Home

Gerechtshof Arnhem, 01-02-2006, AV2925, 05-00318

Gerechtshof Arnhem, 01-02-2006, AV2925, 05-00318

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
1 februari 2006
Datum publicatie
1 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AV2925
Zaaknummer
05-00318

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

Uitspraak in hoger beroep. Bij de vaststelling van de verkrijgingsprijs van de aandelen in het kader van een geruisloze inbreng van een onderneming in een BV dient te worden uitgegaan van de waarde van de ingebrachte onderneming in haar geheel.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 05/00318

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)

aangevallen beslissing : de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 1 augustus 2005, nummer AWB 05/322

beschikking : beschikking d.d. 24 februari 2004 tot vaststelling van een verkrijgingsprijs van aandelen als bedoeld in artikel 18 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 (hierna: de Wet)

mondelinge behandeling : op 18 januari 2006 te Arnhem

waarbij verschenen : de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur

Gronden:

1. Het Hof verwijst voor de feiten en de geschilomschrijving naar hetgeen is opgenomen onder de kopjes “De feiten” en “Het geschil” in de uitspraak van de Rechtbank. In hoger beroep hebben partijen geen stellingen toegevoegd.

2. De ter zake van het ingebrachte vermogen uit te geven aandelen worden a pari bij belanghebbende geplaatst. De aandelen moeten worden volgestort. Het nominaal geplaatste aandelenkapitaal wordt bepaald aan de hand van de waarde in het economische verkeer welke op het overgangstijdstip aan het vermogen van de ingebrachte onderneming kan worden toegekend.

Bij de berekening van bedoelde waarde wordt de vennootschapsbelasting die drukt op de door de besloten vennootschap overgenomen fiscale reserves in de zin van de artikelen 13 en 14 van de Wet en op de door belanghebbende op de commerciële openingsbalans van de besloten vennootschap opgevoerde stille reserves, als een negatief vermogensbestanddeel aangemerkt behoudens voor zover bovenbedoelde fiscale reserves niet in aandelenkapitaal worden omgezet. De druk van vorenbedoelde vennootschapsbelasting wordt gesteld op ten minste twintig percent. (zevende standaardvoorwaarde voor de geruisloze overgang volgens artikel 18 van de Wet en het besluit van de Staatssecretaris van Financiën van 24 september 1997, nr. DB97/2950 M).

3. Gelet op de onder 2 aangehaalde voorwaarde is de Inspecteur bij de bepaling van de verkrijgingsprijs van de bij de inbreng te verkrijgen aandelen terecht uitgegaan van de waarde van de ingebrachte onderneming in haar geheel, dat wil zeggen van de huisartsenpraktijk tezamen met de apotheek.

4. De andersluidende opvatting van belanghebbende volgens welke bij de waardebepaling rekening dient te worden gehouden met een afzonderlijke vervreemding van het apotheekgedeelte aan een apotheker of farmaceutische groothandel is in strijd met de onder 2 aangehaalde voorwaarde en vindt geen steun in de door belanghebbende genoemde jurisprudentie.

1. Op grond van het vorenstaande is het Hof van oordeel dat het uitgangspunt van de Inspecteur moet worden gevolgd. Bij dat uitgangspunt kan belanghebbende zich vinden in de door de Inspecteur verdedigde waarde van de goodwill.

Het Hof onderschrijft daarom de door de Inspecteur voorgestane waarde van

€ 201.143.

6. Nu de Rechtbank in bovenstaande zin heeft geoordeeld zal het Hof de uitspraak van de Rechtbank te bevestigen.

Proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing:

Het Gerechtshof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank

Aldus gedaan op 1 februari 2006 door mr. T.J. Matthijssen, voorzitter, mr. J.B.H. Röben en dr.mr. A.M. van Amsterdam raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(J.L.M. Egberts) (T.J. Matthijssen)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 13 februari 2006

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.