Gerechtshof Arnhem, 30-08-2005, AU3193, 04-01703
Gerechtshof Arnhem, 30-08-2005, AU3193, 04-01703
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 30 augustus 2005
- Datum publicatie
- 26 september 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2005:AU3193
- Zaaknummer
- 04-01703
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting
Geautomatiseerde werkwijze van de belastingdienst vormt bij goedwillende belastingplichtigen niet altijd een rechtvaardigingsgrond voor het berekenen van heffingsrente.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
achtste enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/01703
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002
nummer : 0.H26
mondelinge behandeling : op 16 augustus 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende en de Inspecteur
Gronden:
1. Belanghebbende is van Duitse afkomst en leeft sedert 12 maart 2002 gescheiden van haar voormalige echtgenoot. Tot haar huishouding behoren twee kinderen, geboren in respectievelijk 1985 en 1993.
2. Belanghebbende heeft in 2002 een tweetal voorlopige teruggaven ontvangen tot een bedrag van, in totaal, € 1.769. Daarbij is, bij de tweede voorlopige teruggaaf, een belastbaar inkomen uit werk en woning in aanmerking genomen van € 12.699, een bedrag aan verrekenbare loonheffing van € 2.459 en een bedrag van € 3.416 aan gecombineerde heffingskorting.
3. Belanghebbende ontving in 2002 een WW-uitkering van € 16.513 waarop een bedrag aan loonheffing is ingehouden van € 3.586. Tevens ontving zij in dat jaar een bedrag van € 1.632 aan alimentatie.
4. Op 3 april 2003 heeft belanghebbende aangifte gedaan voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2002. Belanghebbende heeft in haar aangifte slechts het bedrag van € 3.586 vermeld onder “ingehouden loonheffing”. Omdat belanghebbende onbekend was met de Nederlandse fiscale regelgeving en de loonopgave haar niet geheel duidelijk was, heeft zij de bruto uitkering niet in haar aangifte vermeld en volstaan met het als bijlage bij haar aangifte voegen van een kopie van de jaaropgaaf 2002 van het UWV Gak. Op deze jaaropgaaf is het fiscaal loon ter grootte van € 16.513 vermeld en het bedrag aan loonheffing van € 3.586. Belanghebbende heeft op één van de losse aangiftebladen de door haar ontvangen alimentatie vermeld. Uit de stukken van het geding blijkt niet dat belanghebbende aangifte heeft gedaan van een (totaal) belastbaar inkomen uit werk en woning of van een verzamelinkomen.
5. De Inspecteur heeft, zonder aandacht te besteden aan de aard van de aangifte of de daarbij gevoegde bijlage, de aangifte op volledig geautomatiseerde wijze verwerkt en, rekening houdend met een belastbaar inkomen van € 1.632 en een bedrag aan voorheffingen van € 3.586, op 26 juni 2003 een voorlopige aanslag opgelegd tot een terug te geven bedrag van € 1.846.
6. Met dagtekening van 24 april 2004 is aan belanghebbende een definitieve aanslag opgelegd tot een te betalen bedrag van € 2.883, inclusief een bedrag van € 106 aan in rekening gebrachte heffingsrente.
7. Nadat door belanghebbende beroep is ingesteld, heeft de Inspecteur geconstateerd dat de definitieve aanslag tot een te hoog bedrag is vastgesteld in verband met een onjuiste berekening van de heffingskorting. Op grond daarvan heeft de Inspecteur de aanslag ambtshalve verminderd met € 111. Tussen partijen is niet in geschil dat, na deze vermindering, het bedrag van de aanslag op zichzelf juist is berekend. In zoverre is het beroep gegrond.
8. Belanghebbende stelt dat zij door het meesturen van de bijlage bij de aangifte op een juiste wijze aangifte heeft gedaan en erop mocht vertrouwen dat de aan haar opgelegde voorlopige aanslag juist was. Zij stelt voorts dat de Inspecteur contact met haar had kunnen opnemen aangezien zij, zoals op het aangifteformulier wordt verzocht, haar telefoonnummer heeft vermeld. Haar ex-echtgenoot verzorgde voorheen haar aangifte. Door haar gewijzigde situatie (ontslag uit dienstbetrekking bij haar ex-echtgenoot; echtscheiding en ontvangen van alimentatie) wist zij niet waar zij op kon rekenen.
9. Belanghebbende kan in het algemeen aan het opleggen van een (negatieve) voorlopige aanslag, gelet op het daarbij door de Inspecteur gemaakte voorbehoud, geen rechten ontlenen. Feiten of omstandigheden die in het onderhavige geval nopen tot een ander oordeel zijn gesteld noch gebleken. Van een door de Inspecteur bij belanghebbende gewekt vertrouwen dat in rechte moet worden gehonoreerd is derhalve in het onderhavige geval geen sprake. Dit wordt niet anders doordat de werkwijze van de Belastingdienst ter zake van de verwerking van aangiften inkomstenbelasting/premie volks-verzekeringen zodanig is vormgegeven dat binnengekomen aangiften volledig geautomatiseerd worden verwerkt en meegestuurde bijlagen of in de aangifte door belanghebbenden opgeworpen vragen bij het vaststellen van een voorlopige aanslag niet in de beoordeling worden betrokken. In zoverre is het beroep ongegrond.
10. Het Hof overweegt ten overvloede dat het voor de hiervoor omschreven werkwijze van de Belastingdienst begrip kan opbrengen, gelet op de massaliteit van het proces en de mogelijkheid om op deze wijze tegemoet te komen aan de belangen van een groot aantal belastingplichtigen. Door te kiezen voor een geautomatiseerde behandeling van de aangiften kan immers worden bereikt dat belastingplichtigen zo snel mogelijk een teruggaaf ontvangen. Een en ander kan echter tot gevolg hebben dat aan goedwillende belastingplichtigen (dat hiervan in het onderhavige geval sprake is wordt door niemand in twijfel getrokken) bij het vaststellen van de definitieve aanslag (gelet op de wettelijke regeling, op zichzelf bezien, terecht) heffingsrente in rekening wordt gebracht die had kunnen worden voorkomen indien de Belastingdienst adequaat op de aangifte, de inhoud daarvan en de daarbij gevoegde bijlage(n) had kunnen reageren. Dat dit, bij de huidige werkwijze, niet mogelijk is kan belanghebbende niet worden tegengeworpen, ook niet als in de aangifte wordt verzocht geen bijlagen mee te zenden. Hoewel belanghebbende niet afzonderlijk in bezwaar en beroep is gekomen tegen de in rekening gebrachte heffingsrente heeft de Inspecteur ter zitting verklaard dat op grond van de feitelijke gang van zaken en de bijzondere omstandigheden van dit geval de heffingsrente alsnog ambtshalve tot nihil zal worden verminderd.
Proceskosten:
Het Hof stelt belanghebbendes proceskosten, in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht, in goede justitie vast op € 31 voor reis- en verblijfkosten in verband met het bijwonen van de zitting.
Beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- handhaaft de aanslag zoals die door de Inspecteur ambtshalve is verminderd;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 29;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 31 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 30 augustus 2005 door mr. J.P.M. Kooijmans, lid van de achtste enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier is verhinderd het proces-verbaal mede te ondertekenen.
Het lid van de voormelde kamer,
(J.P.M. Kooijmans)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 5 september 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.