Gerechtshof Arnhem, 17-01-2006, AV1330, 04-00806
Gerechtshof Arnhem, 17-01-2006, AV1330, 04-00806
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 17 januari 2006
- Datum publicatie
- 8 februari 2006
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2006:AV1330
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BH4084, Bekrachtiging/bevestiging
- Zaaknummer
- 04-00806
Inhoudsindicatie
Afvalstoffenheffing
Nu de gemeente haar inzamelverplichting niet nakomt is ten onrechte afvalstoffenheffing geheven.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
eerste meervoudige belastingkamer
nr. 04/00806
U i t s p r a a k
op het beroep van Vereniging X (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de heffingsambtenaar van de Gemeente Nunspeet (hierna: de Ambtenaar) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de aan haar opgelegde aanslagen rioolrecht en afvalstoffenheffing over het jaar 2004.
1. Aanslagen en bezwaar
1.1. Aan belanghebbende zijn ter zake van de onroerende zaak a-straat 1 op één aanslagbiljet verenigd over 2004 onder meer aanslagen opgelegd in het rioolrecht en in de afvalstoffenheffing. Het aanslagbiljet is gedagtekend 28 februari 2004. De aanslag rioolrecht bedraagt € 118,56 en de aanslag afvalstoffenheffing bedraagt € 163,92.
1.2. Op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen beide aanslagen heeft de Ambtenaar bij uitspraak van 15 april 2004 de aanslagen gehandhaafd.
2. Geding voor het Hof
2.1. Het beroepschrift is ter griffi-e ontvangen op 13 mei 2004 en aangevuld op 16 juni 2004, waarbij vier bijlagen zijn overgelegd.
2.2. Tot de stukken van het geding behoren het verweerschrift en de daarbij gevoegde bijlagen.
2.3. De eerste zitting is gehouden op 15 februari 2005 te Arnhem door de vijfde enkelvoudige belastingkamer. Daar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.
2.4. Na de eerste zitting heeft het Hof bij brief van 1 maart 2005 de Ambtenaar verzocht schriftelijk inlichtingen te verstrekken. Een afschrift van die brief is per dezelfde datum verzonden aan de gemachtigde van belanghebbende. De gemachtigde heeft daarop bij faxbericht van 4 maart 2005 een reactie ingezonden. Bij brief van 3 maart 2005, ter griffie ontvangen op 10 maart 2005, heeft de Ambtenaar inlichtingen verstrekt. De gemachtigde van belanghebbende heeft bij brief van 8 april 2005, met twee bijlagen, gereageerd op de door de Ambtenaar verstrekte inlichtingen.
Op 28 november 2005 heeft de gemachtigde van belanghebbende een pleitnota ingezonden.
Op 29 november 2005 heeft de gemachtigde van belanghebbende een brief met twee bijlagen ingezonden.
Al deze stukken zijn bij de wederpartij bekend.
2.5. Na verwijzing van de zaak naar de meervoudige belastingkamer is de tweede zitting gehouden op 8 december 2005 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Ambtenaar.
2.6. Met toestemming van de wederpartij is in de tweede zitting overgelegd:
- door de gemachtigde van belanghebbende een overzicht van zijn reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de twee zittingen van het Hof;
- namens de Ambtenaar een overzichtskaart van het recreatiepark, onderverdeeld in de parken b, c en d, en een afschrift van een uitspraak van dit hof van 30 november 2004 met nummer 03/00091.
3. De vaststaande feiten
Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet weersproken, de volgende feiten vast.
3.1. De raad van de Gemeente Nunspeet heeft in de op 18 december 2003 gehouden openbare raadsvergadering vastgesteld de Verordening op de heffing en invordering van rioolrecht 2004 (hierna: de Verordening rioolrecht) en de Verordening op de heffing en invordering van afvalstoffenheffing 2004 (hierna; de Verordening afvalstoffenheffing). Beide verordeningen zijn op de bij de wet voorgeschreven wijze bekendgemaakt en treden in werking per 1 januari 2004.
