Home

Gerechtshof Arnhem, 17-04-2007, BA3970, 06-00183

Gerechtshof Arnhem, 17-04-2007, BA3970, 06-00183

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
17 april 2007
Datum publicatie
27 april 2007
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2007:BA3970
Zaaknummer
06-00183

Inhoudsindicatie

Inkomstenbelasting.

Geen vergrijpboete voor niet-aangeven privégebruik Saab.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

eerste meervoudige belastingkamer

nr. 06/00183

Proces-verbaal mondelinge uitspraak

appellant, tevens verweerder

in incidenteel hoger beroep : de Inspecteur van de Belastingdienst/P

verweerder in hoger beroep,

tevens incidenteel appellant : X te Z

aangevallen uitspraak : van de rechtbank te Arnhem van 14 maart 2006, nr. AWB 05/4338, inzake de uitspraken van de Inspecteur op be-zwaarschrift tegen navorderingsaanslag en boetebe-schikking nr. 1.H.07

soort belasting : inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen

jaar : 2000

onderzoek ter zitting : op 3 april 2007 te Arnhem door mr. Röben, voorzitter, mr. Spek en mr. Van de Merwe in tegenwoordigheid van mr. Snoijink als griffier

waarbij verschenen : Y, echtgenote van belanghebbende, als zijn gemachtigde, alsmede de Inspecteur

gronden:

1. Voor dit geding staat vast:

1.1. Belanghebbende drijft vanaf juni 2000 in de vorm van een eenmanszaak onder de naam A een onderneming. De bedrijfsactiviteiten bestaan uit het geven van adviezen, trai-ningen en coaching aan bedrijven, adviseurs en investeerders op het gebied voor netwerken voor technische gebouwenautomatisering. Voordien was belanghebbende in dienstbetrek-king werkzaam bij B, onder meer in het buitenland.

1.2. In het jaar 2000 rekende belanghebbende een personenauto van het merk C met een cataloguswaarde van € 28.338 tot zijn ondernemingsvermogen. Naast de C beschikten belanghebbende en zijn gezin over een Ford Transit.

1.3. De echtgenote van belanghebbende verzorgt de jaarrekening en de aangiften in-komstenbelasting/premie volksverzekeringen en treedt op als belanghebbendes gemach-tigde.

1.4. Over het jaar 2000 deed belanghebbende aangifte inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen naar een belastbaar inkomen van f 154.351. In de aangifte is bij de vraag inzake privé-gebruik auto van de werkgever ‘ƒ 0’ opgegeven.

1.5. Bij brief van 7 januari 2002 heeft de Inspecteur vragen gesteld over de aangifte over het jaar 2000. Met betrekking tot de C zijn geen vragen gesteld. De aan belanghebbende opgelegde aanslag is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van ƒ 154 445.

1.6. Op 27 januari 2004 heeft de Inspecteur bij belanghebbende een boekenonderzoek ingesteld. Tijdens het onderzoek bleek dat belanghebbende vanaf 1 januari 2001 ter zake van de C een kilometeradministratie heeft bijgehouden. De kilometeradministraties over de jaren 2001 en 2002 zijn door de controlerende ambtenaar niet als sluitend aangemerkt.

1.7. Bij brief van 27 mei 2004 heeft de Inspecteur aan belanghebbende de meegedeeld dat correcties worden aangebracht op de over de jaren 2000, 2001 en 2002 ingediende aangiften inkomstenbelasting en omzetbelasting. Daaronder correcties over die jaren inzake privé-gebruik van de C. Met betrekking tot het niet aangeven van dit privé-gebruik heeft de Inspecteur boetes van 25 percent aangekondigd omdat er naar zijn mening sprake was van grove schuld. Ter voorkoming van cumulatie zouden de boetes worden gematigd tot 20 percent.

1.8. De onderhavige navorderingsaanslag, met dagtekening 22 juli 2004, is vastgesteld naar een belastbaar inkomen van ƒ 161 597. Daarbij is het belastbaar inkomen onder meer verhoogd met ƒ 7.693, inzake privé-gebruik auto. Tegelijk met de navorderingsaanslag is een beschikking vastgesteld met een vergrijpboete van 20 percent ten bedrage van ƒ 654.

