Home

Gerechtshof Arnhem, 02-02-2006, AV2926, 05-00310

Gerechtshof Arnhem, 02-02-2006, AV2926, 05-00310

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
2 februari 2006
Datum publicatie
1 maart 2006
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AV2926
Zaaknummer
05-00310
Relevante informatie
Algemene wet bestuursrecht [Tekst geldig vanaf 01-08-2023 tot 01-01-2024] art. 8:73

Inhoudsindicatie

Algemeen

Verwijzingsprocedure HR 12 augustus 2005, nr. 40209. Belanghebbende heeft recht op vergoeding van de door haar geclaimde kosten van rechtsbijstand in de bezwaarfase.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 05/00310

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Y

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : beschikking teruggaaf regulerende energiebelasting

nummer : 00000

mondelinge behandeling : op 2 februari 2006 te Arnhem

waarbij verschenen : de Inspecteur

waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving van haar gemachtigde aan het Hof

Gronden:

1. Belanghebbende heeft tegen de vorenbedoelde uitspraak een beroepschrift ingediend bij het gerechtshof te ’s-Gravenhage en in de pleitnota voor de mondelinge behandeling van het beroepschrift op 16 april 2003 verzocht de Inspecteur, met toepassing van artikel 8:73 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: de Awb), te veroordelen in de kosten van de bezwaarfase. Daarbij heeft zij, gehecht aan haar pleitnota, een aan haar gerichte brief van haar gemachtigde overgelegd, welke, na een opsomming van de in de bezwaarfase verrichte werkzaamheden, onder meer inhoudt: “Met de door ons ten behoeve van u in de bezwaarfase verrichte werkzaamheden is aan u een bedrag van € 7.823 exclusief BTW in rekening gebracht”. Het gerechtshof te ’s-Gravenhage heeft in zijn uitspraak van 17 september 2003, kenmerk BK-02/02343 geoordeeld geen termen aanwezig te achten voor een veroordeling van de Inspecteur in de kosten van de bezwaarfase.

2. De Hoge Raad der Nederlanden heeft in zijn arrest van 12 augustus 2005, nummer 40.209, BNB 2005/332, voornoemde uitspraak van het gerechtshof ’s-Gravenhage vernietigd wegens een motiveringsgebrek met betrekking tot vorenbedoeld oordeel en het geding verwezen naar dit Hof ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

3. Zowel belanghebbende als de Inspecteur heeft, na daartoe door het Hof te zijn uitgenodigd, afgezien van het inzenden van een conclusie na verwijzing. De Inspecteur heeft ter zitting verklaard het bedrag van € 7.823 als zodanig niet te bestrijden doch aangevoerd dat veroordeling in de kosten dient plaats te vinden met toepassing van de in het Besluit proceskostenvergoeding bestuursrecht opgenomen forfaitaire normen.

4. Nu het omstreden besluit van de Inspecteur is genomen vóór 12 maart 2002 is het standpunt van de Inspecteur onjuist. In dat geval is immers artikel 8:75 van de Awb, zoals dat artikel luidt met ingang van genoemde datum, niet van toepassing.

5. Gelet op het vorenstaande stelt het Hof de, op de voet van artikel 8:73 van de Awb door de Inspecteur te vergoeden, schade van belanghebbende, nu een hoger bedrag, bijvoorbeeld door de verschuldigdheid van omzetbelasting, niet is gesteld of gebleken, vast op € 7.823.

Proceskosten:

Namens belanghebbende zijn na het onderhavige verwijzingsarrest geen proces-handelingen verricht. Het Hof acht, gelet hierop, geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing:

Het Gerechtshof:

- willigt het verzoek in;

- veroordeelt de Staat tot vergoeding van de schade van belanghebbende tot een bedrag van € 7.823.

Aldus gedaan op 2 februari 2006 door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. R. den Ouden, raadsheren. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A. Vellema als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(A. Vellema) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 14-02-2006

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.