Home

Gerechtshof Arnhem, 23-12-2004, AS3690, 04-00141

Gerechtshof Arnhem, 23-12-2004, AS3690, 04-00141

Inhoudsindicatie

Omzetbelasting.

Nu de gemeente niet voldoet aan haar inzamelverplichting met betrekking tot een recreatiewoning, is zij niet gerechtigd een afvalstoffenheffing te heffen.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 04/00141

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : [X]

te : [Z]

ambtenaar : de ambtenaar belast met de heffing van gemeentelijke belastingen (hierna: de Ambtenaar)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift

soort belasting : afvalstoffenheffing

jaar : 2003

mondelinge behandeling : op 9 december 2004 te Arnhem

waarbij verschenen : [A], als gemachtigde van belanghebbende, [B] in diens hoedanigheid van voorzitter van de Vereniging Eigenaren [C], alsmede [de Ambtenaar]

gronden:

1. Belanghebbende is eigenaar van een recreatiewoning gelegen in het park [c] te [Q], gemeente Elburg. Zij is uit dien hoofde lid van de Vereniging Eigenaren [C]. Het park telt meer dan 100 recreatiewoningen.

2. Bij de oprichting van de Vereniging Eigenaren [C] rond 1990 heeft de gemeente de Vereniging Eigenaren [C] laten weten niet te kunnen voldoen aan de inzamelplicht met betrekking tot huishoudelijk afval. Daarop heeft de Vereniging Eigenaren [C] zelfstandig met het afvalverwerkingsbedrijf D] een overeenkomst gesloten met betrekking tot het wekelijks ledigen van een 5 000 liter afvalcontainer en daarnaast een glas- en papiercontainer.

3. Het park staat door een bij een particulier in eigendom zijnde weg in verbinding met de openbare weg. De afstand tussen de entree van het park en de openbare weg is ongeveer 300 m. De eigenaar van de particuliere weg heeft de gemeente nadrukkelijk verboden met een in opdracht van de gemeente rijdende vuilnisauto gebruik te maken van de bij hem in eigendom zijnde weg. De gemeente heeft niet aan of bij het punt waar de weg van de particulier overgaat in een openbare weg een locatie ingericht waarop containers zijn geplaatst voor het inzamelen van huishoudelijk afval van de eigenaren van de recreatiewoningen.

4. De onder 2 genoemde containers waren met toestemming van de particuliere eigenaar van de weg geplaatst aan de rand van het park in de berm van die weg. Tot en met het jaar 2003 heeft [D] in opdracht van de Vereniging Eigenaren [C] het ledigen van de containers verzorgd. Eerst medio december 2003 heeft de gemeente op twee, door de Vereniging Eigenaren [C] zelf aangelegde en bekostigde locaties in het park coconcontainers geplaatst.

5. De gemeente heeft zich vanaf het jaar 2002 op het standpunt gesteld dat zij inzamelplicht van huishoudelijke afvalstoffen heeft. Zij heeft de bewoners van het park bij brief van 6 november 2001 daarover geïnformeerd en aangeboden rolcontainers ter beschikking te stellen.

6. Over de jaren 2002 en 2003 zijn de eigenaren van de recreatiewoningen, waaronder belanghebbende, aangeslagen in de afvalstoffenheffing. Voor deze jaren heeft de gemeente aan de Vereniging Eigenaren [C] een financiële compensatie verstrekt.

7. Belanghebbende betoogt dat door eerst eind 2003 op het park containers te plaatsen de gemeente in dat jaar niet heeft voldaan aan de inzamelverplichting als bedoeld in artikel 10.11 van de Wet milieubeheer. Zij wijst op artikel 3 van de op de voet van artikel 10.11, derde lid, van de Wet milieubeheer vastgestelde Regeling voorwaarden inzameling huishoudelijke afvalstoffen, waarin is bepaald dat de afstand tussen het perceel waar de huishoudelijke afvalstoffen ontstaan en de clusterplaats niet meer dan 75 meter mag bedragen, of in bijzondere gevallen en na een besluit van de gemeenteraad, niet meer dan 125 meter.

8. De Ambtenaar stelt zich op het standpunt dat de gemeente over het jaar 2003 aan de inzamelplicht heeft voldaan. De gemeente heeft in november 2001 aangeboden om rolcontainers aan de eigenaren van de recreatiewoningen te verstrekken en aan het 300 meter verder gelegen begin van de openbare weg een locatie in te richten voor het verzamelen van het huisvuil. Toen de eigenaren daar niet voor voelden zijn de aangeboden voorzieningen niet gerealiseerd en is met de Vereniging Eigenaren [C] een financiële regeling getroffen.

9. Blijkens de Wet milieubeheer kan een gemeente een afvalstoffenheffing heffen ter bestrijding van de kosten die zijn verbonden aan het beheer van huishoudelijke afvalstoffen. Voor het heffen van deze belasting is onder meer vereist dat de gemeente haar inzamelplicht nakomt. Indien een gemeente, om welke reden dan ook en mogelijk zonder verwijt, de inzamelplicht niet nakomt of niet kan nakomen, ontbreekt de basis voor het heffen van een afvalstoffenheffing. In casu doet zich een zodanig geval voor.

10. Het vorenstaande leidt tot het oordeel dat het beroep van belanghebbende gegrond is.

proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op [2 (beroepschrift en bijwonen zitting beroepsmatig gemachtigde) x € 322 x 1,5 (gewicht van de zaak)] € 966.

beslissing:

Het Gerechtshof

- verklaart het beroep gegrond:

- vernietigt de bestreden uitspraak;

- vernietigt de aanslag;

- veroordeelt de gemeente in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 966;

- verstaat dat de gemeente Elburg aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van € 31 vergoedt.

Aldus gedaan op 23 december 2004 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken door mr Röben voornoemd, in tegenwoordigheid van mr Egberts, als griffier.

De griffier is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

Het lid van de voormelde kamer,

(J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 4 januari 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.