Gerechtshof Arnhem, 03-12-2004, AS2749, 04-00691
Gerechtshof Arnhem, 03-12-2004, AS2749, 04-00691
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 3 december 2004
- Datum publicatie
- 20 januari 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2004:AS2749
- Zaaknummer
- 04-00691
- Relevante informatie
- Internationaal Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten, New York, 16-12-1966 [Tekst geldig vanaf 11-03-1979] art. 26, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 3.80, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 2.14
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
De uitsluiting van aftrek van beroepskosten in de Wet IB 2001 is discriminatoir maar het is aan de wetgever om in het rechtstekort te voorzien.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 04/00691
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : [X]
te : [Z]
verweerder : Inspecteur van de Belastingdienst/[P]
aangevallen beslissing : uitspraak d.d. 14 april 2004 op bezwaar
aanslagnummer : [01.H.26]
soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
jaar : 2002
mondelinge behandeling : met toestemming van beide partijen niet gehouden
gronden:
1. Belanghebbende heeft in 2002 tot een bedrag van € 2.760 (niet vergoede) kosten van rechtsbijstand gemaakt wegens een arbeidsconflict met haar voormalige werkgever.
2. De Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) laat niet toe deze kosten bij het bepalen van het belastbaar loon in aftrek te brengen. In zoverre is het gelijk aan de Inspecteur.
Het Hof tekent hierbij aan dat een uitkering op grond van de Werkloosheidswet zoals hier aan de orde behoort tot het loon als bedoeld in artikel 3.80 van de Wet en, op grond van de rangorderegeling van artikel 2.14 van de Wet, niet tot de belastbare periodieke uitkeringen en verstrekkingen als bedoeld in artikel 3.100 van de Wet.
3. Voor zover belanghebbende een beroep bedoelt te doen op het in artikel 26 IVBPR vervatte gelijkheidsbeginsel merkt het Hof op van mening te zijn dat een absolute beperking van de aftrek van kosten weliswaar in strijd is met dit beginsel, maar dat het de rechtsvormende taak van de belastingrechter te boven zou gaan om door het verlenen van een (gedeeltelijke) aftrek van de gemaakte kosten in het rechtstekort te voorzien.
Het Hof verwijst in dit verband maar de conclusie van advocaat-generaal Van Ballegooijen van 12 juli 2004, nr. 39 870 (V-N 2004/40.2). Een kopie van deze conclusie is aan dit proces-verbaal gehecht.
4. Het beroep van belanghebbende is niet gegrond.
5. Gelet op het vorenstaande zal het Hof gelasten dat de Inspecteur aan belanghebbende het griffierecht vergoedt.
proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
– verklaart het beroep ongegrond;
– gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37.
Aldus gedaan op 3 december 2004 door mr. Matthijssen, als voorzitter, mr. Kooijmans en mr. Den Ouden, leden van de tweede meervoudige belastingkamer.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. Van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 16 december 2004
Tegen deze mondelinge uitspraak is geen beroep in cassatie mogelijk; dat kan alleen tegen een schriftelijke uitspraak van het gerechtshof. Ieder van de partijen kan binnen vier weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal het gerechtshof verzoeken de mondelinge uitspraak te vervangen door een schriftelijke. De vervanging van een mondelinge uitspraak door een schriftelijke strekt ertoe de mondelinge uitspraak in een andere vorm vast te leggen. Bij de vervanging van een mondelinge uitspraak mag het gerechtshof de gedane uitspraak niet aan een heroverweging onderwerpen.
De partij die om een vervangende schriftelijke uitspraak verzoekt is hiervoor griffierecht verschuldigd en krijgt daarover bericht van de griffier. Het griffierecht dat de belanghebbende betaalt ter verkrijging van een schriftelijke uitspraak, komt in mindering op het griffierecht dat de griffier van de Hoge Raad zal heffen als de belanghebbende beroep in cassatie instelt.