Home

Gerechtshof Arnhem, 20-07-2006, AY7274, 04-01066

Gerechtshof Arnhem, 20-07-2006, AY7274, 04-01066

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
20 juli 2006
Datum publicatie
31 augustus 2006
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2006:AY7274
Zaaknummer
04-01066

Inhoudsindicatie

Revisierente

Nu de opgelegde navorderingsaanslag revisierente in wezen een beschikking in primo vormt, behoeft de inspecteur niet over een zogenoemd nieuw feit te beschikken.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 04/01066

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

belanghebbende : X

te : Z

verweerder : de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur)

aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar

betreft : beschikking revisierente

nummer : 000.00.000.H.17

mondelinge behandeling : 6 juli 2006

waarbij verschenen : de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur

Gronden:

1. Belanghebbende heeft medio 2001 een aanspraak ingevolge een pensioenregeling afgekocht. De pensioenverplichting was ondergebracht bij Y B.V., welke vennootschap in 2001 is geliquideerd. Belanghebbende heeft de ontvangen afkoopsom, alsmede de hierop ingehouden loonheffing, in zijn aangifte inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen voor het jaar 2001 vermeld.

2. Met dagtekening 11 februari 2003 is aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen opgelegd voor het jaar 2001. In het aanslagbiljet is niet een bedrag aan revisierente begrepen.

3. Naar aanleiding van de uitkomsten van een boekenonderzoek heeft de Inspecteur met dagtekening 6 februari 2004 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting / premie volksverzekeringen opgelegd over het jaar 2001. Het navorderingsaanslagbiljet vermeldt een bedrag van € 45.591 aan verschuldigde revisierente ter zake van de afkoop van voornoemde pensioenaanspraak.

4. Met betrekking tot de revisierente bedoeld in artikel 30i van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de Wet) zijn het eerste en tweede lid van artikel 30j van de Wet van overeenkomstige toepassing (artikel 30j, derde lid, van de Wet). Volgens de eerste volzin van artikel 30j, eerste lid, van de Wet stelt de Inspecteur het bedrag van de revisierente vast bij voor bezwaar vatbare beschikking. Het tweede lid van dat artikel bepaalt, voor zover hier van belang, dat in het geval het bedrag van de revisierente niet op het aanslagbiljet of bij de bekendmaking afzonderlijk wordt vermeld, het bedrag van de revisierente blijkt uit het afschrift van de beschikking.

5. In een geval als het onderhavige moet het navorderingsaanslagbiljet worden beschouwd als een beschikking (in primo) waarbij revisierente is vastgesteld als bedoeld in artikel 30j van de Wet. Van navordering van revisierente is derhalve geen sprake, zodat de door belanghebbende opgeworpen vraag naar de aanwezigheid van een zogenaamd ‘nieuw feit’ in dezen niet van belang is (vgl. Hoge Raad 15 december 1999, nr. 34.171, BNB 2000/53).

6. Het Hof merkt nog op dat de Inspecteur ter zitting heeft verklaard dat de eveneens op het navorderingsaanslagbiljet voorkomende beschikking heffingsrente door hem zal worden vernietigd.

7. Het beroep is ongegrond.

Proceskosten:

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

Beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 20 juli 2006 door mr. J.P.M. Kooijmans, voorzitter, mr. R. den Ouden en mr. C.M. Ettema, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(V.F.R. Woeltjes) (J.P.M. Kooijmans)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 21 juli 2006.

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht.

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.