Home

Gerechtshof Arnhem, 27-06-2005, AT9344, 04-00621

Gerechtshof Arnhem, 27-06-2005, AT9344, 04-00621

Inhoudsindicatie

Algemeen

Gebreken in de communicatie tussen een belanghebbende en een in het kader van een schuldsaneringsregeling optredende bewindvoerder vormen geen rechtvaardiging voor het overschrijden van de beroepstermijn.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 04/00621

Uitspraak op verzet

1. De uitspraak waarvan verzet

Het verzetschrift van X, wonende te Z (hierna: belanghebbende), is ter griffie van het Hof ontvangen op 25 augustus 2004. Het richt zich tegen de met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) gedane uitspraak van de twaalfde enkelvoudige belastingkamer van dit Hof van 13 juli 2004 op het beroep van belanghebbende. Een fotokopie van die uitspraak, waarbij belanghebbendes beroep niet-ontvankelijk is verklaard, is aan deze uitspraak gehecht.

2. Behandeling van het verzet

2.1 Tot de stukken waarop het Hof bij de beoordeling van het verzet acht slaat behoren het beroepschrift en verzetschrift van belanghebbende.

2.2 Ter zitting van 15 juni 2005 te Arnhem zijn belanghebbende en zijn gemachtigde gehoord.

3. De vaststaande feiten en de gronden van het verzet

3.1 Het afschrift van de aangevallen uitspraak van de Inspecteur is gedagtekend 17 juni 2002.

3.2 Op 9 januari 2004 heeft de Belastingdienst/P een brief met dagtekening 7 januari 2004 ontvangen. Deze brief dient te worden aangemerkt als beroepschrift. De Inspecteur heeft dit beroepschrift op 7 april 2004 doorgezonden naar het Hof, waar het op 8 april 2004 is ontvangen ter griffie.

3.3 Bij de in verzet bestreden uitspraak is belanghebbendes beroep niet-ontvankelijk verklaard.

3.4 De gronden waarop belanghebbende zijn verzet baseert staan vermeld in het verzetschrift en zijn ter zitting nader toegelicht.

4. Beoordeling van het verzet

4.1 De termijn voor het indienen van een beroepschrift bedraagt ingevolge artikel 6:7 van de Awb zes weken. De beroeptermijn eindigde in dit geval derhalve op 29 juli 2002.

4.2 Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift eveneens tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn van zes weken ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van die termijn is ontvangen (artikel 6:9 van de Awb).

4.3 Het op 8 april 2004 ter griffie van het Hof ontvangen beroepschrift heeft ingevolge artikel 6:15, derde lid, van de Awb te gelden als een op 9 januari 2004 ingesteld beroep. Het beroepschrift is later dan een week na afloop van de beroepstermijn ontvangen. Het beroepschrift is derhalve niet tijdig ingediend.

4.4 Belanghebbende heeft in zijn verzetschrift aangevoerd dat de termijnoverschrijding verschoonbaar geacht dient te worden, omdat hij ten tijde van de uitspraak op bezwaar in de Wet Schuldsanering Natuurlijke Personen (WSNP) was opgenomen. Alle correspondentie ging als gevolg hiervan naar zijn bewindvoerder. Belanghebbende heeft eerst op 24 december 2003, na beëindiging van de schuldsaneringsregeling, door middel van een mededeling van de Inspecteur met betrekking tot de nog openstaande belastingschuld kennis genomen van de aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 1999. Derhalve is belanghebbende van mening dat hij niet eerder dan op 24 december 2003 beroep kon instellen tegen de bestreden uitspraak op bezwaar.

4.5 Het Hof overweegt allereerst dat uit de gedingstukken blijkt dat van 28 juni 1999 tot

3 juli 2002 de schuldsaneringsregeling op belanghebbende van toepassing was, dat gedurende deze periode de onderhavige aanslag is opgelegd en dat de bewindvoerder tegen deze aanslag een bezwaarschrift heeft ingediend. Tevens is gebleken dat de Inspecteur uitspraak op bezwaar heeft gedaan gedurende de schuldsaneringsregeling. Voorts is gebleken dat op 3 juli 2002 de schuldsanering ten einde is gekomen en aan belanghebbende de zogenaamde ‘schone lei’ is verleend. Tevens overweegt het Hof dat belanghebbende geloofwaardig heeft verklaard dat hij kort nadat hij voor het eerst van het bestaan van de onderhavige aanslag en de uitspraak op bezwaar heeft vernomen rechtsmiddelen heeft aangewend.

4.6 Uit artikel 8:22, eerste lid, van de Awb juncto artikel 25, eerste lid, van de Faillissementswet (Fw) volgt dat indien een uitspraak op bezwaar betrekking heeft op rechten of verplichtingen die de persoon betreffen op wie de WSNP van toepassing is, alleen de bewindvoerder beroep in kan stellen tegen die uitspraak. Gelet hierop is het Hof van oordeel dat belanghebbende niet zelfstandig bevoegd was om beroep tegen de uitspraak in bezwaar in te stellen zolang hij zich nog in de schuldsaneringsregeling bevond. In casu is de schuldsaneringsregeling evenwel beëindigd met ingang van 3 juli 2002, derhalve gedurende de beroepstermijn. Vanaf 3 juli 2002 was belanghebbende dan ook zelf bevoegd beroep in te stellen. De omstandigheid dat hij niet door de bewindvoerder op de hoogte is gesteld van de uitspraak op bezwaar komt naar het oordeel van het Hof voor rekening en risico van belanghebbende. Het hof is, onder verwijzing naar het arrest van de Hoge Raad van 14 mei 2004, nr. 39 246 (BNB 2004/245), van oordeel dat gebreken in de communicatie tussen de bewindvoerder en belanghebbende geen excuus opleveren voor overschrijding door belanghebbende van de beroepstermijn.

4.7 Gelet op het voorgaande is het Hof van oordeel dat het eerst op 9 januari 2004 bij de Inspecteur ingekomen beroep van belanghebbende te laat is ingesteld en mitsdien op goede gronden kennelijk niet-ontvankelijk is verklaard.

4.8 Ten overvloede wijst het Hof nog op art. 358, eerste lid, van de Fw. In dit artikel is bepaald dat door de beëindiging van de toepassing van de schuldsaneringsregeling op grond van art. 356, tweede lid, van de Fw, een vordering ten aanzien waarvan de schuldsaneringsregeling werkt, voor zover deze onvoldaan is gebleven, niet langer afdwingbaar is, onverschillig of de schuldeiser al dan niet in de schuldsaneringsregeling is opgekomen en onverschillig of de vordering al dan niet is geverifieerd.

5. Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het verzet ongegrond.

Aldus gedaan op 27 juni 2005 door mr. J.B.H. Röben, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van V.F.R. Woeltjes als griffier.

(V.F.R. Woeltjes) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 27 juni 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.