3.2. De Verordening rioolrecht – voorzover van belang – luidt:
artikel 1
Krachtens deze verordening wordt onder de naam ‘rioolrecht’ een rioolaansluitingsretributie geheven.
artikel 2; begripsomschrijvingen
Voor de toepassing van deze verordening wordt:
a. (…)
b. onder eigendom verstaan een onroerende zaak zoals afgebakend op grond van artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken;
c. onder niet-woning verstaan een onroerende zaak die onder het regiem van de Wet waardering onroerende zaken als zodanig dient te worden aangemerkt. Als niet-woning wordt derhalve aangemerkt een onroerende zaak die voor dertig procent of meer bestaat uit onderdelen of een onderdeel welke niet in hoofdzaak dient als woning gemeten in de waardeverhouding van de heffingsmaatstaf als vastgesteld op grond van de voorgaande leden.
artikel 3, lid 1; belastbaar feit en belastingplicht
Onder de naam ‘rioolrecht’ wordt een recht geheven van degene die bij het begin van het belastingjaar het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
artikel 4; maatstaf van heffing
Het recht als bedoeld in artikel 3 wordt geheven per object.
artikel 5; belastingtarieven
Het recht als bedoeld in artikel 3 bedraagt:
per woning € 118,56;
per niet-woning € 213,20.
artikel 6, belastingjaar
Het belastingjaar is gelijk aan het kalenderjaar.
3.3. De Verordening afvalstoffenheffing – voorzover van belang – luidt:
artikel 1, lid 1; aard van de belasting en belastbaar feit
Onder de naam ‘afvalstoffenheffing’ wordt een directe belasting geheven als bedoeld in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer.
artikel 2, lid 1; belastingplicht
De belasting wordt geheven van degene die in de gemeente feitelijk gebruik maakt van een perceel ten aanzien waarvan ingevolge de artikelen 10.21 en 10.22 van de Wet milieubeheer een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijke afvalstoffen geldt.
artikel 4; belastingjaar
Met betrekking tot de belasting die per jaar wordt geheven, is het belastingjaar gelijk aan het kalenderjaar.
3.4. A BV (hierna: A) exploiteert in de Gemeente Nunspeet een recreatieterrein verdeeld in een drietal recreatieterreinen, te weten b, c en d.
Park d (hierna: het park) is een park dat is verkaveld in 108 percelen. Het park grenst aan de a-straat, welke weg een openbare weg is. Het park heeft aan de a-straat een eigen ingang met slagboom. Van de 108 percelen met daarop een recreatiewoning zijn er 85 verkocht. De resterende 23 recreatiewoningen/percelen op het park zijn begin 2004 nog in handen van A. Deze worden door A bedrijfsmatig geëxploiteerd. Op het eigendomsrecht van de verkochte onroerende zaken zijn op grond van Algemene Voorwaarden Park d een aantal beperkingen van toepassing. Deze beperkingen omvatten een kettingbeding bij verkoop, enkele erfdienstbaarheden en overige verplichtingen.
Belanghebbende is eigenaar van de op het park gelegen recreatiewoning met bijbehorende grond a-straat 1. De recreatiewoning wordt incidenteel gebruikt door leden van de familie X. Blijkens de door de Ambtenaar in de tweede zitting overgelegde kaart is de afstand van de recreatiewoning van belanghebbende tot aan de slagboom aan de a-straat ongeveer 160 meter.
De infrastructuur – wegen, verlichting, elektriciteitsnet, centraal antenne systeem, waterleidingen, gasleidingen en rioolstelsel – van de drie recreatieparken is eigendom van A.
Voor het huishoudelijk afval, GFT, en dergelijke heeft A op het park – op een grotere afstand dan de afstand tussen de recreatiewoning van belanghebbende en de openbare weg a-straat - op haar terrein in de nabijheid van enkele centrale voorzieningen afvalcontainers geplaatst, de zogenoemde milieustraat. Voor het verwijderen van het afval heeft A zelf een afvalverwerkingsbedrijf gecontracteerd.
Het huishoudelijk afvalwater wordt via het rioolstelsel van de recreatieparken geloosd op de gemeentelijke riolering.
De eigenaren en bewoners van de recreatiewoningen in de parken zijn verplicht gebruik te maken van de door A aangebrachte voorzieningen en betalen daarvoor jaarlijks een milieuheffing en parklasten aan A.
Bij brief van 6 november 2001 heeft de gemeente aan alle eigenaren van recreatiewoningen meegedeeld dat zij met ingang van 2002 afvalstoffenheffing moeten gaan betalen.
In verband met een uitspraak van dit Hof in een eerder beroep van belanghebbende heeft de Ambtenaar bij brief van 11 september 2003 aan belanghebbende meegedeeld de aanslagen afvalstoffenheffing over 2002 en 2003 en de aanslag rioolrecht over 2003 in te trekken. Daarbij heeft de Ambtenaar meegedeeld: ‘Door het intrekken van de aanslagen ligt er geen fiscaal geschil meer ten aanzien van de afvalstoffenheffing 2002.’
Met ingang van 1 januari 2004 is de Verordening rioolrecht gewijzigd in die zin dat voor de objectafbakening wordt aangesloten bij hetgeen daaromtrent is bepaald in artikel 16 van de Wet waardering onroerende zaken.
