Gerechtshof Arnhem, 03-08-2005, AU1964, 03-00562
Gerechtshof Arnhem, 03-08-2005, AU1964, 03-00562
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 3 augustus 2005
- Datum publicatie
- 5 september 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2005:AU1964
- Zaaknummer
- 03-00562
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting
Door bij een verkeersongeval betrokken ondernemer ontvangen schadevergoeding voor een whiplash is belast als winst uit onderneming.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 03/00562/inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen
Uitspraak
op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur te P op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen.
1. Aanslag, beschikking heffingsrente, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. De aanslag over het jaar 2001 is berekend naar een belastbaar inkomen van € 24.397. Bij beschikking is voorts een bedrag aan heffingsrente vastgesteld van € 42.
1.2. Deze aanslag is, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij de bestreden uitspraak gehandhaafd.
1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak op bezwaar in beroep gekomen bij het Hof. De Inspecteur heeft vervolgens een verweerschrift ingediend. Partijen hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling ieder nadere stukken toegezonden aan het Hof die in afschrift zijn toegezonden aan de wederpartij.
1.4. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaats gehad ter zitting van het Hof van 11 mei 2005 te Arnhem. Daar is toen verschenen en gehoord de Inspecteur. Belanghebbende is niet verschenen. De griffier heeft verklaard dat hij belanghebbendes gemachtigde bij op 25 maart 2005 per post met ontvangstbevestiging naar het in het beroepschrift opgegeven kantooradres verzonden uitnodiging, waarvan een afschrift tot de stukken van het geding behoort, heeft kennisgegeven van plaats, dag en uur der mondelinge behandeling. Uit de tot de stukken van het geding behorende ontvangstbevestiging blijkt dat evenbedoelde uitnodiging aan het hiervoor bedoelde adres is uitgereikt aan een persoon die voor ontvangst heeft getekend.
1.5. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof. De inhoud van deze pleitnota’s dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt. Een afschrift hiervan is aan deze uitspraak gehecht.
2. Feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.
2.1. Belanghebbende exploiteerde in firmaverband met zijn echtgenote – met een winstverdeling van 55% voor hemzelf en 45% voor zijn echtgenote – een onderneming in doe-het-zelfartikelen.
2.2. Belanghebbende was op 30 december 1998 betrokken bij een auto-ongeval waardoor hij een whiplash opliep en aanvankelijk voor meer dan 80% arbeidsongeschikt is geraakt. Per 11 mei 1999 is vastgesteld dat belanghebbende 50% arbeidsongeschikt was en per 13 september 1999 is hij weer volledig arbeidsgeschikt verklaard.
2.3. Belanghebbende heeft de veroorzaker van het ongeluk met succes aansprakelijk gesteld voor de geleden schade. Bij een vaststellingsovereenkomst van augustus 2001 is, na tussenkomst van letselschadespecialisten, de geleden en te lijden schade vastgesteld op ƒ 67.500 – waarvan ƒ 11.907 de vergoeding vormde voor de door belanghebbende ingeschakelde letselschadespecialisten – een en ander te vergoeden door A. Verzekeringen N.V. In het jaar 1999 ontving belanghebbende een bedrag van ƒ 28.093 en in 2001 een bedrag van ƒ 27.497 (€ 12.478). De hoogte van de uitkering in 2001 is in belangrijke mate bepaald door de mate van opgetreden lichamelijk herstel van belanghebbende.
2.4. Belanghebbende gaf het gehele in 1999 ontvangen bedrag in zijn aangifte voor dat jaar aan als periodieke uitkering en het gehele in 2001 ontvangen bedrag als overige uitkeringen en verstrekkingen. De Inspecteur heeft de aanslagen over die jaren conform de aangiften vastgesteld.
2.5. In de onder 2.3 bedoelde overeenkomst is onder meer vermeld:
“Partijen zijn van mening dat in de uitkering ineens (…) een vergoeding is begrepen wegens verlies van arbeidsvermogen ten bedrage van f 50.000,00 (…) welke vergoeding niet onderhevig is aan heffing inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, zodat partijen ook van mening zijn dat de vergoeding wegens verlies van arbeidsvermogen niet als inkomsten behoeven te worden vermeld in een aangiftebiljet inkomstenbelasting en/of premieheffing. Mocht de vergoeding wegens verlies van arbeidsvermogen toch belastbaar blijken voor de inkomstenbelasting en de premieheffing volksverzekeringen, dan zal verzekeraar de alsdan verschuldigde inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen, opslagen en boeten,(…) alsnog voor zijn rekening nemen, (…).”
2.6. Op 22 november 2002 heeft belanghebbende naar aanleiding van het bezwaar een gesprek gehad met de Inspecteur. Naar aanleiding daarvan heeft belanghebbende in december 2002 twee mappen met correspondentie, onderzoeksverslagen en rapportages met betrekking tot het ongeval aan de Inspecteur ter inzage gegeven. Laatstgenoemde heeft die mappen na inzage en na het kopiëren van omstreeks dertig stukken aan belanghebbende retour doen komen.
