Home

Gerechtshof Arnhem, 09-02-2005, AS9441, 04-01047

Gerechtshof Arnhem, 09-02-2005, AS9441, 04-01047

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
9 februari 2005
Datum publicatie
10 maart 2005
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2005:AS9441
Zaaknummer
04-01047

Inhoudsindicatie

OZB.

Nu de door belanghebbende georganiseerde activiteiten slechts toegankelijk zijn tegen betaling van cursusgeld is er geen sprake van openbare bezinningssamenkomsten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 04/01047 (OZB)

U i t s p r a a k

op het beroep van Stichting Stadspastoraat [ X] te [Z] (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaar van belanghebbende betreffende na te melden aanslag in de onroerende-zaakbelasting over het jaar 2002.

1. Aanslag en bezwaar

1.1. De aan belanghebbende als gebruiker van de onroerende zaak [a-weg 1 te Z] opgelegde aanslag, gedagtekend 28 februari 2002, bedraagt € 251,50.

1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak van 21 mei 2004 het bezwaar afgewezen.

2. Geding voor het Hof

2.1. Het beroepschrift, met als bijlage het boekje ‘Programma voorjaar 2004’, is ter griffie van het Hof ontvangen op 22 juni 1994. De Ambtenaar heeft een verweerschrift met bijlagen ingezonden.

2.2. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof op 9 december 2004 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord: [belanghebbendes gemachtigde, alsmede de Ambtenaar].

3. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.

3.1. Belanghebbende is gebruikster van het pand [a-weg 1 te Z].

3.2. De doelstelling van belanghebbende luidt: het bevorderen van de religieuze en maatschappelijke vorming van de inwoners van de stad,[Z] met als specifiek aandachtspunt de geloofscommunicatie in de geseculariseerde samenleving.

3.3. Blijkens het bij het beroepschrift gevoegde programmaboekje houdt belanghebbende elke dag van 10.00 tot 14.00 uur ‘open huis’. Het programmaboekje vermeldt daaromtrent het volgende:

‘Van maandag t/m vrijdag, van 10.00 tot 14.00 uur kunt u bij ons terecht voor een kopje koffie of thee of een glaasje fris. Het Open Huis is bedoeld voor iedereen die daar zin of behoefte aan heeft. Er is gelegenheid voor ontmoeting en gesprek, maar u kunt ook rustig de krant of een boekje lezen. Tussen de middag is er ook gelegenheid om met ons mee te lunchen (wel zelf brood meenemen).’

Op de woensdagmorgen is er korte zenmeditatie, een stamtafelgesprek en het lezen en bespreken van evangelieteksten. Op alle dagen van de week worden meditatieve cursussen gegeven met een spiritueel of levensbeschouwelijk karakter. Voor alle cursussen moet cursusgeld worden betaald. De duurste cursus kost € 195. Op donderdagavonden zijn er veelal lezingen waarvoor een toegangsprijs van € 4 geldt.

3.4. De op 3 december 2001 door de raad van de gemeente Arnhem vastgestelde Verordening onroerende zaakbelastingen 2002, welke Verordening op de bij de wet voorgeschreven wijze is bekendgemaakt, kent in art. 4, eerste lid, aanhef en onderdeel c, de volgende vrijstelling:

‘bij het bepalen van de heffingsmaatstaf wordt buiten aanmerking gelaten de waarde van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningssamenkomsten van levensbeschouwelijke aard, een en ander met uitzondering van delen van zodanige onroerende zaken die dienen als woning.’

4. Het geschil en de conclusies van partijen

4.1. Partijen houdt verdeeld of belanghebbende zich met betrekking tot de bij haar in gebruik zijnde onroerende zaak terecht beroept op de vrijstelling.

4.2. Belanghebbende heeft in het beroepschrift het volgende aangevoerd:

- zij gebruikt het gebouw voor zeker 70 percent voor openbare bijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard; de verhuur aan derden is minder dan 30 percent van het totale gebruik; bovendien betreft het ook dan in enkele gevallen ‘openbare bijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard’;

- de door haar georganiseerde activiteiten zijn ‘openbaar’ in die zin dat ze voor iedereen bedoeld en toegankelijk zijn, het Stadspastoraat [X] is een plaats voor bezinning en ontmoeting van mensen in de stad, kerkelijk of niet, gelovig én ongelovig;

- het kenmerk van al haar activiteiten is ‘levensbeschouwelijk van aard’;

- het feit dat voor de meeste activiteiten een bedrag wordt gevraagd, maakt die activiteiten niet minder openbaar; in dit verband maakt zij de vergelijking met een openbare bibliotheek, waar je ook geen boek kan lenen zonder te betalen; toch wordt gesproken van een openbare bibliotheek;

- het woord ‘openbaar’ wordt in het algemeen bruikbaar Nederlands doorgaans niet gebruikt om aan te geven dat een bijeenkomst gratis is; ‘openbaar’ houdt ook in dat in principe iedereen naar binnen kan en mag; openbaar in die zin is niet hetzelfde als ‘besloten’.

