Gerechtshof Arnhem, 19-10-2005, AU6930, 04-00855
Gerechtshof Arnhem, 19-10-2005, AU6930, 04-00855
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 19 oktober 2005
- Datum publicatie
- 28 november 2005
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2005:AU6930
- Zaaknummer
- 04-00855
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting
De door belanghebbende in verband met in Noorwegen verrichte arbeid gemaakte reis- en verblijfkosten zijn niet aftrekbaar.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
elfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00855
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag inkomstenbelasting voor het jaar 2002
nummer : 0.H26
mondelinge behandeling : op 5 oktober 2005 te Arnhem
waarbij verschenen : de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur
gronden:
1. Belanghebbende heeft in het onderhavige jaar (2002) de volgende binnenlandse looninkomsten genoten:
Loon A € 27.867
NWW-uitkering € 8.599
2. Op 16 september 2002 is belanghebbende in dienst getreden bij B Limited, gevestigd in het Verenigd Koninkrijk. In opdracht van deze werkgever heeft belanghebbende in Noorwegen arbeid verricht voor het Noorse C A.S. In het onderhavige jaar heeft belanghebbende uit de dienstbetrekking met de eerstgenoemde Limited een bedrag van € 38.343 aan looninkomsten genoten.
3. Belanghebbende heeft van zijn werkgever geen onkostenvergoeding ontvangen voor de met de in Noorwegen verrichte werkzaamheden samenhangende reis- en verblijfkosten.
4. Aan belanghebbende is met dagtekening 10 oktober 2003 een definitieve aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2002 opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.547. Bij het opleggen van de aanslag is een vermindering wegens elders belaste inkomsten in aanmerking genomen van € 11.839. Er is geen vermindering van de verschuldigde premies volksverzekeringen verleend.
5. De Inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak verminderd tot één naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.291. De vermindering wegens elders belaste inkomsten wordt berekend op € 11.764. Er is geen vermindering van de verschuldigde premies volksverzekeringen verleend.
6. Nadat door belanghebbende in beroep nadere inlichtingen zijn verstrekt omtrent de premieplicht in Noorwegen, heeft de Inspecteur zich op het standpunt gesteld dat belanghebbende op grond van artikel 13, tweede lid, onderdeel a, van de Verordening EEG nr. 1408/71 is verzekerd in Noorwegen en uit dien hoofde recht heeft op een vermindering van € 2.388 (105/360*€ 8.186) van de in Nederland afgedragen premies volksverzekeringen. Ter zitting heeft belanghebbende zijn standpunt dat recht bestaat op een integrale aftrek van de in Noorwegen betaalde premies laten varen en met de genoemde vermindering ingestemd. Het Hof zal partijen hierin volgen nu zij hierbij niet uitgaan van een onjuist juridisch uitgangspunt.
7. De Inspecteur heeft zich met een beroep op interne compensatie op het standpunt gesteld dat de aanslag, na de onder 5. bedoelde vermindering, verhoogd dient te worden met € 149, omdat de aftrek elders belast – wegens een onjuiste voorkomingsbreuk - € 149 te hoog is berekend. Belanghebbende heeft niets daartegen ingebracht. Het Hof zal de Inspecteur in zijn standpunt volgen, maar berekent de verhoging op € 105, te weten € 38.343/€ 69.291*21.069 -/- € 11.764.
8. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende recht heeft op aftrek van de aan de in Noorwegen verrichte werkzaamheden toerekenbare reis- en verblijfkosten, ten bedrage van € 6.074. Dit bedrag kan als volgt worden berekend:
? Huisvestingskosten € 3.428,18
? Vliegtickets € 1.806,69
? Woon-werkverkeer in Noorwegen € 536,00
? Overige reiskosten € 303,20
9. In de Wet op de inkomstenbelasting 1964 bestond voor werknemers die hun arbeidskosten niet van hun werkgever vergoed kregen, de mogelijkheid om de werkelijke ter verwerving van hun inkomsten uit dienstbetrekking gemaakte kosten op hun inkomsten in aftrek te brengen. Deze mogelijkheid wordt in de Wet inkomstenbelasting 2001 (hierna: de Wet) echter niet langer geboden. Blijkens artikel 3:80 van de Wet is het belastbaar loon het loon verminderd met de werknemersaftrek. De werknemersaftrek is het gezamenlijke bedrag van de fietsaftrek, de reisaftrek en de zeedagenaftrek (artikel 3:85 van de Wet). In de onderhavige situatie is alleen de reisaftrek van belang.