2.7. De door de Inspecteur op 28 april 2005 aan het Hof gezonden ambtsedige verklaring van 28 april 2005 luidt als volgt:
"AMBTSEDIGE VERKLARING
Bij de behandeling van de bezwaarschriften tegen de aanslagen inkomstenbelasting 1999 en 2001 heb ik van de heer X in december 2002 een tweetal mappen ontvangen met allerlei korrespondentie, onderzoeksverslagen en rapportages met betrekking tot het ongeval. In één van de onderzoeksverslagen heb ik gezien dat een behandelend arts meedeelt dat naar zijn mening de heer X geen blijvende gevolgen aan het ongeval heeft overgehouden en dat volledig herstel is bereikt. Het betrof een verslag dat in ieder geval gericht was aan een verzekeringsmaatschappij, dan wel een schade-expertise bureau. De relevante desbetreffende stukken heb ik gekopieerd en in het dossier gelegd. Behalve het genoemde onderzoeksverslag heb ik in ieder geval ook een eerder onderzoeksverslag en korrespondentie met de verzekeringsmaatschappij van de tegenpartij gekopieerd. Het betrof circa 30 kopiëen. Na inzage zijn de twee mappen weer teruggegeven; vanwege het vertrouwelijke karakter zijn de mappen persoonlijk opgehaald. Ik heb de mappen circa vijf weken in mijn bezit gehad.
Aldus opgemaakt te P op ambtseed d.d. 28 april 2005
De inspecteur,
(w.g.)
Belastingdienst te P"
2.8. In bezwaar bepleit belanghebbende alsnog onbelastbaarheid van de in het onderwerpelijke jaar ontvangen schade-uitkering ten bedrage van ƒ 27.497 (€ 12.478). De aanslag over het jaar 1999 is na een niet-ontvankelijk verklaring van belanghebbendes beroep onherroepelijk komen vast te staan.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Tussen partijen is in geschil of het als periodieke uitkering aangegeven bedrag als fiscaal onbelast is aan te merken op grond van een verlies aan arbeidsvermogen, zoals belanghebbende verdedigt en de Inspecteur betwist.
3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken, waaronder de eerdergenoemde pleitnota. Daaraan zijn ter zitting geen nieuwe gronden toegevoegd.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 11.919. De Inspecteur concludeert primair tot bevestiging van de uitspraak en subsidiair tot vernietiging van de uitspraak en vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.782 .
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Belanghebbende neemt het standpunt in dat de uitkering tot een bedrag van ƒ 50.000 onbelast is. Ter motivering van zijn standpunt voert hij in zijn beroepschrift aan: “Volgens A. Verzekering N.V. omvat genoemd bedrag van ƒ 67.500 namelijk een vergoeding van ƒ 50.000 wegens het verlies aan arbeidsvermogen, welke vergoeding onbelast is.” Voorts heeft belanghebbende in zijn op 15 april 2005 aan het Hof gezonden nadere stukken, ter toelichting op onder meer de vaststellingsovereenkomst, vermeld hetgeen hiervoor onder 2.2. is weergegeven. Nu vaststaat dat belanghebbende op 13 september 1999, derhalve minder dan 9 maanden na het ongeval en ruim voordat de vaststellingsovereenkomst werd gesloten, weer volledig arbeidsgeschikt is verklaard, maakt belanghebbende, met hetgeen hij naar voren heeft gebracht, tegenover de betwisting door de Inspecteur, niet aannemelijk dat sprake is van een schadeloosstelling als gevolg van een blijvend en algemeen verlies van arbeidsvermogen.
4.2. Nu in dezen sprake was van een tijdelijke arbeidsongeschiktheid, acht het Hof aannemelijk, zoals de Inspecteur heeft gesteld onder verwijzing naar de correspondentie tussen belanghebbende en de verzekeraar die hij ter inzage heeft gehad, dat de verzekeringsuitkering in de eerste plaats strekte tot vergoeding van de door belanghebbende geleden schade in de vorm van winstderving en van hogere ondernemingskosten die belanghebbende door zijn tijdelijke uitschakeling heeft moeten maken. Belanghebbende, die daartoe het best in staat moet worden geacht, heeft daartegenover geen gegevens verschaft waaruit de juistheid van zijn standpunt zou kunnen voortvloeien. De enkele verwijzing naar de visie van de verzekeraar is in dezen onvoldoende. Gelet op de aard van de vergoeding behoort deze tot de winst van de vennootschap.
4.3. Anders dan de Inspecteur verdedigt is er, gezien het vorenstaande, niet sprake van een als periodieke uitkering dan wel een als overige uitkeringen en verstrekkingen te belasten voordeel. Dit brengt met zich dat het (nader) primair door de Inspecteur verdedigde standpunt onjuist is.
4.4. Gelet op het vorenstaande moet het op € 24.397 vastgestelde belastbare inkomen uit werk en woning worden verminderd met € 5.615 tot € 18.782.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 1 punt maal € 322 ofwel € 322.
6. Beslissing
Het Hof:
- vernietigt de bestreden uitspraak;
- vermindert de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 18.782;
- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 29, en
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 322, en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan te Arnhem op 3 augustus 2005 door mr. Van Schie, voorzitter, mrs Kooijmans en Ettema, raadsheren, in tegenwoordigheid van mr. Dekker, als griffier.
De voorzitter is verhinderd deze uitspraak mede te ondertekenen.
De griffier
(S.R.M. Dekker)
De beslissing is in het openbaar uitgesproken en afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 11 augustus 2005.
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de verzenddatum van deze uitspraak beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Het instellen van beroep in cassatie geschiedt door het indienen van een beroepschrift bij dit gerechtshof (zie voor het adres de begeleidende brief).
2. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van de bestreden uitspraak overgelegd.
3. Het beroepschrift wordt ondertekend en bevat ten minste:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep is een griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt u een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. Indien u na een mondelinge uitspraak griffierecht hebt betaald ter verkrijging van de vervangende schriftelijke uitspraak van het gerechtshof, komt dit in mindering op het griffierecht dat is verschuldigd voor het indienen van beroep in cassatie.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.