Ter zitting is namens haar daaraan toegevoegd:

- zij drijft geen café of een daklozenopvang; mensen komen bij haar om een reden; men komt voor gesprekken of cursussen met een levensbeschouwelijk of meditatief karakter;

- elke dag tussen 10.00 en 14.00 uur kan iedereen zonder te betalen binnenkomen.

4.3. De Ambtenaar heeft zich ter zitting in afwijking van het verweerschrift op het standpunt gesteld, dat wat hem betreft niet langer in geschil is dat de activiteiten van belanghebbende zijn te scharen onder de definitie ‘bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard’ en dat onroerende zaak in hoofdzaak daarvoor is bestemd. Hij is evenwel van mening dat geen sprake is van openbare bezinningsbijeenkomsten in de zin van de Verordening.

Daartoe heeft hij ter zitting gesteld dat de invulling van de doelstelling met cursussen waarvoor personen die daaraan willen deelnemen een bedrag moeten betalen, geen openbaarheid in de zin van de vrijstelling impliceert. Iemand die langs het gebouw loopt krijgt ook niet de indruk dat het een openbare gelegenheid betreft. Kenmerk van een openbare eredienst is dat een eventuele bijdrage vrijwillig is. Door het vragen van cursusgeld wordt bij belanghebbende een drempel opgeworpen. In die zin is het grootste deel van de activiteiten van belanghebbende niet openbaar.

4.4. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en van de aanslag.

4.5. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.

5. Beoordeling van het geschil

5.1. Partijen stellen zich eensluidend op het standpunt dat de bij belanghebbende in gebruik zijnde onroerende zaak in hoofdzaak is bestemd voor het houden van bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Het Hof acht dit standpunt, gelet op de aard en het karakter van de bijeenkomsten/cursussen zoals naar voren komt uit het ‘Programma voorjaar 2004’, juist en maakt dit standpunt tot het zijne.

5.2. Partijen verschillen van mening over de vraag of met betrekking tot de door belanghebbende georganiseerde bezinningsbijeenkomsten sprake is van openbare bezinningsbijeenkomsten.

5.3. Bij de wijziging van de Gemeentewet per 1 januari 1995 met betrekking tot de materiële belastingbepalingen is – voor zover hier van belang – in artikel 220d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van die wet de vrijstelling als volgt komen te luiden: in afwijking van artikel 220c wordt bij het bepalen van de heffingsmaatstaf buiten aanmerking gelaten de waarde van onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst of voor het houden van openbare bezinningsbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard. Tot en met 31 december 1994 kende artikel 220, twaalfde lid, van de gemeentewet, in enigszins andere bewoordingen, een soortgelijke vrijstelling.

5.4. Uit de geschiedenis van de totstandkoming van de vrijstelling - wetgeving met betrekking tot de invoering van de onroerende-zaakbelastingen; Wet van 24 december 1970, Stb. 1970, 608 - is af te leiden, dat de wetgever uit een oogpunt van rechtsgelijkheid onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor het houden van openbare bezinningbijeenkomsten van levensbeschouwelijke aard voor de toepassing van de vrijstelling gelijk heeft willen stellen met onroerende zaken die in hoofdzaak zijn bestemd voor de openbare eredienst. Dit brengt mee dat voor het begrip openbaar in verband met een bezinningbijeenkomst aansluiting moet worden gezocht bij hetgeen wordt verstaan onder het begrip openbaar in verband met de eredienst.

5.5. Bij gebreke van een definitie dienaangaande moet het hier aan de orde zijnde begrip openbaar naar het spraakgebruik, zoals dat plaatsvindt in verband met de openbare eredienst, worden uitgelegd. Naar het oordeel van het Hof moet onder openbaar in de hier bedoelde zin worden verstaan: voor iedereen, zonder enige beperking of verplichting tot betaling, vrij toegankelijk.

5.6. Nu blijkens het programmaboekje van belanghebbende de door haar georganiseerde activiteiten of cursussen, afgezien van de bijeenkomsten op woensdagmorgen, enkel toegankelijk zijn tegen betaling, is geen sprake van openbare bijeenkomsten als bedoeld in 220d, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Gemeentewet respectievelijk artikel 4, eerste lid, aanhef en onderdeel c, van de Verordening.

5.7. Het beroep van belanghebbende op de vrijstelling faalt derhalve.

6. Proceskosten

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.

7. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het beroep van belanghebbende ongegrond.

Aldus gedaan op 9 februari 2005 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr Egberts als griffier.

De griffier is verhinderd de uitspraak mede te ondertekenen.

Het lid van de vijfde enkelvoudige kamer,

(J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 februari 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.