In de loop van 2003 zijn de gemeente en A overeengekomen dat A een deel van de door de gemeente van eigenaren geheven afvalstoffenheffing ontvangt als vergoeding voor het gebruik van de milieustraat door die eigenaren.
De Ambtenaar heeft over 2004 aan eigenaren van recreatiewoningen gebouwd op eigen grond, waaronder belanghebbende, aanslagen rioolrecht en afvalstoffenheffing opgelegd. Aan eigenaren van recreatieonderkomens die op bij A in eigendom zijnde grond zijn gebouwd, zijn die aanslagen niet opgelegd. Ter zake van het rioolrecht en de afvalstoffenheffing voor die woningen is A, als exploitant van een recreatieobject, aangeslagen.
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1. In geschil is:
- of de Ambtenaar door het intrekken van de aanslagen rioolrecht en afvalstoffenheffing over de jaren 2002 en 2003 bij belanghebbende in rechte te honoreren vertrouwen heeft gewekt dat over het jaar 2004 deze belastingen niet van haar zouden worden geheven;
- of de omstandigheden dat de wijziging van verordeningen per 1 januari 2004 niet aan belanghebbende is bekend gemaakt en dat niet met belanghebbende of belanghebbenden over de wijziging van de verordeningen vooroverleg is gepleegd aan het opleggen van de aanslagen in de weg staat;
- of de Ambtenaar bij het heffen van beide belastingen ten onrechte onderscheid maakt tussen eigenaren van recreatiewoningen staande op eigen grond en niet staande op eigen grond;
- of de aanslagen terecht zijn opgelegd nu belanghebbende ter zake van de afvoer op het riool en de verwijdering van afvalstoffen aan A bijdragen is verschuldigd;
- of in de omstandigheden van het onderhavige geval kan worden gezegd dat de gemeente de inzamelverplichting van huishoudelijk afval nakomt.
4.2. Partijen hebben de voor hun respectieve standpunten aangevoerde gronden vermeld in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen daaraan in de zittingen is toegevoegd is opgenomen in de aan deze uitspraak gehechte processen-verbaal.
4.3. Belanghebbende verzoekt vernietiging van de bestreden uitspraak en van de aanslagen.
4.4. De Ambtenaar concludeert tot bevestiging van de bestreden uitspraak.
5. Beoordeling van het geschil
5.1.
het rioolrecht
Op basis van de Verordening rioolrecht heft de gemeente een rioolaansluitingsrecht van degene die het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een eigendom dat direct of indirect is aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Vaststaat dat alle eigendommen op het park indirect, via het rioleringssysteem van A, zijn aangesloten op de gemeentelijke riolering.
Voor de heffing van het aansluitingsrecht heeft de raad van de Gemeente Nunspeet voor het jaar 2004 twee tarieven vastgesteld. Een tarief van € 118,56 voor een woning en een tarief van € 213,20 voor een niet-woning.
Belanghebbende is evenals de overige 84 eigenaren van recreatiewoningen op eigen grond in het park aangeslagen naar het tarief voor een woning. A is voor de bij haar in gebruik zijnde door haar geëxploiteerde onroerende zaak, te weten de bij haar in eigendom zijnde grond met de daarop gebouwde 23 woningen waarvoor geen recht van erfpacht of opstal is verleend, één maal aangeslagen naar het tarief voor een niet-woning. Gebruikers van woningen op grond die in eigendom is bij A zijn door de Ambtenaar niet aangeslagen in rioolrecht.
Belanghebbende is van mening dat de gemeente aldus de belanghebbenden met een woning op eigen grond ongelijk behandelt in vergelijking met a) ‘eigenaren’ van woningen, stacaravans en chalets die op grond in eigendom bij A in de aangrenzende parken zijn gebouwd en b) in vergelijking met A die voor een aansluiting waarop 23 woningen rioolwater lozen, slechts één maal het tarief voor een niet-woning betaalt.
Ingevolge het in artikel 2 van de Verordening rioolrecht van toepassing verklaarde artikel 16, aanhef en onderdeel d, van de Wet waardering onroerende zaken, wordt als één onroerende zaak aangemerkt een samenstel van twee of meer gebouwde of ongebouwde eigendommen die bij dezelfde belastingplichtige in gebruik zijn en die, naar de omstandigheden beoordeeld, bij elkaar horen.
De Ambtenaar heeft derhalve terecht A met betrekking tot de 23 niet verkochte recreatiewoningen/percelen aangeslagen als degene die het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht van een niet-woning.
