus 2000 voor zich of zijn gezin op meer dan 90 dagen een gemeubileerde woning in [Q] beschikbaar heeft gehouden.

4.5. Belanghebbende heeft gesteld dat de caravan in het bezit is van de Vereniging en heeft die stelling onderbouwd met de overlegging van een kopie van een sinds 15 mei 1994 lopende, op naam van de Vereniging staande, polis inzake een caravanverzekering voor de betrokken stacaravan op de genoemde plaats, met de overlegging van betaalde nota’s inzake de op grond van de polis verschuldigde verzekeringspremies over de jaren 1998 t/m 2000 alsmede de jaren 2002 en 2003 en met afrekeningen van de [b-bank], waaruit volgens belanghebbende blijkt -door de Ambtenaar niet weersproken- dat de Vereniging steeds de huur voor de staanplaats heeft betaald aan de camping.

Belanghebbende stelt dat zij op grond van -in de gedingstukken bevestigde- afspraken met de Vereniging slechts voor een periode van 60 dagen gebruik mag maken van de caravan en -voor het uitvoeren van onderhoud- gedurende drie maal twee dagen. Uit het voorgaande vloeit voort dat zij de woning in de periode 1 januari 2000 tot en met 31 augustus 2000 niet voor zichzelf of haar gezin voor meer dan 90 dagen beschikbaar heeft gehouden en dat zij de woning feitelijk ook niet anders heeft gebruikt dan gedurende voormelde 66 dagen. Het Hof acht de verklaringen die belanghebbende daarover heeft afgelegd betrouwbaar en hetgeen zij daarover in de stukken heeft aangevoerd aannemelijk.

4.6. De Ambtenaar maakt met de opsomming van vermoedens en aan-wijzingen, tegenover de gemotiveerde betwisting door belanghebbende, niet aannemelijk dat van het tegendeel sprake is geweest in voormelde periode. Nu het aanslagbiljet is gedagtekend 31 augustus 2000 dient voor de beoordeling van de juistheid van de aanslag het resterende gedeelte van het kalenderjaar buiten aanmerking te blijven omdat eventuele beschikbaarheid van de woning in dat tijdvak niet tot voltooiing kan hebben geleid van het belastbare feit dat heeft geleid tot de onderhavige aanslag.

4.7. Het vorenstaande leidt tot de conclusie dat het beroep gegrond is en dat de uitspraak en de aanslag moeten worden vernietigd.

5. Slotsom

Het beroep is gegrond.

6. Proceskosten

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 201,25 (2,5 × 0,25 × € 322) aan kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand.

7. Beslissing

Het Gerechtshof:

– verklaart het beroep gegrond;

– vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

– vernietigt de onderhavige belastingaanslag;

– gelast dat de gemeente Ede aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 27,23;

– veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 201,25 en wijst de gemeente Ede aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 15 oktober 2004 door mr. J. Lamens, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. drs. W.A.P. Nieuwenhuizen, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. K. van der Leij, als griffier.

(K. van der Leij) (J. Lamens)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 15 oktober 2004

Ieder van de partijen kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een kopie van deze uitspraak gevoegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

– de naam en het adres van de indiener;

– de dagtekening;

– de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

– de gronden van het beroep in cassatie.

De partij die beroep in cassatie instelt is griffierecht verschuldigd en zal daarover bericht ontvangen van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan worden verzocht de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.