Home

Gerechtshof Arnhem, 13-12-2004, AS2132, 02-04194

Gerechtshof Arnhem, 13-12-2004, AS2132, 02-04194

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
13 december 2004
Datum publicatie
12 januari 2005
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2004:AS2132
Zaaknummer
02-04194
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 8

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting.

Geen investeringsaftrek voor belanghebbende ter zake van de aanschaf van vervoermiddelen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 02/04194

U i t s p r a a k

op het beroep van [X] B.V. te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst [P] op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde navorderingsaanslag in de vennootschapsbelasting

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. Aan belanghebbende is voor het jaar 1996 een definitieve aanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 271.600,-. Vervolgens is haar een navorderingsaanslag opgelegd, berekend naar een belastbaar bedrag van ƒ 403.442,- zonder verhoging. Er is voorts een bedrag aan heffingsrente berekend van f 4.147,-.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de navorderingsaanslag tijdig bezwaar gemaakt en is op het bezwaar gehoord. Het verslag daarvan behoort tot de gedingstukken. De Inspecteur heeft de navorderingsaanslag bij de bestreden uitspraak verminderd tot één naar een belastbaar bedrag van ƒ 399.949,-, alsmede de heffingsrente tot een bedrag van ƒ 4.037,-.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak tijdig in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.

Belanghebbende heeft voorafgaand aan de mondelinge behandeling een pleitnota toegezonden aan het Hof en aan de wederpartij, welke pleitnota met instemming van partijen geacht wordt ter zitting te zijn voorgedragen.

1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 17 augustus 2004 te Arnhem.

In die zitting zijn met instemming van partijen gezamenlijk behandeld belanghebbendes beroepen inzake:

de navorderingsaanslag vennootschapsbelasting over het jaar 1996 (kenmerk Hof: 02/04194), de naheffingsaanslagen omzetbelasting over het tijdvak 1993 (kenmerk Hof: 02/01439), over het tijdvak 1994 (kenmerk Hof: 02/04191) en over het tijdvak 1 januari 1995 tot en met 31 december 1997 (kenmerk Hof: 02/04192).

Aldaar zijn verschenen en gehoord belanghebbendes gemachtigde [A], bijgestaan door [B en C], alsmede [de Inspecteur].

De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende exploiteert een groothandel in grondstoffen voor medicijnen bestemd voor de behandeling van huidziekten. De grondstoffen worden rechtstreeks dan wel door tussenkomst van een farmaceutisch bedrijf geleverd aan apothekers.

2.2. De aandelen van belanghebbende zijn vanaf de oprichting in 1987 in handen van [Y-B], de echtgenote van de hiervoor genoemde [B]. Partijen hebben ter zitting verklaard voor het onderwerpelijke geding ervan uit te gaan dat aan de tijdelijke eigendomsoverdracht waarvan de Inspecteur melding maakt in zijn verweerschrift in dezen geen betekenis toekomt. Tevens zijn partijen het erover eens dat het bestuur over belanghebbende vanaf de oprichting statutair steeds werd gevoerd door genoemde [Y-B] en feitelijk door haar echtgenoot [B].

2.3. Belanghebbende werkt nauw samen met de Stichting [D] (hierna: de stichting). Oprichter en enig bestuurder van de stichting is de hiervoor reeds genoemde [B]. De samenwerking is, zoals belanghebbende ter zitting heeft verklaard, niet geformaliseerd maar berust op de persoonlijke omstandigheid van de echtelijke relatie van [B] en [Y-B].

2.4. De stichting heeft onder meer als doel het behandelen van patiënten met chronische huidziekten en allergieën, de exploitatie van medische centra, het management van medische apparatuur en de verhuur van thuiszorgapparatuur. Via de stichting heeft belanghebbende een belangrijk indirect afzetkanaal voor haar grondstoffen.

2.5. De stichting exploiteerde onder de naam [E] een medisch centrum dat is gespecialiseerd in de behandeling van huidziekten. Het centrum vormt een onderdeel van de onderneming van de stichting en heeft geen juridische zelfstandigheid.