Met betrekking tot de grief van belanghebbende inzake ongelijke behandeling wijst het Hof erop, dat de Verordening rioolrecht voorziet in een aansluitingsrecht en niet in een afvoerrecht dat zich richt naar de hoeveelheid afgevoerd rioolwater. Het tarief ziet derhalve op het enkele hebben van een aansluiting.
Hierbij verdient voorts vermelding dat de raad van de gemeente de bevoegdheid toekomt om het tarief van de heffing en – behoudens het verbod op het hanteren van draagkracht als verdelingsmaatstaf - de heffingsmaatstaf te bepalen (art. 217 en 219 van de Gemeentewet). De wetgever heeft met het geven van de bevoegdheid tot het zelf kunnen bepalen van de heffingsmaatstaf uitdrukkelijk beoogd de gemeenten te dezen zoveel mogelijk vrijheid toe te kennen (Kamerstukken II 1989/90, 21 591, nr.3).
In het onderliggende geval ziet het Hof geen reden voor de conclusie dat de gemeente van de haar toekomende bevoegdheden gebruikt heeft gemaakt in strijd met enig beginsel van behoorlijke wetgeving.
Het gemeentelijke tarief voor een aansluiting op het rioolstelsel voor een niet-woning is beduidend hoger dan voor een woning. Zowel binnen de tariefstelling voor een woning als voor een niet-woning geldt geen onderscheid naar de omvang van een woning respectievelijk een niet-woning. Anders dan belanghebbende betoogt is in het onderhavige geval geen sprake van ongelijke behandeling van gelijke gevallen, maar van ongelijke behandeling van ongelijke gevallen. Het Hof ziet geen reden voor de conclusie dat de gemeentelijke wetgever met de vaststellen van de tarieven voor woningen en niet-woningen zoals vermeld in de Verordening rioolrecht de hem door de nationale wetgever gegeven vrijheid bij het vaststellen van tarieven heeft overschreden of onjuist heeft gebruikt.
De aanslag rioolrecht is mitsdien terecht aan belanghebbende opgelegd.
de afvalstoffenheffing
Ingevolge artikel 10.21, eerste lid, van de Wet milieubeheer draagt elke gemeente er zorg voor dat ten minste eenmaal per week de huishoudelijke afvalstoffen worden ingezameld bij elk binnen haar grondgebied gelegen perceel waar zodanige afvalstoffen geregeld kunnen ontstaan.
Op grond van het bepaalde in artikel 15.33 van de Wet milieubeheer kan elke gemeente ter bestrijding van de kosten verbonden aan het beheer van de huishoudelijke afvalstoffen een heffing instellen, waaraan kunnen worden onderworpen degenen die al dan niet krachtens een zakelijk of persoonlijk recht, feitelijk gebruik maken van een perceel ten aanzien waarvan krachtens de artikelen 10.21 en 10.22 van die wet een verplichting tot het inzamelen van huishoudelijk afval geldt.
In het jaar 2004 heeft de gemeente aan belanghebbende als gebruiker van een perceel op het park niet de gelegenheid geboden om bij het eigen perceel dan wel bij de meest dichtbij zijnde aansluiting met de openbare weg haar huishoudelijk afval aan te bieden. Wel bestaat voor belanghebbende de mogelijkheid om haar huishoudelijk afval te deponeren in op grote afstand staande containers in de zogenoemde milieustraat van A. Blijkens de door de Ambtenaar in de tweede zitting overgelegde kaart is de afstand tussen het perceel van belanghebbende en de milieustraat meer dan 600 meter. Belanghebbende betaalt voor het gebruik van de milieustraat een bedrag aan A. A regelt geheel in eigen beheer het afhalen van het huishoudelijk afval. De gemeente betaalt voor deze dienst aan A een vergoeding. Het bedrag van deze vergoeding bedraagt, zoals door belanghebbende in haar aanvullend beroepschrift onweersproken is gesteld, slechts een deel van het bedrag van de door de gemeente geheven afvalstoffenheffing. A verrekent de van de gemeente ontvangen vergoeding met de door haar aan eigenaren van de percelen in rekening gebrachte milieuheffing. Belanghebbende heeft dienaangaande voorts en door de Ambtenaar niet weersproken gesteld, dat eigenaren van recreatiewoningen op het park aldus per saldo meer betalen voor het verwijderen van huishoudelijk afval dan overige inwoners van de Gemeente Nunspeet.
