Gerechtshof Arnhem, 07-11-2006, AZ3266, 04-00355
Gerechtshof Arnhem, 07-11-2006, AZ3266, 04-00355
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 7 november 2006
- Datum publicatie
- 29 november 2006
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2006:AZ3266
- Zaaknummer
- 04-00355
Inhoudsindicatie
Precariobelasting.
Gemeente past tariefsbepaling uit precariobelastingverordening met betrekking tot het innemen van een standplaats onjuist toe.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
elfde enkelvoudige belastingkamer
nummer 04/00355
Proces-verbaal mondelinge uitspraak
belanghebbende : X
te : Z
verweerder : de heffingsambtenaar van de gemeente Overbetuwe (hierna: de Ambtenaar)
aangevallen beslissing : uitspraak op bezwaar
betreft : aanslag precariobelasting 2003
nummer : 000000
mondelinge behandeling : op 24 oktober 2006 te Arnhem
waarbij verschenen : belanghebbende, zijn gemachtigde en de Ambtenaar
gronden:
1. Op 8 januari 2003 heeft de gemeente Overbetuwe aan belanghebbende een vergunning verleend tot het innemen van een standplaats met een voertuig c.q. kraam voor de verkoop van aardappelen, groenten en fruit aan de a-straat te P. De vergunning geldt voor de dinsdag, woensdag, vrijdag en zaterdag van 8.30 uur tot 18.00 uur en donderdagmiddag van 14.00 uur tot 18.00 uur. De vergunning is ingegaan op 1 januari 2003 en is geldig tot 1 januari 2004. Voor het verlenen van deze vergunning heeft de Ambtenaar een bedrag van € 189 aan leges geheven. De kraam van belanghebbende heeft een oppervlakte van 39 m².
2. Voor het innemen van de standplaats is aan belanghebbende voorts de onderwerpelijke aanslag precariobelasting opgelegd. De aanslag is berekend naar een tarief per dagdeel (voormiddag/namiddag) en naar een gebruikte oppervlakte van 39 m². De aanslag bedraagt € 8.073 (9 dagdelen x 39 m² x € 23).
3. In het jaar 2002 betaalde belanghebbende voor het innemen van deze standplaats € 9,08 per m² per kwartaal, in totaal € 1.416,48 per jaar (€ 9,08 x 39 x 4).
4. Op 17 december 2002 heeft de raad van de gemeente Overbetuwe de Verordening op de heffing en invordering van precariobelasting 2003 (verder: de Verordening) vastgesteld. Artikel 3 van de Verordening luidt als volgt:
‘De belasting wordt geheven naar het aantal vierkante meters, bepaald en berekend aan de hand van de bij deze verordening behorende tarieventabel, met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 4 en 5 van de in de tabel gegeven aanwijzingen.’
5. In hoofdstuk 1 getiteld ‘standplaatsen’ van de bij de Verordening behorende tarieventabel is het volgende vermeld:
1. Voor het innemen van een door de gemeente aangewezen dan wel gedoogde vaste plaats voor de verkoop van waren (uitgezonderd het plaatsen of het uitstallen daarvan op de marktterreinen gedurende de aangewezen marktdagen en markttijd enz.), bedraagt het tarief per m2 ingenomen grond:
per ingenomen standplaats per dagdeel: € 0,50
per ingenomen standplaats per kwartaal: € 6,00
per ingenomen standplaats per jaar: € 23,00
2. Het tarief bedraagt voor het hebben van een tijdelijke standplaats voor de verhuur / verkoop van waren alsmede voor het uitstallen van goederen (uitgezonderd het plaatsen of uitstallen daarvan op de marktterreinen gedurende de aangewezen marktdagen en markttijden) per vierkante meter ingenomen grond, per dagdeel: € 1,00
6. In de beroepsfase heeft de Ambtenaar aan belanghebbende het volgende compromisvoorstel gedaan:
a. de aanslag precariobelasting 2003 wordt verminderd tot het onder 3 hiervóór genoemde bedrag van
€ 1.416,48;
b. de aanslag precariobelasting 2004 wordt niet verminderd;
c. het bedrag van de voor het verlenen van de standplaatsvergunning 2004 verschuldigde leges wordt gebaseerd op 1 totaalvergunning (voor 5 standplaatsen). Dit laatste levert een voordeel op voor belanghebbende van ca.
€ 200.
Tegen de aanslag precariobelasting 2004 heeft belanghebbende geen bezwaar en beroep aangetekend.
7. In geschil is of van belanghebbende voor het jaar 2003 terecht en, zo ja, naar het juiste bedrag, precariobelasting is geheven.
8. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat de Verordening verbindende kracht moet worden ontzegd, omdat de gemeente slechts tegen betaling volledige inzage in de Verordening wenst te verstrekken. De Inspecteur voert daartegenover aan dat uitsluitend voor een afschrift van de Verordening een klein bedrag is verschuldigd en dat dit niet aan de juiste wijze van bekendmaking in de weg staat.
