Home

Gerechtshof Arnhem, 30-09-2005, AU5983, 04/01086

Gerechtshof Arnhem, 30-09-2005, AU5983, 04/01086

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
30 september 2005
Datum publicatie
10 november 2005
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2005:AU5983
Zaaknummer
04/01086
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-05-2024 tot 01-08-2024] art. 8:31, Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 6.17

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

De kosten verbonden aan een herhaalde operatie in verband met een borstverkleining vormen geen aftrekbare ziektekosten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

vijfde enkelvoudige belastingkamer

nummer 04/01086

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

ambtenaar : Inspecteur Belastingdienst te P

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaarschrift

soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

jaar : 2002

mondelinge behandeling : op 16 september 2005 te Arnhem

waarbij verschenen : de Inspecteur

waarbij niet verschenen : belanghebbende en haar gemachtigde, beide zonder kennisgeving aan het hof, hoewel beide overeenkomstig de wet zijn opgeroepen bij per aangetekende post verzonden brieven van 5 augustus 2005, welke brieven blijkens terugontvangen retourkaart TPG-Post zijn aangeboden op de adressen van belanghebbende en van de gemachtigde

gronden:

1. Belanghebbende heeft in 2000 een operatieve borstverkleining ondergaan in een Nederlands ziekenhuis. Omdat de zorgverzekeraar het verzoek om vergoeding van de kosten van de operatie afwees heeft belanghebbende deze kosten zelf gedragen.

2. Aangezien na de operatie sprake was van onacceptabele littekens is in 2001 in hetzelfde ziekenhuis een tweede operatie uitgevoerd. De kosten van deze operatie zijn door de zorgverzekeraar vergoed.

1. Omdat belanghebbende niet tevreden was met de uitvoering en de gevolgen van de tweede operatie heeft zij zich in 2002 voor de derde maal laten opereren. Door gebrek aan vertrouwen in de specialisten van het ziekenhuis heeft zij de derde operatie laten uitvoeren in de A kliniek te Q. Belanghebbende heeft aan deze kliniek een bedrag van € 4.855 aan kosten betaald. Ter zake van deze kosten heeft zij, volgens vermelding in het bezwaarschrift wegens ontgoocheling, geen vergoeding gevraagd bij de zorgverzekeraar.

4. Naast de onder 3 genoemde kosten heeft belanghebbende onder meer nog de volgende uitgaven gedaan en als ziektekosten op haar inkomen in mindering gebracht:

- creatieve therapie € 74,00

- hypnotherapie 199,50

- magneetveldbehandeling 545,00

- natuurgeneeskundige therapie B 212,50

- natuurgeneeskundige therapie C 570,00.

5. Bij brief van 31 oktober 2003 heeft de Inspecteur aan belanghebbende om meer informatie verzocht, in het bijzonder of de behandelingen in de A Kliniek en de andere behandelingen plaatsvonden na verwijzing van een huisarts of specialist en tevens onder diens verantwoording en/of begeleiding. Ook is gevraagd of ter zake een vergoeding is ontvangen van de zorgverzekeraar.

6. Nadat de termijn voor beantwoording zonder een reactie van de zijde van belanghebbende was verstreken heeft de Inspecteur de aanslag vastgesteld, waarbij aftrek van de onder 4 genoemde kosten is geweigerd. Daardoor bleven de wel geaccepteerde ziektekosten onder de drempel en is geen aftrek verleend ter zake van ziektekosten.

7. Uit een daarna op 8 december 2003 van de zijde van belanghebbende ontvangen brief bleek eveneens niet of de behandelingen in 2002 zijn uitgevoerd op medisch advies en of voor de kosten een vergoeding is gevraagd bij de zorgverzekeraar. Op een daarna verzonden nadere vragenbrief noch op een uitnodiging van de Inspecteur tot een gesprek heeft belanghebbende of haar gemachtigde gereageerd. Daarop heeft de Inspecteur uitspraak op bezwaar gedaan en de aanslag gehandhaafd.

8. In beroep herhaalt de gemachtigde van belanghebbende dat de operatie in 2002 medisch noodzakelijk was en dat belanghebbende uit ontgoocheling geen vergoeding aan de zorgverzekeraar heeft gevraagd. Bewijsstukken zijn niet bij het beroepschrift overgelegd.

9. In het verweerschrift stelt de Inspecteur zich op het standpunt dat onduidelijk is of de uitgaven voor de operatie in 2002 zijn gedaan op medisch voorschrift en/of begeleiding of controle van een naar Nederlandse begrippen aan te merken genees- of heelkundige en tevens dat belanghebbende niet duidelijk maakt of die uitgaven op haar drukken. Onder die omstandigheden kan hij, de Inspecteur, geen aftrek verlenen.

10. In de stukken hebben partijen ieder aangegeven dat een mondelinge behandeling van de zaak achterwege kan blijven. Omdat het Hof dit gelet op de omstandigheden van het geval niet bevredigend achtte heeft het Hof partijen (belanghebbende én afzonderlijk haar gemachtigde, alsmede de Inspecteur) opgeroepen voor een mondelinge behandeling van de zaak. Daarbij is belanghebbende opgeroepen op reguliere wijze alsmede opgeroepen met toepassing van art. 8:27 Awb, waarbij is gewezen op het bepaalde in art. 8:31 Awb. Niettemin is belanghebbende noch haar gemachtigde ter zitting van het Hof verschenen. Onder deze omstandigheden en gelet op het standpunt dat de Inspecteur naar voren heeft gebracht, welk standpunt het Hof tot het zijne maakt, rest het Hof niet anders dan het beroep van belanghebbende ongegrond te verklaren.

Proceskosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het hof geen termen aanwezig.

Beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 30 september 2005 door mr Röben, vice-president, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken door mr Röben voornoemd, in tegenwoordigheid van mr Te Brake, als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(C.E. te Brake) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 oktober 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.