Home

Gerechtshof Arnhem, 11-11-2005, AU8656, 04-02056

Gerechtshof Arnhem, 11-11-2005, AU8656, 04-02056

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
11 november 2005
Datum publicatie
23 december 2005
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2005:AU8656
Zaaknummer
04-02056

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

De kosten verbonden aan een door een automatiseerder van een ministerie gevolgde duikopleiding vormen aftrekbare studiekosten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

derde enkelvoudige belastingkamer

nummer 04/02056

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/Randmeren/kantoor Apeldoorn

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen 2000

nummer : H.06

mondelinge behandeling : op 28 oktober 2005 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede de Inspecteur

gronden:

1. Belanghebbende geboren op 27 januari 1952, is gehuwd met A. Hij is als automatiseerder werkzaam bij het Ministerie van Financiën.

2. Belanghebbende die vanaf 1985 de duikersport beoefent is in het jaar 2000 begonnen met de drie jarige beroepsopleiding Padi Divemaster, ten einde duikinstructeur te worden. Hij heeft het eerste deel van de opleiding in 2001 met succes afgerond.

3. Belanghebbende heeft voor het jaar 2000 aangifte gedaan van een belastbaar inkomen van f 91.161. In die aangifte heeft hij de met genoemde opleiding verband houdende kosten tot een bedrag van f 11.063 als buitengewone last ter zake van een opleiding voor een beroep in aftrek gebracht.

4. De Inspecteur heeft de geclaimde aftrek geweigerd en het belastbare inkomen vastgesteld op f 102.224.

5. Tussen partijen is in geschil of

- de door belanghebbende in aftrek gebrachte uitgaven ten bedrage van f 11.036 behoren tot de in artikel 46 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 – hierna de Wet – bedoelde uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep;

- de Inspecteur door de aftrek niet toe te staan heeft gehandeld in strijd met het gelijkheidsbeginsel;

- de Inspecteur terecht en tot het juiste bedrag heffingsrente in rekening heeft gebracht.

6. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat de door belanghebbende in aftrek gebrachte uitgaven niet als buitengewone lasten aftrekbaar zijn, omdat belanghebbende in redelijkheid niet heeft kunnen verwachten dat hij na voltooiing van de studie de verworven kennis productief zou kunnen maken en aldus zijn maatschappelijke positie zou kunnen verbeteren. Voorts stelt de Inspecteur dat belanghebbende slechts een bedrag van f 6.451 aannemelijk heeft gemaakt.

De Inspecteur neemt subsidiar het standpunt in dat indien de door belanghebbende aannemelijk gemaakte kosten zijn aan te merken als uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep daarvan, rekening houdend met afschrijving en de wettelijke drempel, een bedrag van f 2.646 als zodanig in aftrek is te brengen.

7. Als uitgaven ter zake van opleiding of studie voor een beroep in de zin van artikel 46, eerste lid, aanhef en onder c, van de Wet kunnen worden gerekend uitgaven die worden gedaan voor een opleiding of studie die iemand onderneemt ter verbetering van zijn maatschappelijke positie.

8. Belangebbende kon – naar hij stelt – het op zijn vakgebied niet meer bijbenen. Hem was na funktioneringsgesprekken en consultancy duidelijk geworden dat hij aan zijn loopbaan een wending moest geven. Hij stelt dat hij de opleiding is gaan volgen ten einde zijn besteedbaar inkomen te verhogen.

9. Belanghebbende heeft onweersproken gesteld dat hij voor de opleiding tot duikinstructeur heeft gekozen omdat hij als ervaren duiker thuis was in de duikerswereld, de duikport in het onderhavige jaar een “booming business” was en hij bij aanvang van de studie uitzicht had op werk zodra hij zijn brevet had behaald.

10. Met hetgeen belanghebbende heeft aangevoerd, acht het Hof aannemelijk dat belanghebbende de studie niet om persoonlijke redenen maar met het oog op verbetering van zijn maatschappelijke positie in financieel-economisch opzicht heeft aangevangen. Voorts is het Hof van oordeel dat belanghebbende op grond van de door hem aangevoerde omstandigheden in het onderhavige jaar in redelijkheid kon verwachten dat na voltooiing van de opleiding de verworven kennis in het economische verkeer productief kon worden gemaakt.

11. De door de Inspecteur aangevoerde omstandigheid dat belanghebbende al jarenlang bij de overheid werkt en een behoorlijke inkomenspositie heeft opgebouwd, doet daaraan niet af.

12. Belanghebbende heeft ter zitting verklaard de subsidiaire stelling van de Inspecteur niet te betwisten. Van de door belanghebbende opgevoerde kosten kan derhalve een bedrag van f 2.646 op de voet van artikel 46, eerste lid, aanhef en onderdeel c van de Wet in aftrek worden gebracht. In zoverre is belanghebbendes beroep gegrond.

Aan behandeling van belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel komt het Hof niet toe.

13. Ingevolge artikel 30f lid 3 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt heffingsrente berekend over het tijdvak dat aanvangt op de dag na het einde van het tijdvak waarover de belasting wordt geheven en eindigt op de dag van de dagtekening van het aanslagbiljet.

14. Deze wettelijke regeling van artikel 30f – en volgende – van de Algemene wet inzake rijksbelastingen biedt naar tekst en strekking geen ruimte het in rekening brengen van heffingsrente achterwege te laten op de enkele grond dat de Inspecteur de mogelijkheid had de aanslag eerder op te leggen (Hoge Raad 22 maart 2000, BNB 2000/175).

Belanghebbende heeft de berekening in het verweerschrift van het in rekening gebrachte bedrag aan heffingsrente niet betwist. Het door belanghebbende in zijn beroepschrift genoemde bedrag van € 77 betreft – naar de Inspecteur onweersproken heeft gesteld – invorderingsrente. Dit onderdeel van het beroepschrift is door de Inspecteur aangemerkt als een bezwaarschrift tegen de in rekening gebrachte invorderingsrente en als zodanig doorgestuurd naar de bevoegde ontvanger. Deze grief kan derhalve in deze procedure niet worden behandeld.

Proceskosten:

Belanghebbendes proceskosten zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op € 10.

Beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;

- vermindert de onderhavige belastingaanslag tot een berekend naar een belastbaar inkomen van € 45.186 en overigens met inachtneming van de elementen die bij het vaststellen daarvan in aanmerking zijn genomen;

- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 10 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 11 november 2005 door mr. N.E. Haas, lid van de derde enkelvoudige belastingkamer.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, Het lid van de voormelde kamer,

(J.L.M. Egberts) (N.E. Haas)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 24 november 2005

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.