9. Blijkens een tot de gedingstukken behorende fotokopie van een advertentie in de huis-aan-huis krant ‘De Betuwe’ van 24 december 2002 is onder meer medegedeeld dat:
• de raad op 17 december 2002 heeft besloten een precariobelasting in te voeren,
• dat besluit, zijnde de Verordening, in werking treedt op de achtste dag na die van de bekendmaking,
• de bekendmaking heeft plaatsgevonden door opneming van de Verordening in het zogenoemde ‘verordeningenregister’ op 19 december 2002,
• de Verordening tijdens de openingstijden ter inzage ligt, en
• een ieder op verzoek, tegen betaling van een bedrag aan leges van € 0,20 per bladzijde, een afschrift van de Verordening kan verkrijgen.
10. Deze wijze van bekendmaking van de Verordening voldoet aan de daaraan te stellen eisen. Belanghebbendes andersluidende standpunt wordt derhalve verworpen. Het standpunt dat de Ambtenaar in strijd heeft gehandeld met het zorgvuldigheidsbeginsel door de standhouders niet vooraf en individueel te informeren over de gewijzigde regelgeving, wordt in verband daarmee eveneens verworpen.
11. Belanghebbende stelling dat slechts tegen betaling inzage mogelijk is, heeft zij naar het oordeel van het Hof onvoldoende aannemelijk gemaakt. De voorlaatste zin van de als bijlage D bij het beroepschrift opgenomen e-mail van mevrouw A van de gemeente Overbetuwe van 2 maart 2004 leidt het Hof niet tot een ander oordeel. De slotzin spreekt namelijk niet over de onderhavige Verordening, maar over de marktplaatsverordening en het standplaatsenbeleid. Bovendien lijkt mevrouw A met deze zin te doelen op de verkrijging van een afschrift van deze stukken.
12. Anders dan belanghebbende meent, leidt de onjuiste verwijzing naar de artikelen 4 en 5 van de tarieventabel evenmin tot onverbindendheid van de Verordening.
13. Belanghebbende stelt zich voorts op het standpunt dat de aanslag dient te worden verminderd tot € 897. Ter onderbouwing voert hij aan dat hoofdstuk 1, eerste lid, van de bij de Verordening behorende tarieventabel spreekt van een tarief per m2 ingenomen grond per ingenomen standplaats per jaar van € 23, zonder daarbij is vermeld dat het tarief bovendien ook nog eens per dagdeel geldt. De Ambtenaar stelt daartegenover dat het in de tarieventabel genoemde tarief per dagdeel om praktische redenen is omgerekend naar tarieven per kwartaal en per jaar en dat alle tarieven per dagdeel gelden. Een andere interpretatie zou naar zijn mening leiden tot een grove onevenwichtigheid in de tariefopbouw.
14. Nu uit artikel 3 van de Verordening, in samenhang met hoofdstuk 1 van de tarieventabel, niet kan worden afgeleid dat het tarief van € 23 per dagdeel moet worden berekend, sluit het Hof zich bij belanghebbendes standpunt aan. De omstandigheid dat in de aan belanghebbende verleende standplaatsvergunning (wel) is vermeld dat het tarief € 23 bedraagt per m² ingenomen grond per dagdeel per jaar, doet hieraan niet af. Evenmin doet daaraan af dat, zoals de Inspecteur stelt, partijen een compromis hebben gesloten over de hoogte van de voor het jaar 2003 verschuldigde precariobelasting. Ervan uitgaande dat het bedoelde compromis rechtsgeldig tot stand is gekomen, hetgeen belanghebbende bestrijdt, is de overeenkomst naar het oordeel van het Hof zo zeer in strijd met de geldende Verordening, dat op nakoming daarvan niet mocht worden gerekend. De op grond van dat compromis verschuldigde belasting overschrijdt immers het bedrag dat op grond van de Verordening verschuldigd is.
15. Hetgeen belanghebbende overigens heeft aangevoerd, leidt het Hof op de gronden zoals vermeld op pagina 3 in het verweerschrift van de Ambtenaar niet tot het oordeel dat de aanslag verder dient te worden verminderd respectievelijk vernietigd.
16. Het hiervóór overwogene leidt het Hof tot de slotsom dat de onderwerpelijke aanslag dient te worden verminderd tot € 897.
proceskosten:
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten vast op 2 punten voor proceshandelingen maal € 322 maal wegingsfactor 1 ofwel € 644.
beslissing:
Het Gerechtshof:
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt de onderhavige uitspraak;
- vermindert de aanslag precariobelasting 2003 tot € 897;
- gelast dat de Gemeente Overbetuwe aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht van
€ 37;
- veroordeelt de Ambtenaar in belanghebbendes proceskosten voor een bedrag van € 644 en wijst de Gemeente Overbetuwe aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan op 7 november 2006 door mr. C.M. Ettema, lid van de elfde enkelvoudige belastingkamer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.
Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.
De griffier, Het lid van de voormelde kamer,
(V.F.R. Woeltjes) (C.M. Ettema)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 10 november 2006
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.