Home

Gerechtshof Arnhem, 16-12-2004, AS2670, 04-00326

Gerechtshof Arnhem, 16-12-2004, AS2670, 04-00326

Gegevens

Inhoudsindicatie

Lastenvermindering.

De beoordeling van de vraag of belanghebbende recht heeft op toekenning van de Zalmsnip komt niet aan de belastingrechter maar aan de algemene bestuursrechter toe.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

derde enkelvoudige belastingkamer

nr. 04/00326

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Dronten

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift

soort belasting : lastenvermindering

jaren : 2000, 2001 en 2002

onderzoek ter zitting : met schriftelijke toestemming van beide partijen achterwege gelaten

gronden:

1. Voor de bovengenoemde jaren is belanghebbende aangeslagen in de onroerendezaakbelasting wegens gebruik van de recreatiewoning plaatselijk bekend [a-weg 1], gelegen op bungalowpark [b, te Q] doch niet in de afvalstoffenheffing.

2. Volgens artikel 6A van de Verordening afvalstoffenheffing 2000 en artikel 7 van de verordeningen op de afvalstoffenheffing 2001 en 2002 wordt voor diegenen die bij het begin van het belastingjaar belastingplichtig zijn het bedrag van de afvalstoffenheffing verminderd met ƒ 100 onderscheidenlijk € 45,38.

3. Vooreerst ziet het hof zich geplaatst voor de vraag of belanghebbende ontvankelijk is in zijn beroep tegen de aangevallen uitspraak, waarvan de aanhef vermeldt:

In uw brief van 1 juli 2003 heeft u bezwaar gemaakt tegen het niet in aanmerking komen voor de gemeentelijke lastenverlichting ad € 45,38 (de zgn. “Zalmsnip”) over het jaar 2000 tot en met 2003.

Die brief is ten onrechte aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de voormelde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen maar had, behalve als bezwaarschrift tegen de aanslag in de rioolrechten die met de aanslagen in de onroerendezaakbelastingen voor 2000 op één biljet was verenigd, moeten worden opgevat als aanvraag om toekenning van de lastenvermindering in de vorm van negatieve aanslagen voor elk van de betrokken jaren. In zoverre is de aangevallen beslissing inhoudelijk geen uitspraak op bezwaar maar een afwijzende beschikking op een aanvraag, een en ander in de zin van artikel 1:3 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb). Nu belanghebbende die uitspraak kennelijk heeft opgevat – en dat gelet op vorm en inhoud redelijkerwijs heeft kunnen en mogen doen – als een voor beroep vatbare uitspraak, stond daartegen beroep open op het gerechtshof. Het hof is dan ook, mede gelet op het arrest van de Hoge Raad van 1 maart 2000, nr. 35 041 (BNB 2000/171, ook samengevat in de aantekening in Belastingblad 2002, blz. 557), bevoegd van het beroep kennis te nemen, behoudens hetgeen hierna onder 5 wordt overwogen.

4. In de aangevallen uitspraak stelt de verweerder en in beroep betwist belanghebbende niet, dat deze in de genoemde jaren niet belastingplichtig was voor de afvalstoffenheffing. Voor deze jaren is de lastenvermindering niet gekoppeld aan onroerendezaakbelastingen, zoals blijkt uit de overgelegde afschriften van de desbetreffende verordeningen, doch aan de afvalstoffenheffing. Tot deze keuze was de gemeenteraad volgens artikel 229d van de Gemeentewet bevoegd. Niet is gesteld of gebleken dat belanghebbendes recreatiewoning viel onder de inzamelverplichting als bedoeld in artikel 10.21 van de Wet milieubeheer (tot 8 mei 2002: artikel 10.11) en hij uitsluitend niet-belastingplichtig was doordat de gemeente die inzamelplicht niet zou zijn nagekomen. Nu belanghebbende voor de afvalstoffenheffing niet belastingplichtig was, is hem de lastenvermindering op grond van de bedoelde verordeningen op de afvalstoffenheffing terecht niet verleend.

5. Het hof is niet bevoegd te beoordelen of belanghebbende als niet-belastingplichtige voor de afvalstoffenheffing niettemin aanspraak op lastenvermindering kan ontlenen aan artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de ‘Werkinstructie toepassen lokale lastenvermindering (Zalmsnip) van 8 december 2003, die als bijlage (16) bij het verweerschrift is overgelegd en in zoverre luidt:

Voor de belastingjaren 2000, 2001 en 202 wordt de Zalmsnip uitgekeerd aan degene die … niet belastingplichtig is voor de afvalstoffenheffing voor de belastingjaren 2000, 2001 en 2002, maar die wel stond ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie.

Een beoordeling hiervan komt uitsluitend toe aan de algemene bestuursrechter, zoals volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 26 maart 2004, nr. 38 876 (BNB 2004/187*). Dienovereenkomstig moet dit beroep ter verdere behandeling worden doorgezonden aan de rechtbank in het arrondissement Zwolle-Lelystad.

slotsom:

Het beroep is ongegrond voor zover het staat ter beoordeling van het gerechtshof als bestuursrechter in belastingzaken. Het moet in verband met het onder 5 overwogene worden doorgezonden aan de algemene bestuursrechter. In het onder 3 overwogene vindt het hof aanleiding, de gemeente Dronten te gelasten het griffierecht aan belanghebbende te vergoeden.

proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Awb vindt het hof geen termen aanwezig. Een eventuele kostenveroordeling staat overigens uitsluitend ter beoordeling van de rechter aan wie dit beroep ter verdere behandeling en beslissing wordt doorgezonden als onder 5 vermeld.

beslissing:

Het gerechtshof:

– verklaart, voor zover het tot kennisneming daarvan bevoegd is, het beroep ongegrond;

– zendt het beroep ter verdere behandeling door naar de bevoegde rechter, de rechtbank in het arrondissement Zwolle-Lelystad;

– gelast de gemeente Dronten aan belanghebbende het door hem gestorte griffierecht van € 37 te vergoeden.

Aldus gedaan te Arnhem op 16 december 2004 door mr. N.E. Haas, vice-president, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(W.J.N.M. Snoijink) (N.E. Haas)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 december 2004

Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van het proces-verbaal van deze uitspraak het gerechtshof schriftelijk verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.

De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt, is hiervoor een griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt om een schriftelijke uitspraak te verkrijgen, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.