10. Ingevolge artikel 3.87 van de Wet geldt een forfaitaire reisaftrek bij regelmatig woon-werkverkeer en wordt deze in aanmerking genomen voor de per openbaar vervoer afgelegde reisafstand. De reisafstand blijkt slechts uit een op een tijdvak van 12 maanden betrekking hebbende verklaring die is afgegeven door de openbaar-vervoersonderneming of een daarmee gelijk te stellen verklaring. Ingevolge artikel 3.88, eerste lid, aanhef en onderdeel b, van de Wet is van regelmatig woon-werkverkeer sprake indien ten minste eenmaal per week pleegt te worden gereisd tussen de woning of verblijfplaats en de plaats of plaatsen van werkzaamheden, waarbij binnen een tijdsbestek van 24 uur zowel heen als terug wordt gereisd.
11. Ter zake van de door belanghebbende opgevoerde kosten van vliegtickets en overige reiskosten wordt niet voldaan aan het vereiste dat binnen een tijdsbestek van 24 uur zowel heen als terug wordt gereisd. Deze kosten komen derhalve niet voor (de reis)aftrek in aanmerking. Hetzelfde geldt voor de kosten voortvloeiend uit het woon-werkverkeer in Noorwegen. Belanghebbende beschikt ter zake namelijk niet over een openbaar-vervoerverklaring dan wel een daarmee gelijk te stellen verklaring en heeft bovendien op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat deze kosten ook daadwerkelijk zijn gemaakt. De huisvestingskosten zijn niet aan te merken als reiskosten en komen reeds om die reden niet voor de reisaftrek in aanmerking.
12. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat - ondanks het ontbreken van een wettelijke regeling hieromtrent - de redelijkheid gebiedt dat de reis- en verblijfkosten in aftrek kunnen worden gebracht. Belanghebbende heeft, om niet langer beroep op een uitkering te hoeven doen, een baan in het buitenland aangenomen en wordt daar nu als het ware voor gestraft. Dit standpunt kan belanghebbende niet baten, nu de rechter niet bevoegd is de innerlijke waarde (onder meer de redelijkheid) van de Wet te toetsen.
13. Belanghebbende stelt voorts dat hij aan de toelichting op het aangiftebiljet het vertrouwen heeft mogen ontlenen, dat de reiskosten wel op het buitenlandse inkomen in aftrek mogen worden gebracht. Dit beroep op het vertrouwensbeginsel faalt. Volgens vaste jurisprudentie van de Hoge Raad (vergelijk onder meer HR 9 maart 1988, nr. 24.199 BNB 1988/148) is de Belastingdienst namelijk in de regel niet gebonden door onjuistheden c.q. onduidelijkheden in toelichtingen, folders en dergelijke waarin slechts algemene voorlichting wordt gegeven. Voor afwijking van de regel is slechts plaats ingeval de belastingplichtige de onjuistheid niet had behoeven te beseffen en tevens wordt geconfronteerd met het feit dat hij niet alleen de wettelijk verschuldigde belasting heeft te betalen, maar daarenboven schade lijdt doordat hij, afgaande op de onjuiste voorlichting, enige handeling heeft verricht of nagelaten. Niet is gesteld of aannemelijk geworden dat daarvan in de onderhavige situatie sprake is.
14. Gelet op het bovenstaande is het beroep gegrond voor zover dit beroep is gericht tegen het niet toekennen van een vermindering van de premies volksverzekeringen. Gelet op hetgeen onder 5. is overwogen dient de definitieve aanslag te worden verminderd met € 2.388 tot een bedrag van € 5.798 aan premies.
Proceskosten:
Belanghebbendes proceskosten, te weten de kosten van de aan belanghebbende beroepsmatig verleende rechtsbijstand, zijn overeenkomstig de bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op 2,5 (punten per proceshandeling) x € 322 x 1 (gewicht van de zaak) = € 805.
Beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vermindert de onderhavige aanslag tot één naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 69.291 en een bedrag van € 9.410 aan inkomstenbelasting, € 5.798 aan premies volksverzekeringen en € 2.596 aan heffingskortingen;
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37;
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 805 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 19 oktober 2005 door mr. C.M. Ettema, lid van de elfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(S. Darwinkel) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 2 november 2005
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.