2.6. De patiënten meldden zich zelf aan bij het centrum. In dat centrum waren artsen-dermatologen werkzaam. De door deze artsen behandelde patiënten hadden geen band met belanghebbende. Volgens belanghebbende berustte de rechtsverhouding van de stichting met de dermatologen op overeenkomsten tot het verrichten van enkele diensten. De artsen ontvingen volgens belanghebbende een vergoeding afhankelijk van het aantal verrichtingen zulks met uitzondering van één arts ([F]) aan wie een vast bedrag per maand werd betaald. Met betrekking tot de fiscale positie van de artsen is de Inspecteur tegemoet gekomen aan een ingediend bezwaarschrift, kennelijk tegen een naheffingsaanslag loonbelasting, op de pragmatische grond dat bij de dermatologen de van de stichting ontvangen inkomsten reeds in de heffing van de inkomstenbelasting waren betrokken.

2.7. De behandelingsmethode is te omschrijven als een fotodynamische therapie. Daarbij worden medicijnen voorgeschreven in combinatie met een UV-lichttherapie en/of een lasertherapie. De patiënten kochten de medicijnen bij hun apotheek. Omdat de betreffende geneesmiddelen uitsluitend geactiveerd konden worden door een UV-lichtbehandeling of laserbehandeling, was het noodzakelijk dat de patiënten met deze apparatuur werden behandeld. Belanghebbende stelde daartoe de apparatuur, bepaalde lichtcabines en bepaalde lasers aan de stichting ter beschikking, volgens belanghebbende om niet. Voor die ter beschikkingstelling heeft belanghebbende geen afzonderlijke vergoeding in rekening gebracht aan de stichting en evenmin aan de patiënten. De lasertherapie vond plaats bij de stichting. De lichttherapie kon plaatsvinden bij de stichting of bij de patiënt thuis. In het laatste geval liep de terbeschikkingstelling zoals partijen ter zitting hebben verklaard ook via de stichting.

2.8. Bij thuisbehandeling werd een lichtcabine ter beschikking gesteld aan de patiënt. De medicatie was niet los werkzaam van de licht- of lasertherapie doch uitsluitend effectief bij gelijktijdige aanwending van medicijnen met licht- en/of lasertherapie. De cabines voor de thuistherapie werden bij de patiënten thuis bezorgd, volgens belanghebbende door een medewerker van de stichting. De bestelauto en aanhangwagen die daarvoor werden gebruikt waren eigendom van belanghebbende.

2.9. In 1996 is een aanhangwagen Westfalia aangeschaft voor f 14.821,- met op de factuur belanghebbendes naam. Eveneens in 1996 is op naam van belanghebbende voor een bedrag van f 19.941,- een video beeldcomputer aangeschaft die bij de stichting is geplaatst en aldaar wordt gebruikt, volgens belanghebbende voor publicitaire doeleinden, volgens de Inspecteur door de artsen in het kader van de behandeling van patiënten. Voor deze aanschaffingen heeft belanghebbende f 3.113,- respectievelijk f 4.188,- aan investeringsaftrek geclaimd , welke bedragen (tezamen f 7.301,-) de Inspecteur bij de bestreden navorderingsaanslag heeft nagevorderd.

2.10. Bij het uitlenen van de cabines werd een ontvangstbon getekend. Er bestaan zowel ontvangstbonnen op naam van belanghebbende als op naam van de stichting. Volgens belanghebbende werd de tenaamstelling van de stichting gebruikt als een vergoeding van het ziekenfonds [G] kon worden verkregen.

2.11. Voor de behandelingen van [G]-patiënten ontving de stichting een vergoeding: in het jaar 1996 respectievelijk 1995 in totaal f 171.461,- respectievelijk f 54.500,-, volgens belanghebbende voor de behandeling van ongeveer 90 respectievelijk 27 patiënten Die ontvangsten werden door de stichting grotendeels doorbetaald aan de dermatologen. In de jaren vòòr 1996 zijn ook bedragen ontvangen van andere ziekenfondsen dan [G].

