Gerechtshof Arnhem, 25-05-2005, AT7873, 03-01467
Gerechtshof Arnhem, 25-05-2005, AT7873, 03-01467
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 25 mei 2005
- Datum publicatie
- 21 juni 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2005:AT7873
- Zaaknummer
- 03-01467
Inhoudsindicatie
Leges
Bij afwijking van de door belanghebbende geraamde bouwsom rust op de gemeente de last aannemelijk te maken dat de bouwkosten een hoger bedrag belopen.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
elfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 03/01467
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende: X B.V.
Te : Z
Verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Maasdriel (hierna: de Ambtenaar)
Aangevallen beslissing: uitspraak op bezwaar
Betreft : kennisgeving leges
Nummer :
Mondelinge behandeling: met schriftelijke toestemming van partijen niet gehouden
gronden:
1. Op 27 augustus 2002 is bij de gemeente een aanvraag van belanghebbende ingekomen voor een bouwvergunning inzake de bouw van een bedrijfsloods. Daarin heeft zij als geraamde bouwsom aangegeven een bedrag van € 120.000.
2. Bij besluit van 6 december 2002 hebben burgemeester en wethouders van de gemeente Maasdriel (hierna: B&W) de gevraagde bouwvergunning verleend.
Dit besluit is aan belanghebbende bekendgemaakt bij brief. In deze brief is belanghebbende tevens in kennis gesteld van het feit dat zij een bedrag aan leges is verschuldigd van € 2.324,64, en dat de geraamde bouwkosten zijn vastgesteld op € 139.200, uitgaande van 480 m² en een richtbedrag per vierkante meter van € 290, excl. BTW.
3. Belanghebbende is in bezwaar gekomen tegen het legesbesluit en, na ongegrondverklaring van het bezwaar, in beroep gekomen tegen de uitspraak op bezwaar.
4. In de bezwaarfase heeft belanghebbende alsnog een orderbevestiging van een aannemer en een factuur van een andere aannemer overgelegd, beide van 31 maart 2003. Op grond van deze stukken en een berekening van de kosten van de door haar in eigen beheer gestorte betonvloer, is belanghebbende van oordeel dat als heffingsgrondslag voor de leges een bedrag aan bouwkosten van € 74.082,69 moet worden gehanteerd, onderverdeeld als volgt:
-aanleg funderingsbalken door firma A € 6.722,69
-bouw loods door B € 58.000,00
-storten betonvloer 480 m² in eigen beheer € 9.360,00
5. De gemeenteraad van de gemeente Maasdriel heeft in zijn openbare vergadering van 18 december 2001 de Legesverordening 2002 (hierna: de Verordening) vastgesteld, welke vaststelling op 27 december 2001 is bekendgemaakt in De Toren.
6. De Verordening bepaalt, voor zover hier van belang:
(...)
Artikel 2 Belastbaar feit
Onder de naam ‘leges’ worden rechten geheven ter zake van het genot van door of vanwege het gemeentebestuur verstrekte diensten, genoemd in deze verordening en de daarbij behorende tarieventabel.
(...)
Artikel 6 Tarieven
1. De leges worden geheven naar de tarieven, opgenomen in de bij deze verordening behorende tarieventabel.
2. (...)
7. De bij de Verordening behorende tarieventabel bepaalt, voor zover hier van belang:
(...)
Hoofdstuk 5 Bouwvergunningen
Bouwkosten
5.1 Onder bouwkosten wordt in dit hoofdstuk verstaan de aannemingssom (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in paragraaf 1, eerste lid, van de Uniforme administratieve voorwaarden voor uitvoering van werken 1989 (UAV 1989), voor het uit te voeren werk, of voor zover deze ontbreekt een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd.
Bouwvergunningen
5.2. Het tarief bedraagt terzake van het in behandeling nemen van:
(...)
5.2.2 een aanvraag tot het verkrijgen van een bouwvergunning, 1,41% van die bouwkosten met een minimum van € 194,96;
5.2.3. indien een bouwplan waarvoor een bouwvergunning wordt aangevraagd of waarvan melding wordt gedaan ook door de Gelderse Welstandscommissie wordt beoordeeld, wordt het overeenkomstig het bepaalde onder 5.2.2 of 5.6.1 berekende bedrag verhoogd met:
a. 2,6 promille met een minimum van € 9,53 ingeval van de geraamde bouwkosten van € 0,45 t/m € 453.780,00;
(...)
8. Vooropgesteld moet worden dat het objectieve karakter van de legesheffing met zich brengt dat onder bouwkosten moet worden verstaan de prijs (aannemingssom en/of raming van de bouwkosten) die aan een derde in het economische verkeer zou moeten worden betaald voor het tot stand brengen van het bouwwerk waarvoor de vergunning werd verleend (HR 6 oktober 1982, nr. 21.332, BNB 1982/289 en HR 9 oktober 1991, nr. 27.576, BNB 1991/338). Dit leidt ertoe dat voor de bepaling van die prijs geen betekenis toekomt aan de omstandigheid dat werkzaamheden in eigen beheer tegen lagere kosten zijn of kunnen worden uitgevoerd.
