Home

Gerechtshof Arnhem, 30-03-2006, AW7412, 03-02435

Gerechtshof Arnhem, 30-03-2006, AW7412, 03-02435

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
30 maart 2006
Datum publicatie
3 mei 2006
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AW7412
Zaaknummer
03-02435
Relevante informatie
Wet inkomstenbelasting 2001 [Tekst geldig vanaf 30-04-2024 tot 01-01-2025] art. 8.11

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting

Aan onjuist verstrekte informatie door de Belastingtelefoon met betrekking tot de arbeidskorting voor een 65-jarige kan geen rechtens te beschermen vertrouwen worden ontleend maar vormt wel reden voor een proceskostenvergoeding.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 03/02435

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : aanslag inkomstenbelasting/ premie volksverzekeringen 2002

nummer : 01H26

mondelinge behandeling : op 16 maart 2006 te Arnhem

waarbij verschenen : belanghebbende alsmede, namens de Inspecteur, A

Gronden:

1. Belanghebbende heeft op 6 januari 2002 de leeftijd van 65 jaar bereikt.

2. In geschil is hoe, in verband met dat feit, het bedrag van de arbeidskorting voor het belastingjaar 2002 moet worden berekend. Met name is in geschil het percentage dat moet worden toegepast bij de berekening van de tweede schijf van de arbeidskorting.

3. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat als percentage 17,272 moet worden genomen, zijnde het percentage dat van toepassing is bij een leeftijd van 62, 63 of 64 jaar. De Inspecteur stelt zich op het standpunt dat als percentage 7,715 moet worden genomen, zijnde het percentage dat van toepassing is bij een leeftijd van 65 jaar en ouder.

4. De Rekenhulp arbeidskorting die in de toelichting bij het aangiftebiljet is opgenomen vermeldt op dit punt: “Kies het percentage dat bij uw leeftijd hoort op 31 december 2001”.

5. Elders in de toelichting bij het aangiftebiljet is vermeld dat in een aantal gevallen speciale regels gelden voor de berekening van de aanslag. Als eerste is genoemd het geval dat men in 2002 65 jaar is geworden. Vervolgens is vermeld: “In bovenstaande gevallen kunt u de berekening achterin niet zonder meer gebruiken. Meer informatie over hoe u de hoogte van uw aanslag kunt berekenen, kunt u krijgen bij uw belastingkantoor. U vindt het telefoonnummer op het voorblad van de aangifte”.

6. Op het voorblad van de aangifte is rechtsboven het telefoonnummer van het belastingkantoor vermeld. Daaronder is op het voorblad, onder het vetgedrukte kopje “Als u vragen heeft over uw aangifte” de volgende passage opgenomen: “Lees de bijgevoegde Toelichting of raadpleeg Internet www.belastingdienst.nl. Ook kunt u gratis bellen naar de BelastingTelefoon: 0800 – 0543, of als u ondernemer bent: 0800 – 0443 (op werkdagen van maandag t/m donderdag van 8.00 tot 22.00 uur en op vrijdag van 8.00 tot 17.00 uur)”.

7. Belanghebbende heeft, omdat hij zekerheid wilde hebben over de berekening van de aanslag, gebeld met de BelastingTelefoon. Hij heeft gesproken met B. Deze heeft met betrekking tot de berekening van de arbeidskorting in belanghebbendes geval gezegd, dat het hier een uitzonderingsgeval betreft en dat belanghebbende voor het gehele jaar moet uitgaan van een leeftijd van 64 jaar.

8. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat hij aan hetgeen is vermeld in de Rekenhulp arbeidskorting en hetgeen daaromtrent is opgemerkt door B, het in rechte te honoreren vertrouwen kan ontlenen dat de arbeidskorting voor het onderhavige belastingjaar berekend dient te worden met inachtneming van het percentage 17,272.

9. De Inspecteur voert hiertegenover aan, dat de door B verstrekte informatie onjuist is. Het percentage dat moet worden toegepast bij de berekening van de tweede schijf van de arbeidskorting vloeit rechtstreeks voort uit de wettelijke regeling. In de toelichting bij het aangiftebiljet is duidelijk vermeld dat de rekenvoorbeelden achterin het aangiftebiljet niet zonder meer kunnen worden toegepast in het jaar waarin men 65 jaar oud is geworden.

10. De Inspecteur stelt voorts dat men belanghebbende op het belastingkantoor meer gerichte informatie had kunnen verstrekken dan bij de BelastingTelefoon. Daar wordt slechts algemene informatie verstrekt.

11. Het Hof overweegt met betrekking tot het onderhavige geschil als volgt. De wet laat de Inspecteur bij de berekening van het bedrag van de arbeidskorting geen beleidsruimte. De door B via de BelastingTelefoon verstrekte informatie is, zoals de Inspecteur terecht aanvoert, onjuist. Belanghebbende kan aan die onjuiste informatie, mede gelet op hetgeen onder 5 is vermeld, geen in rechte te honoreren vertrouwen ontlenen. Zijn beroep kan derhalve niet tot een lagere aanslag leiden.

12. Het voorgaande neemt niet weg dat belanghebbende door de informatie in de toelichting bij het aangiftebiljet en de door B verstrekte informatie op het verkeerde been is gezet. Naar normale in het maatschappelijk verkeer aan te leggen maatstaven staat belanghebbende in zijn recht. De wet laat echter niet toe hieraan het door belanghebbende voorgestane rechtsgevolg te verbinden.

13. Wel vindt het Hof in de gang van zaken aanleiding voor een veroordeling van de Inspecteur in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht. De onderhavige procedure had voorkomen kunnen worden indien door de Belastingdienst in de toelichting bij het aangiftebiljet en telefonisch naar aanleiding van belanghebbendes verzoek om informatie, juiste en ondubbelzinnige informatie was verstrekt. Het Hof zal bij de vaststelling van de hoogte van de proceskosten van belanghebbende mede rekening houden met het door hem misgelopen voordeel.

Proceskosten:

Het Hof berekent belanghebbendes reis-, verblijf- en verletkosten op € 385.

Beslissing:

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep ongegrond;

- gelast de Staat aan belanghebbende te vergoeden het door hem betaalde griffierecht van € 31;

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende ten bedrage van € 385 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten aan belanghebbende moet vergoeden.

Aldus gedaan op 30 maart 2006 door mr. J.A. Monsma, voorzitter, mr. J. Lamens en mr. P.M. van Schie, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (J.A. Monsma)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 7 april 2006

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.