2.12. De patiënten- en de financiële administratie van alle handelingen die in de stichting plaatsvinden werden verzorgd en bewaard door de stichting en waren haar eigendom.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1 Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur terecht de in 2.8 bedoelde f 7.301,- aan investeringsaftrek heeft nagevorderd, welke vraag belanghebbende ontkennend en de Inspecteur bevestigend beantwoordt.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Zij hebben daaraan ter zitting geen nieuwe argumenten of verweren toegevoegd.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de navorderingsaanslag tot een bedrag van f 134.678. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. De in 2.3. bedoelde persoonlijke omstandigheid -die ten grondslag ligt aan de, overigens niet formeel geregelde, samenwerking tussen belanghebbende en de stichting- biedt, zoals de Inspecteur terecht aanvoert, in beginsel de mogelijkheid voor betrokkenen om kosten te laten opkomen waar dat hen goeddunkt, zulks met inachtneming van de meest aantrekkelijke fiscale gevolgen. De bevindingen in het controlerapport met betrekking tot de verwerking bij belanghebbende van aan de stichting toe te rekenen kosten geven steun aan die constatering. De Inspecteur stelt zich daarom, naar het oordeel van het Hof, terecht op het standpunt dat de verhouding van belanghebbende met de stichting niet als een zakelijke is te bestempelen. Daaraan doet niet af dat belanghebbende bij de feitelijke gang van zaken baat heeft door een kennelijke vergroting van haar afzetmogelijkheden.

4.2. In de feitelijke gang van zaken ligt - overeenkomstig het standpunt van de Inspecteur - besloten dat de door belanghebbende aangeschafte vervoermiddelen (waaronder een aanhangwagen) werden gebezigd om de via de stichting aan de patiënten ter beschikking gestelde UV-lichtapparatuur bij hen thuis te brengen en te halen. Nu die plaatsing in voorkomende gevallen een onmisbaar onderdeel vormde van behandeling van de patiënten door de aan de stichting verbonden artsen kan niet anders dan worden geconcludeerd dat die ter beschikkingstelling via de stichting liep, zulks temeer nu er tussen belanghebbende en de patiënten voorafgaand aan de ter beschikkingstelling geen rechtsverhouding bestond. De Inspecteur stelt zich daarom terecht op het standpunt dat reeds op grond van de uitsluitingsbepaling in artikel 11, lid 5, letter b, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 de onderwerpelijke investeringsaftrek dient te worden geweigerd.

4.3. Op grond van hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd omtrent het gebruik van de video beeldcomputer in de ruimte van de stichting kan worden geconcludeerd dat de Inspecteur terecht stelt dat deze computer werd gebezigd in het kader van de behandeling van patiënten van de bij de stichting werkzame artsen. Hieruit vloeit voort dat de investeringsaftrek in dezen eveneens is uitgesloten op grond van de in 4.2. slot bedoelde uitsluitingsbepaling.

4.4. Een en ander verhindert niet dat het primaire standpunt van de Inspecteur, dat voor een bedrag van tenminste f. 34.762 ten onrechte niet van een uitdeling is uitgegaan, eveneens als juist kan worden bestempeld. Dat standpunt is op zichzelf door belanghebbende ook niet weersproken. Zulks brengt met zich dat het beroep van de Inspecteur in het verweerschrift op interne compensatie belet dat de navorderingaanslag zou moeten worden verminderd met f 120,-.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof bevestigt de bestreden uitspraak.

Aldus gedaan te Arnhem op 13 december 2004 door mrs. Van Schie, voorzitter, N.E. Haas en prof. dr. Zwemmer, in tegenwoordigheid van mr. Jansen als griffier.

(D.N.N. Jansen) (P.M. van Schie)

De afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 december 2004

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).

2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.

3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.