Home

Gerechtshof Arnhem, 08-02-2007, AZ9785, 04-01721

Gerechtshof Arnhem, 08-02-2007, AZ9785, 04-01721

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
8 februari 2007
Datum publicatie
2 maart 2007
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2007:AZ9785
Zaaknummer
04-01721

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Reeds in Nederland wonende profvoetballer is geen aangeworven werknemer, zodat geen aanspraak bestaat op de 30%-regeling.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nummer 04/01721

U i t s p r a a k

op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belangheb-bende betreffende na te melden aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzeke-ringen.

1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof

1.1. De Inspecteur heeft met dagtekening 29 augustus 2003 aan belanghebbende een aanslag inkomstenbelasting/premieheffing volksverzekeringen 2002 opgelegd.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag bij uitspraak op bezwaar gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij het Hof. De Inspec-teur heeft een verweerschrift ingediend.

1.4. Bij het onderzoek ter zitting van 17 januari 2007 te Arnhem zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Inspecteur.

1.5. Beide partijen hebben ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze beide pleitnota’s moet als hier ingelast worden aangemerkt.

2. Feiten

2.1. Belanghebbende is geboren in het jaar 1980 en heeft de Burkinese nationaliteit.

2.2. Begin 1997 is belanghebbende door scouts van de Stichting A (hierna: de voet-balclub) in Burkina Faso als voetbaltalent ontdekt. Vervolgens komt hij op een toeristen-visum voor enkele maanden naar Nederland en keert na afloop van de termijn waarvoor het visum is verstrekt weer naar Burkina Faso terug.

2.3. Op 25 augustus 1997 komt belanghebbende opnieuw naar Nederland. Hij verblijft dan in Nederland op basis van een verblijfsvergunning voor een jaar welke is verleend voor het volgen van een studie aan de Hogeschool te Z. Hij wordt ingeschreven in de Gemeentelijke Basisadministratie en hij verblijft bij de technische man van de voetbal-club.

2.4. Op 14 mei 1998 biedt de voetbalclub belanghebbende een contract aan als be-roepsvoetballer ingaande oktober 1998 onder de ontbindende voorwaarde dat hij over een geldige tewerkstellingsvergunning beschikt.

2.5. Op 27 augustus 1998 wordt de verblijfsvergunning van belanghebbende met een jaar verlengd. Ingaande 13 juli 1999 krijgt belanghebbende een tewerkstellingsvergun-ning als beroepsvoetballer. Het spelerscontract wordt getekend op 22 oktober 1999. Daarin wordt voor het seizoen 1998/1999 een bruto salaris overeengekomen van f 18.500 per maand ingaande oktober 1998 en voor het seizoen 1999/2000 van f 222.000 op jaar-basis, telkens met een vakantietoeslag van 8% per jaar van het totale bruto jaarsalaris.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil of belanghebbende is te beschouwen als een ingeko-men werknemer als bedoeld in artikel 8, lid 2, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965, zodat hij recht heeft op een vrije vergoeding ter grootte van 30% van het loon. Belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de Inspecteur ontken-nend.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aange-voerd in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen partijen voorts ter zitting hebben op-gemerkt, is opgenomen in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting welke aan deze uitspraak is gehecht en daarvan deel uitmaakt.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en tot vermindering van de aanslag tot een opgelegd met inachtneming van een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 42.666.

3.4. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge artikel 8, lid 2, onderdeel b, van het Uitvoeringsbesluit loonbelasting 1965 wordt als ingekomen werknemer aangemerkt: een door een inhoudingsplichtige uit een ander land aangeworven werknemer in de zin van artikel 2 van de Wet op de loonbe-lasting 1964 met een specifieke deskundigheid die op de Nederlandse arbeidsmarkt niet of schaars aanwezig is.

4.2. In het onderhavige geval is belanghebbende op 25 augustus 1997 naar Nederland gekomen en verbleef hij vervolgens in Nederland op basis van een verblijfsvergunning verleend voor het volgen van een studie aan de Hogeschool te Z. Eerst per 13 juli 1999 kreeg hij een tewerkstellingsvergunning als beroepsvoetballer. Daardoor kwam de in de overeenkomst van 14 mei 1998 opgenomen ontbindende voorwaarde te vervallen.

4.3. Belanghebbende is na zijn komst naar Nederland op 25 augustus 1997 ingeschre-ven in de Gemeentelijke Basisadministratie en verbleef ook feitelijk in Nederland. Naar het oordeel van het Hof is voldoende komen vast te staan dat belanghebbende vanaf dat moment en dus ook ten tijde van de totstandkoming van de arbeidsovereenkomst op 14 mei 1998 in Nederland zijn woonplaats had als bedoeld in artikel 4, lid 1, van de Alge-mene wet inzake rijksbelastingen.

4.4. Uit rechtsoverweging 3.4. van het arrest van de Hoge Raad van 28 april 2006, nr. 41 502, gepubliceerd in BNB 2006/265, valt af te leiden dat belanghebbende dan niet kan worden aangemerkt als een uit een ander land aangeworven werknemer.

4.5. Het beroep van belanghebbende is derhalve ongegrond. De overige grieven be-hoeven geen behandeling meer.

5. Proceskosten

Het Hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.

6. Beslissing

Het Hof verklaart het beroep ongegrond.

Aldus gedaan op 8 februari 2007 te Arnhem door mrs Zwemmer, Röben en Monsma en op die datum door mr Röben in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr Te Brake als griffier.

De griffier, De uitspraak is wegens verhindering

van de voorzitter ondertekend door

mr Röben, vice-president

(C.E. te Brake) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 8 februari 2007

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.