9. Belanghebbende heeft, nu ten tijde van de aanvraag geen aannemingssom voorhanden was, de bouwkosten geraamd op € 120.000 en nadien, onder overlegging van een orderbevestiging (loods) en een nota (fundering), bepleit dat het bedrag van de bouwkosten moeten worden bepaald op € 74.082,69.
De Ambtenaar heeft de bouwkosten geraamd op € 139.200, berekend op de hiervoor onder 2. aangegeven wijze.
10. Het begrip aannemingssom ziet op het bedrag, waarvoor de aannemer zich heeft verbonden het werk tot stand te brengen, de omzetbelasting daarin niet begrepen. Van een dergelijke aannemingssom is sprake in de orderbevestiging van 31 maart 2003 ("...Voor bovengenoemde werkzaamheden is een aanneemsom overeengekomen van € 58.000..."). De omstandigheid dat de orderbevestiging is gedagtekend op een datum na de dagtekening van de aanvraag staat aan die conclusie niet in de weg. Het staat de belanghebbende vrij tot in de beroepsfase aannemelijk te maken dat er sprake is van een (lagere) aanneemsom en/of (lagere) raming van de bouwkosten. De andersluidende opvatting van de Ambtenaar vindt in het arrest van de Hoge Raad van 18 september 1991, nr. 27.457, BNB 1991/351 geen steun.
11. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase tevens overgelegd een nota van aannemersbedrijf A waarin voor het leveren en verwerken van een betonfundering voor de loods een bedrag van € 6.722,69, exclusief omzetbelasting, in rekening is gebracht.
12. Het Hof acht op grond van voormelde stukken door belanghebbende voldoende aannemelijk gemaakt dat de aannemingssom, dat wil zeggen het bedrag waarvoor de aannemers zich hebben verbonden de fundering aan te leggen en de loods te bouwen, rekening houdend met het hiervoor onder 8 overwogene, moet worden bepaald op ten minste € 64.722,69.
13. Voor het storten van de betonvloer is geen aannemingssom overeengekomen.
Voor zover een aannemingssom ontbreekt dient voor de bepaling te worden uitgegaan van een raming van de bouwkosten (exclusief omzetbelasting) als bedoeld in het normblad NEN 2631. Belanghebbende heeft voor de in eigen beheer uitgevoerde werkzaamheden een bedrag van € 9.360 begroot.
14. De Ambtenaar heeft zijn standpunt als volgt onderbouwd:
"(...).
Berekening volgens CBS-gegevens:
Inhoud: 480 m² á 5,2 = 2.496 m³ á € 90,76 = € 226.537
Het bedrag is gebaseerd op de bouw van een loods/voorraadschuur (uitgangsjaar
2001).
Dit bedrag wordt verminderd op grond van de volgende gegevens:
- eenvoudige fundering
- eenvoudige wandopbouw
- geen indeling
- geen technische installatie
In verband met deze uitvoering kan de bouwsom redelijkerwijs worden verminderd met 40% en komt uit op een bouwsom van € 135.922.
Voor correctie naar 2002 wordt de bouwsom verhoogd met 2,5% en resulteert in een bedrag van € 139.200.
De Ambtenaar heeft bij de conclusie van dupliek overgelegd twee bladzijden inhoudende "Kostenbepaling van bouwwerken 2002" en "Kostenlijst".
15. De Ambtenaar, op wie bij afwijking van door belanghebbende in de aanvraag verstrekte gegevens de bewijslast voor diens afwijkende stelling rust, heeft met hetgeen hij heeft aangevoerd niet aannemelijk gemaakt dat de bouwkosten € 139.200 bedragen. Hij is uitgegaan van een kostenlijst en CBS-gegevens waarvan niet duidelijk is of en zo ja hoe die gerelateerd zijn aan het normblad NEN 2631, uitgave 1979, of zoals dit normblad laatstelijk is vervangen of gewijzigd. Belanghebbende heeft voorts terecht vraagtekens geplaatst bij de, door het ontbreken van een toelichting, willekeurig lijkende korting van 40% en de bijtelling van 2,5%.
16. De door belanghebbende voorgestane som aan bouwkosten roept ook vragen op. Belanghebbende heeft met betrekking tot het storten van de betonvloer ten onrechte gerekend met een prijs die geldt bij uitvoering in eigen beheer. Voorts heeft de Ambtenaar in de uitspraak op het bezwaarschrift gesteld dat niet alle uit te voeren werkzaamheden in de berekening zijn opgenomen. Belanghebbende heeft daartegen geen verweer gevoerd.
17. Een en ander brengt het Hof ertoe, mede in de beschouwing betrekkend dat de aanvankelijke raming door belanghebbende op € 120.000 was bepaald, de bouwkosten in goede justitie te bepalen op een bedrag van € 110.000.
proceskosten:
Belanghebbende heeft aangegeven juridische advieskosten voor deze zaak te hebben gemaakt, maar heeft deze niet nader gespecificeerd of onderbouwd. Het Hof acht niet aannemelijk geworden dat voor deze zaak juridische advieskosten zijn gemaakt.
In beroep is ook overigens niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand of van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert het bedrag aan leges tot € 1.837;
- gelast dat de gemeente Maasdriel aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 232.
Aldus gedaan op 25 mei 2005 door mr. C.M. Ettema, lid van de elfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 mei 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.