Home

Gerechtshof Arnhem, 14-02-2006, AV2924, 05-00313

Gerechtshof Arnhem, 14-02-2006, AV2924, 05-00313

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
14 februari 2006
Datum publicatie
1 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AV2924
Zaaknummer
05-00313
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:75, Besluit proceskosten bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-01-2023] art. 1

Inhoudsindicatie

Algemeen

Verwijzingsprocedure HR 12 augustus 2005, nr. 40773. Zelfstandig gevestigd tandarts heeft recht op verletkosten.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste enkelvoudige belastingkamer

nummer 05/00313

U i t s p r a a k

op het beroep van X te Z (hierna te noemen: belanghebbende) tegen de uitspraak van het hoofd belastingen van de gemeente Zeist (hierna: de verweerder) op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de na te melden beschikking.

Ontstaan en loop van het geding

1.1. Ten aanzien van belanghebbende is bij beschikking de waarde van de onroerende zaak a-straat 1 te Zeist voor het tijdvak 2001 tot en met 31 december 2004 vastgesteld op € 118 436.

1.2. Na door belanghebbende daartegen gemaakt bezwaar heeft het hoofd belastingen van de gemeente Zeist (hierna: het Hoofd) bij uitspraak de vastgestelde waarde verminderd tot € 100 000.

1.3. Op het beroep tegen die uitspraak heeft het gerechtshof te Amsterdam bij schriftelijke uitspraak van 20 januari 2004 de uitspraak van de verweerder alsmede de beschikking vernietigd.

1.4. Op het beroep in cassatie van belanghebbende heeft de Hoge Raad bij arrest van 12 augustus 2005 (hierna: het verwijzingsarrest) de uitspraak van het gerechtshof te Amsterdam vernietigd voor zover het de proceskostenveroordeling betreft en het geding ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest verwezen naar dit Hof.

1.5. Achtereenvolgens zijn de verweerder en belanghebbende in de gelegenheid gesteld een conclusie na verwijzing in te dienen. Deze zijn in afschrift over en weer doorgezonden.

1.6. Bij het onderzoek ter zitting op 31 januari 2006 te Arnhem is belanghebbende gehoord. De verweerder is, na het op 28 november 2005 van hem ontvangen verzoek om geen mondelinge behandeling te houden, overeenkomstig de wet uitgenodigd maar zonder nadere kennisgeving niet verschenen.

1.7. Van de zitting is het proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

Het geschil en de standpunten van partijen

2.1. Na cassatie en verwijzing als voormeld moet nog slechts worden beoordeeld of, en zo ja, in welke proceskosten van belanghebbende de verweerder moet worden veroordeeld.

2.2. Elk van de partijen heeft haar standpunt toegelicht in de van haar afkomstige stukken. Belanghebbende heeft daaraan mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het aangehechte proces-verbaal.

Beoordeling van het geschil

3.1. In het geding na cassatie en verwijzing als voormeld is niet gebleken van bijzondere omstandigheden als bedoeld in onderdeel 3.2 van het verwijzingsarrest. Daarmee staat vast dat belanghebbende een vergoeding toekomt voor tijdverzuim in verband met het bijwonen van de zitting. Na cassatie en verwijzing is echter geen ruimte voor het in aanmerking nemen van meer verleturen dan door belanghebbende zijn aangevoerd voor het gerechtshof te Amsterdam. Dit geldt ook voor eventuele kosten van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand in de procedure voor dat gerechtshof.

3.2. Niet is gebleken dat zulke bijstand in het geding na cassatie en verwijzing wél is verleend. Voor belanghebbende is geen gemachtigde opgetreden en hij heeft zich evenmin laten bijstaan, zodat het arrest van de Hoge Raad van 13 mei 2005, nr. 40 695 (BNB 2005/215) – mocht belanghebbende bedoelen zich daarop te beroepen – hem niet baat.

3.3. Belanghebbende stelt thans dat zijn verletkosten – uitgaande van de reistijd met het openbaar vervoer – voor het bijwonen van de zitting in Amsterdam moeten worden berekend naar 4½ uur in plaats van naar de eerder opgegeven 3½ uur. Nog afgezien van het feit dat belanghebbende destijds niet met het openbaar vervoer maar per auto naar Amsterdam is gereisd, kan dit Hof het aantal door belanghebbende zelf opgegeven verlet-uren voor het bijwonen van de zitting van het gerechtshof te Amsterdam op 29 september 2003 niet verhogen.

3.4. Belanghebbendes reis- en verblijfkosten zijn door het gerechtshof te Amsterdam vastgesteld op € 13. De reis- en verblijfkosten voor het bijwonen van de zitting van dit Hof worden begroot op € 20. Zijn verletkosten kunnen volgens artikel 2, lid 1, van het Besluit proceskosten bestuursrecht zowel in 2003 als in 2005 ten hoogste € 53,09 per uur belopen. Belanghebbende stelt dat hij zijn praktijk drijft in de vorm van een eenmanszaak en dat zijn assistent tijdens zijn verlet evenmin declarabele omzet heeft kunnen maken. Het Hof acht deze stelling aannemelijk en ziet daarin een bijzondere omstandigheid die toelaat op de voet van artikel 2, lid 3, van dat Besluit uit te gaan van een hoger uurbedrag. Aldus is een vergoeding van verletkosten tot € 70 per uur passend te achten. Belanghebbendes proceskosten zijn aldus te berekenen op (3,5 uren à € 70 voor de zitting in Amsterdam op 29 september 2003 en op 4 uren à € 70 voor die in Arnhem, te zamen) € 525, vermeerderd met € 33 aan reis- en verblijfkosten, in totaal derhalve € 558.

Beslissing

Het Gerechtshof veroordeelt de verweerder in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 558, te vergoeden door de gemeente Zeist.

Aldus gedaan te Arnhem op 14 februari 2006 door mr. De Kroon, raadsheer, lid van de eerste enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier.

(W.J.N.M. Snoijink) (M.C.M. de Kroon)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14 februari 2006

Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag (bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.