Gerechtshof Arnhem, 18-03-2005, AT2690, 04-00119
Gerechtshof Arnhem, 18-03-2005, AT2690, 04-00119
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 18 maart 2005
- Datum publicatie
- 30 maart 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2005:AT2690
- Zaaknummer
- 04-00119
Inhoudsindicatie
04/00119
Afvalstoffenheffing en rioolrecht.
Gemeente Ede schendt meerderheidsregel bij het heffen van afvalstoffenheffing van gebruikers van recreatieobjecten.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
vierde enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00119 (afvalstoffenheffing en rioolrecht)
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : erven [X]
te : [Z]
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Ede (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : afvalstoffenheffing en rioolrecht 2002
nummer : [01]
mondelinge behandeling : op 4 maart 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : [X-Y, vergezeld van haar zoon X jr], alsmede de Ambtenaar
gronden:
1. Ten behoeve van [X] heeft Kampeercentrum [A] B.V. gevestigd te [Q] het zakelijk recht van opstal van een perceelgrond op de camping [A], gelegen aan de [a-weg 1 te Q], kadastraal bekend als gemeente Ede, sektie [b], nummer [2], groot 4 are negentig, gevestigd. [X] huurde in 2002 – zoals ieder jaar – van het Kampeercentrum [A] een vaste standplaats op genoemd perceel voor een recreatiewoning [nr. 3]. De recreatiewoning stond hem en zijn echtgenote het gehele jaar ter beschikking. [X] gebruikte de woning in 2002 voornamelijk in de weekenden en in de vakanties.
2. [X] is over het onderhavige jaar in de heffing van afvalstoffenheffing en rioolrechten betrokken. De op één aanslagbiljet verenigde aanslagen van de gemeente Ede bedragen aan rioolrechten, voor de eigenaar,€ 65,90 en voor de gebruiker € 33 en aan afvalstoffenheffing € 250, totaal € 348,90.
3. [X] heeft tegen de aanslag rioolrechten voor de gebruiker en tegen de aanslag afvalstoffenheffing bezwaar gemaakt. Bij uitspraak op bezwaar heeft de Ambtenaar de aanslagen gehandhaafd.
4. In geschil is of [X] terecht in de aanslag rioolrecht voor de gebruiker en de aanslag afvalstoffenheffing is betrokken. Voorts is in geschil of de Ambtenaar de in geschil zijnde aanslagen heeft opgelegd in strijd met het gelijkheidheidsbeginsel.
5. De loop van de procedure in belastingzaken brengt (in beginsel) mee dat eventuele onzorgvuldigheden in de totstandkoming en/of de motivering van de omstreden aanslag en/of de bestreden uitspraak op zichzelf niet tot vernietiging van die uitspraak en aanslag kunnen leiden. De door belanghebbende in dit verband geformuleerde klachten met betrekking tot de gang van zaken in de bezwaarfase en de motivering van de uitspraak op bezwaar geven het Hof – mede gelet op artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht – geen reden in dezen anders te oordelen.
6. De onder 1 bedoelde woning is een perceel waar huishoudelijke afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan (als bedoeld in artikel 10.11 Wet milieubeheer).
7. Gelet op hetgeen staat vermeld onder 1 en 2 heeft de Ambtenaar belanghebbende terecht voor het jaar 2002 als feitelijk gebruiker van het perceel aangemerkt.
8. De Ambtenaar maakt met hetgeen hij aanvoert aannemelijk dat ten aanzien van belanghebbendes perceel voldaan werd aan de zogenoemde inzamelverplichting. Het is voldoende dat huisvuil wordt opgehaald op het ten opzichte van het perceel gelegen dichtsbijzijnde punt aan de voor het openbaar rijverkeer openstaande en voor de ter plaatse gebezigde vuilniswagen toegankelijke wegen.
