Home

Gerechtshof Arnhem, 31-08-2005, AU4232, 03-01217

Gerechtshof Arnhem, 31-08-2005, AU4232, 03-01217

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
31 augustus 2005
Datum publicatie
13 oktober 2005
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2005:AU4232
Zaaknummer
03-01217
Relevante informatie
Wet op de vennootschapsbelasting 1969 [Tekst geldig vanaf 01-01-2024 tot 01-01-2025] art. 13

Inhoudsindicatie

Vennootschapsbelasting

De in een deelneming gehouden aandelen kunnen niet als zogenoemde voorraadaandelen worden aangemerkt, nu die deelneming een materiële onderneming dreef.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 03/01217/vennootschapsbelasting

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

verweerder : de Inspecteur te P

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : navorderingsaanslag vennootschapsbelasting 1997

nummer : 0.V.77.0112

mondelinge behandeling : op 18 augustus 2005 te Arnhem

waarbij verschenen : A namens belanghebbende, alsmede de Inspecteur

gronden:

1. Belanghebbende vormde in de jaren 1993 t/m 1997 als moedermaatschappij een fiscale eenheid als bedoeld in artikel 15 van de Wet op de vennootschapsbelasting 1969 (hierna: de Wet) met o.m. haar dochtermaatschappij B B.V. (in de stukken ook aangeduid als B.). De fiscale eenheid hield zich onder meer bezig met de productie en het bedrukken van kartonnen dozen, kunststofverpakkingen, puzzels en spellen. C was in het bezit van 50% van de gewone aandelen in belanghebbende en voerde de directie over belanghebbende. De overige aandelen waren in bezit van de vader en een broer van C.

2. B is bij overeenkomst van 1 november 1993 met D overeengekomen de vennootschap naar Noors recht E AS op te richten waarbij D - in beginsel en voor een bepaalde tijd - enig aandeelhouder zou zijn. De activiteiten van E AS bestonden uit de productie en verkoop van verpakkingsmateriaal. Voorts kwamen de oprichters overeen dat op het moment dat E AS de juridische eigendom van een bepaald onroerend goed had verkregen, B - door middel van volstorting van aandelen tot de nominale waarde - 50% van de aandelen in E AS zou verkrijgen. Bij overeenkomst van 28 januari 1997 zijn B, C en D overeengekomen dat de genoemde overeenkomst van 1 november 1993 zou worden ontbonden, de activiteiten van E AS slechts betrekking zouden hebben op het houden van onroerend goed en daarbij behorende activiteiten en dat C 50% van de aandelen in E AS van D zou kopen voor een bedrag gelijk aan 50% van het nominale aandelenkapitaal.

3. De Inspecteur heeft zich in zijn verweerschrift en ter zitting verenigd met belanghebbendes standpunt dat de kosten in verband met de verwerving van (de economische eigendom van) de aandelen E AS door B. - ten bedrage van € 12.814 (f 28.238) - ten laste van belanghebbendes winst kunnen worden gebracht.

4. Belanghebbende heeft ter zitting zijn bezwaren tegen de correcties Voorziening debiteuren en Palletvoorziening ingetrokken.

5. Partijen hebben ter zitting, gehoord het voorlopig oordeel van het Hof, het geschil verder beperkt in dier voege

- dat C - de directeur-grootaandeelhouder van belanghebbende - op 28 januari 1997 de economische eigendom van 50% van de aandelen E AS heeft verkregen;

- dat moet worden aangenomen dat belanghebbende zijn directeur-grootaandeelhouder in dit kader (indirect) een voordeel heeft doen toekomen;

- dat dit voordeel als een (indirecte) winstuitdeling aan belanghebbendes directeur-grootaandeelhouder moet worden aangemerkt;

- dat dientengevolge f 609.002 tot belanghebbendes winst over het jaar 1997 moet worden gerekend.

6. In geschil is nog of de deelnemingsvrijstelling van artikel 13, van de Wet op het voordeel van f 609.002 van toepassing is.

7. Belanghebbende stelt dat de deelnemingsvrijstelling van toepassing is op het voornoemde bedrag. Ter onderbouwing van zijn standpunt betoogt belanghebbende dat, daar de fiscale eenheid ruim drie jaar lang de beschikking heeft gehad over het recht op levering van de aandelen E AS, de aandelen niet als voorraadaandelen kunnen worden aangemerkt. Voorts stelt belanghebbende dat de zogenoemde Falconarresten van de Hoge Raad van toepassing zijn en dat het recht op levering moet worden aangemerkt als een optie waarop de deelnemingsvrijstelling van toepassing is.

8. De Inspecteur daarentegen stelt dat de aandelen E AS door belanghebbende als voorraadaandelen werden gehouden daar belanghebbende van het begin af aan de intentie had om deze aandelen aan zijn directeur-grootaandeelhouder te doen toekomen.

9. Uit de ontstaansgeschiedenis van artikel 13, tweede lid, van de Wet blijkt dat onder aandelen die als voorraad worden gehouden, als bedoeld in voornoemd artikel, moeten worden verstaan aandelen die door de belastingplichtige zijn bestemd voor de verkoop en behoren tot diens vlottende kapitaal, en betrekking hebben op vennootschappen welke geen onderneming in materiële zin (meer) drijven en welke geen activa hebben, of (nagenoeg) geen andere activa dan liquide middelen en/of bezittingen die onverwijld zonder noemenswaardig verlies in liquide middelen kunnen worden omgezet (Hoge Raad, 23 februari 2000, nr. 34 253, BNB 2000/215).

10. Nu E AS - in ieder geval tot en met de dag van het sluiten van de overeenkomst van 28 januari 1997 - een onderneming dreef kan derhalve van de door belanghebbende gehouden aandelen E AS niet worden gezegd dat deze werden gehouden als voorraad als bedoeld in artikel 13, tweede lid, van de Wet. Hetgeen de Inspecteur te dezen heeft gesteld doet hieraan niet af.

11. Gelet op het vorenstaande komen de correcties ten bedrage van f 28.238 (r.o. 3) en f 609.002 (r.o. 5) te vervallen en dient het belastbaar bedrag te worden verminderd tot f 6.558.282. Partijen hebben ter zitting verklaard dat over deze becijfering op zichzelf geen geschil bestaat.

12. Het beroep van belanghebbende is gegrond.

Proceskosten:

Voor toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht beschouwt het Hof de gelijktijdig behandelde procedures met rolnummers 03/01218, 03/01298 en 03/01217 als samenhangende zaken. De vergoeding beloopt op de voet van voormeld besluit 2 x € 322 x 1= € 644.

Beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vermindert de navorderingsaanslag tot een bedrag, berekend naar een belastbaar bedrag van € 2.976.018 (f 6.558.282);

- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 232;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 31 augustus 2005 door mr. T.J. Matthijssen, voorzitter, mr. N.E. Haas en mr. M.C.M. de Kroon, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. S.R.M. Dekker als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(S.R.M. Dekker) (T.J. Matthijssen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 september 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.