Gerechtshof Arnhem, 15-02-2006, AV6384, 04-02101
Gerechtshof Arnhem, 15-02-2006, AV6384, 04-02101
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 15 februari 2006
- Datum publicatie
- 22 maart 2006
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2006:AV6384
- Zaaknummer
- 04-02101
Inhoudsindicatie
Parkeerbelasting
Het hof vernietigt de aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de parkeerbelasting omdat de gemeente geen enkel verweer heeft gevoerd.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
vijfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/02101
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X.
te : Z
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Arnhem (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : naheffingsaanslag parkeerbelasting 2004
nummer : 0000
mondelinge behandeling : op 1 februari 2006 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende
waarbij niet verschenen : de Ambtenaar, die overeenkomstig de wet is uitgenodigd
Gronden:
1. De onderhavige naheffingsaanslag is op 21 oktober 2004 aan belanghebbende opgelegd.
2. Belanghebbende is tegen deze naheffingsaanslag in bezwaar gekomen, aanvoerende dat zij ten tijde van de oplegging van de naheffingsaanslag in de rij stond bij de parkeerautomaat om het verschuldigde parkeergeld voor de door haar zojuist geparkeerde auto te voldoen.
3. De Ambtenaar heeft belanghebbendes bezwaar afgewezen en de naheffingsaanslag gehandhaafd zonder op belanghebbendes stelling in te gaan.
4. In beroep en ter zitting heeft belanghebbende haar grieven herhaald, en gesteld dat men, vóórdat een naheffingsaanslag kan worden opgelegd, in staat moet worden gesteld de verschuldigde belasting te voldoen.
5. De Ambtenaar heeft, ondanks herhaalde uitnodiging daartoe door het Hof, geen verweerschrift ingediend, noch overige stukken overgelegd. Ook is de Ambtenaar zonder bericht niet verschenen bij de mondelinge behandeling, waartoe hij eveneens is uitgenodigd. Uit telefonisch contact van de griffier met een ambtenaar van de gemeente na afloop van de zitting is gebleken dat het niet verschijnen ter zitting is veroorzaakt door fouten gelegen bij de gemeente.
6. Door het ontbreken van de daarvoor benodigde stukken, waaronder een afschrift van de desbetreffende verordening en van de bekendmaking daarvan, is het Hof niet in staat vast te stellen of er in het onderhavige geval sprake was van een belastbaar feit. Voor zover daarvan sprake zou zijn heeft het volgende te gelden.
7. Het Hof acht de verklaring van belanghebbende aannemelijk. Er moet derhalve vanuit worden gegaan dat belanghebbende meteen vanaf de aanvang van het parkeren en nog kort daarna ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag bezig was met betalingshandelingen. In een dergelijke situatie kan niet worden gezegd dat zij ten tijde van het opleggen van de naheffingsaanslag in gebreke was.
De naheffingsaanslag kan niet in stand blijven.
Proceskosten:
In beroep is niet gebleken van door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand en ook overigens niet van kosten die volgens artikel 1 van het Besluit proceskosten bestuursrecht kunnen worden begrepen in een kostenveroordeling op de voet van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
Beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de uitspraak waarvan beroep;
- vernietigt de onderhavige belastingaanslag;
- gelast dat de gemeente Arnhem aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van € 37.
Aldus gedaan op 15 februari 2006 door mr. J.B.H. Röben, lid van de vijfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. A.W.M. van der Waerden als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(A.W.M. van der Waerden) (J.B.H. Röben)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 28 februari 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.