9. De Ambtenaar heeft onweersproken gesteld dat vanuit belanghebbendes recreatiewoning indirect, via het rioleringssysteem van de camping “[A]” afvalwater wordt afgevoerd op de gemeentelijke riolering.
10. De onderhavige aanslagen zijn derhalve overeenkomstig de geldende verordeningen opgelegd. De omstandigheid dat belanghebbende met betrekking tot het ophalen van vuil en het gebruik van het rioleringssysteem van het kampeercentrum op grond van met het kampeercentrum aangegane overeenkomsten vergoedingen betaald aan de camping, doet daaraan niet af.
11. Met betrekking tot de omstandigheid dat alleen de gebruikers van recreatieobjecten die een recht van opstal hebben gevestigd in de heffing van de afvalstoffenheffing zijn betrokken, heeft de Ambtenaar gesteld dat de situatie van een opstalhouder zoals belanghebbende niet vergelijkbaar is met die van niet in de heffing betrokken feitelijk gebruikers krachtens een persoonlijk recht van een perceel in de zin van de Verordening op de heffing en de invordering van afvalstoffenheffing 2002 (hierna; de Verordening) van de gemeente Ede. Deze stelling kan het Hof niet volgen. Ingevolge artikel 2, aanhef, onderdeel a, van de Verordening wordt als degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge artikel 10.11 van de Wet milieubeheer een verplichting tot inzamelen van huishoudelijk afvalstoffen geldt, aangemerkt: degene die naar omstandigheden beoordeeld al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht feitelijk gebruik maakt van het perceel. In dat opzicht bestaat er geen verschil tussen feitelijk gebruikers onderling. Ook overigens heeft de Ambtenaar geen verschillen tussen opstalhouders en huurders genoemd die verschil in behandeling voor de onderhavige heffingen kunnen rechtvaardigen. Zo heeft de ambtenaar belanghebbendes stelling dat (95% van) de huurders evenals belanghebbende reeds jarenlang op de camping verblijven en alle op het riool zijn aangesloten niet weersproken.
12. Belanghebbende heeft, onvoldoende door de Ambtenaar weersproken, gesteld dat alleen de gebruikers van een recreatiewoning die een opstalrecht hebben gevestigd in de heffing van het rioolrecht voor gebruikers zijn betrokken. Ingevolge artikel 2, eerste lid, onderdeel b, van de Verordening op de heffing en de invordering van rioolrechten 2001 heft de gemeente Ede rioolrechten van de gebruiker van een eigendom van waaruit afvalwater direct of indirect op de gemeentelijke riolering wordt afgevoerd. In dat opzicht bestaat er geen verschil tussen gebruikers onderling.
13. Uit de stukken van het geding blijkt dat op Kampeercentrum [A] gebruikers van een recreatiewoning een opstalrecht hebben gevestigd en dat het aantal gebruikers van een recreatiewoning krachtens een huurrecht 275 bedraagt.
14. Uit het vorenstaande volgt dat de Ambtenaar in een meerderheid van de gevallen een juiste wetstoepassing achterwege heeft gelaten, zodat belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel slaagt. Het Hof acht bovendien aannemelijk dat de Ambtenaar door willens en wetens zonder nader onderzoek alle huurders buiten de heffing te laten ten aanzien van huurders van recreatiewoningen een begunstigend beleid heeft gevoerd waarop belanghebbende zich met vrucht kan beroepen. Het gelijk is derhalve aan belanghebbende.
proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op:
Verletkosten 2 x 4,5 x € 17 ( € 32.000 : 1872) = € 153
Reiskosten 2 x € 56,60 = € 113,20
Totaal € 266,20
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing en de aanslag rioolrechten voor de gebruiker;
- gelast dat de gemeente Ede aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 31;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 266,20 en wijst de gemeente Ede aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 18 maart 2005 door mr. T.J. Matthijssen, lid van de vierde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(J.L.M. Egberts) (T.J. Matthijssen)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 maart 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.