Home

Gerechtshof Arnhem, 18-08-2005, AU2584, 04-01816

Gerechtshof Arnhem, 18-08-2005, AU2584, 04-01816

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
18 augustus 2005
Datum publicatie
14 september 2005
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2005:AU2584
Zaaknummer
04-01816
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 01-07-2023 tot 01-01-2024] art. 8.11

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

Bij een zogenoemd met de werkgever gesloten non-activiteitsovereenkomst is sprake van inkomsten uit vroegere arbeid, zodat geen recht bestaat op de arbeidskorting.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

achtste enkelvoudige belastingkamer

nummer 04/01816

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

nummer : 0.H26

mondelinge behandeling : op 4 augustus 2005 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Inspecteur

gronden:

1. Belanghebbende heeft met zijn werkgever in 2001 een non-activiteitsovereenkomst gesloten op grond waarvan hij met ingang van 1 juli 2001 is vrijgesteld van de verplichting om arbeid te verrichten. De non-activiteit zal eindigen op 11 augustus 2004, de datum waarop belanghebbende zal toetreden tot een VUT-regeling. Op grond van de non-activiteitsovereenkomst ontvangt belanghebbende een zogenoemde non-activiteitsuitkering ter grootte van 90 percent van zijn laatstgenoten netto jaarsalaris. De uitkering wordt, inclusief een zogenoemde dertiende en veertiende maanduitkering, uitbetaald in twaalf maandelijkse termijnen. De vakantietoeslag wordt in de maand mei uitbetaald. In de non-activiteitsovereenkomst is voorts vastgelegd welke van de arbeidsvoorwaarden die voorheen hebben gegolden, gedurende de periode van non-activiteit blijven gelden.

2. Belanghebbende heeft in 2002 van zijn werkgever een uitkering ontvangen van € 90.838. De werkgever heeft, bij het bepalen van de in te houden loonbelasting/ premie volksverzekeringen, het standpunt ingenomen dat de uitkering moet worden aangemerkt als loon uit vroegere dienstbetrekking en daarop de groene tabel toegepast.

3. Belanghebbende stelt dat de arbeidsovereenkomst die hij in 1981 met zijn werkgever heeft gesloten in stand is gebleven en dat hij op grond van die nog geldende overeenkomst een tegenprestatie levert aan zijn werkgever, te weten non-activiteit. Hij heeft de uitkering in zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen voor het onderhavige jaar aangemerkt als loon uit tegenwoordige arbeid. Hij is van mening dat hij op die grond recht heeft op toepassing van de arbeidskorting zoals genoemd in artikel 8.11 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet).

4. De Inspecteur heeft de toepassing van de arbeidskorting op de non-activiteitsuitkering geweigerd omdat die uitkering niet kan worden aangemerkt als hetgeen met tegenwoordige arbeid is genoten als loon.

5. Anders dan belanghebbende veronderstelt is voor de vraag of de uitkering als loon uit tegenwoordige arbeid moet worden aangemerkt niet relevant of de dienstbetrekking op grond waarvan de uitkering wordt genoten, in stand is gebleven. Nu belanghebbende is vrijgesteld van het verrichten van arbeid vormt de door hem genoten uitkering geen rechtstreekse beloning voor bepaalde door hem verrichte arbeid maar vindt die uitkering eerder zijn oorzaak in de voorheen door belanghebbende voor de werkgever verrichte arbeid. In dat geval moet, gelet op de vaste rechtspraak van de Hoge Raad, de uitkering worden aangemerkt als loon uit een vroegere dienstbetrekking. Een zodanige uitkering kan niet, voor de toepassing van artikel 8.11 van de Wet, worden aangemerkt als loon dat is genoten met tegenwoordige arbeid.

6. Gelet op het vorenstaande is het gelijk aan de Inspecteur.

7. De omstandigheid dat de werkgever op de uitkeringen aan belanghebbende de groene tabel heeft toegepast ontslaat de Inspecteur niet van de verplichting bij de toepassing van de Wet een zelfstandig oordeel te vormen omtrent de aard van de uitkering en het antwoord op de vraag of toepassing van de arbeidskorting daarop mogelijk is. De Inspecteur heeft eerst in zijn verweerschrift een onderbouwing gegeven van het door hem ingenomen standpunt. Het Hof vindt daarin aanleiding de Staat te gelasten aan belanghebbende het door hem betaalde griffierecht te vergoeden.

proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door hem betaalde griffierecht van € 37.

Aldus gedaan op 18 augustus 2005 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(S. Darwinkel) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 29 augustus 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),Postbus 20303,2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.