In de omstandigheden als hiervoor vermeld kan naar het oordeel van het Hof niet worden gezegd dat de gemeente haar inzamelverplichting als bedoeld in artikel 10.21 van de Wet milieubeheer in het onderhavige geval nakomt. De gemeente biedt belanghebbende niet de gelegenheid om het huishoudelijk afval dat is ontstaan op haar perceel aan te bieden op een plaats bij of zo dicht mogelijk bij haar perceel.
De aanslag afvalstoffenheffing kan reeds daarom niet in stand blijven.
De omstandigheid, zoals door belanghebbende aangevoerd, dat eigenaren in het park ingevolge de tussen de gemeente en A gesloten overeenkomst inzake het verwijderen van huishoudelijk afval méér moeten betalen dan andere inwoners van de Gemeente Nunspeet, behoeft geen bespreking meer.
gewekt vertrouwen
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de Ambtenaar na een eerdere procedure voor dit hof uiteindelijk de aan haar opgelegde aanslagen rioolrecht en afvalstoffenheffing over de jaren 2002 en 2003 heeft ingetrokken en daarbij heeft verklaard, dat tussen haar en de Ambtenaar geen fiscaal geschil meer bestaat. Belanghebbende stelt dat zij aan die mededeling het in rechte te beschermen vertrouwen kan en mag ontlenen dat de Ambtenaar haar over het jaar 2004 niet wederom zou aanslaan in genoemde heffingen.
De Ambtenaar ontkent dat hij aan belanghebbende voor het jaar 2004 een zodanige inlichting heeft verstrekt of een toezegging heeft gedaan op grond waarvan het door belanghebbende gestelde vertrouwen zou moeten worden gehonoreerd. Voorts wijst de Ambtenaar erop dat in verband met de in voorgaande jaren gespeeld hebbende problematiek de tekst van de Verordening rioolrecht voor het jaar 2004 is gewijzigd.
In hetgeen belanghebbende met betrekking tot de door haar gestelde toezegging heeft aangevoerd ziet het Hof geen inlichting of toezegging waaraan de Ambtenaar voor enig jaar na 2003 zou zijn gebonden. De brief van de Ambtenaar van 11 september 2003, naar welke brief belanghebbende in dit verband in haar aanvullende beroepschrift verwijst, bevat de te dezen enkel van belang zijnde passage: ‘Door het intrekken van de aanslagen ligt er geen fiscaal geschil meer ten aanzien van de afvalstoffenheffing 2002.’ Die passage geeft geen dan wel onvoldoende aanleiding voor de door belanghebbende bepleite zienswijze, dat de Ambtenaar in een later jaar of na wijziging van een desbetreffende Verordening niet bevoegd zou zijn belanghebbende een aanslag rioolrecht dan wel afvalstoffenheffing op te leggen.
het niet informeren van belanghebbende
Belanghebbende heeft aangevoerd dat de gemeente haar niet heeft geïnformeerd over de wijzigingen in de verordeningen per 1 januari 2004 en met haar over die wijzigingen ook geen overleg heeft gepleegd.
Bekendmaking van besluiten van het gemeentebestuur geschiedt door bekendmaking in het gemeenteblad of bekendmaking in een ander voor iedereen in de gemeente verkrijgbaar orgaan. Blijkens de door de Ambtenaar overgelegde stukken heeft een zodanige bekendmaking plaatsgevonden. Geen rechtsregel verplicht het gemeentebestuur om individuele personen van een besluit tot wijziging van een verordening op de hoogte te stellen.
6. Proceskosten
Het Hof berekent belanghebbendes proceskosten op reis- en verblijfkosten ter zake van het twee maal bijwonen (de eerste zitting X en echtgenote; de tweede zitting X) van een mondelinge behandeling van de zaak te Arnhem. Het bedrag van deze kosten bedraagt volgens de opgave van de gemachtigde € 120, welk bedrag het Hof voor toewijzing vatbaar acht. Kosten van telefoon, fax en porti komen volgens het Besluit proceskosten bestuursrecht niet voor vergoeding in aanmerking.
7. Beslissing
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak van de Ambtenaar;
- vernietigt de aanslag afvalstoffenheffing 2004;
- handhaaft de aanslag rioolrecht 2004;
- gelast de Gemeente Nunspeet aan belanghebbende het voor het instellen van het beroep betaalde griffierecht van € 273 te vergoeden;
- veroordeelt de Ambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 120, te vergoeden door de Gemeente Nunspeet.
Aldus gedaan op 17 januari 2006 door prof mr Monsma, voorzitter, mrs Röben en Lamens, raadsheren. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs Woeltjes, als griffier.
De griffier, De voorzitter,
(V.F.R. Woeltjes) (J.A. Monsma)
Afschriften van de uitspraak zijn aangetekend per post verzonden op 17 januari 2006.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.