1.9. Bij uitspraak op het tegen de navorderingsaanslag gerichte bezwaar, gedagtekend 28 september 2005, heeft de Inspecteur de correctie privé-gebruik auto verminderd tot ƒ 6 412 en een andere correctie laten vervallen. Het belastbaar inkomen is nader vastgesteld op ƒ 160 087. In verband daarmee is de beschikking vergrijpboete ter hoogte van 20 percent verminderd tot ƒ 507.

2. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Inspecteur op bezwaar beroep inge-steld bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft in haar mondelinge uitspraak van 14 maart 2006, waarvan het proces-verbaal is verzonden 21 maart 2006, het beroep van belanghebbende inzake de bijtelling privé-gebruik auto ongegrond en het beroep inzake de boete gegrond verklaard en de boete verminderd tot nihil.

3. De Inspecteur heeft hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de Rechtbank inzake de boetebeschikking bij de navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzeke-ringen over het jaar 2000. Belanghebbende heeft een verweerschrift ingediend en daarbij incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het oordeel van de Rechtbank met betrekking tot het privé-gebruik van de C. De Inspecteur heeft op het incidenteel hoger beroep geant-woord.

4. Ter zitting van het Hof heeft belanghebbendes echtgenote, die optreedt als zijn gemachtigde, verduidelijkt dat het incidenteel hoger beroep zich enkel richt tegen de bijtel-ling privé-gebruik ter zake van de C.

5. Op het hoger beroep oordeelt het Hof als volgt:

5.1. Met betrekking tot het privé-gebruik van de C heeft de Rechtbank in haar uitspraak – een afschrift van het op 21 maart 2006 aan partijen verzonden proces-verbaal daarvan behoort tot de stukken – op goede gronden een juiste beslissing heeft gegeven, inhoudende dat belanghebbende niet heeft doen blijken dat hij in het jaar 2000 met de C minder dan 1000 kilometer voor privé-doeleinden heeft gereden. Het Hof maakt deze beslissing tot de zijne.

5.2. Met betrekking tot de boete heeft de Rechtbank geoordeeld dat het door belang-hebbende ingenomen standpunt inzake het privé-gebruik van de auto dermate pleitbaar is, dat belanghebbende redelijkerwijs kon menen juist te handelen. Op grond daarvan heeft de Rechtbank geoordeeld dat met betrekking tot het voor het onderhavige jaar niet aangeven van privé-gebruik geen sprake is van grove schuld. Vervolgens heeft de Rechtbank de boetbeschikking vernietigd.

5.3. De Inspecteur stelt in hoger beroep dat belanghebbende door het niet aangeven van privé-gebruik van de C dermate lichtvaardig heeft gehandeld dat het aan zijn grove schuld is te wijten dat te weinig belasting is geheven. De wettelijke regeling van het privé-gebruik is duidelijk. In de fiscale literatuur en in de media wordt daaraan met regelmaat de nodige aandacht besteed. De Belastingdienst verstrekt aan de startende ondernemer het Handboek Ondernemen, waarin het bijhouden van een kilometeradministratie de beste methode wordt genoemd. In de toelichting bij het aangiftebiljet wordt nadrukkelijk aandacht besteed aan het privé-gebruik van de auto. Indien minder 1000 kilometer voor privé wordt gereden wordt verwezen naar een speciale brochure. Het moet, aldus de Inspecteur, belanghebbende daar-om bekend geweest zijn dat niet volstaan kan worden met slecht aannemelijk maken dat minder dan 1000 kilometer voor privé is gereden. Belanghebbende heeft nagelaten zich van de juistheid van zijn standpunt te overtuigen.

5.4. Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat hij het Handboek Ondernemen 1999 er niet op heeft nageslagen en dat het Handboek over 2000 pas in de loop van het jaar 2000 beschikbaar is gekomen. Het jaar 2000 was zijn eerste jaar als zelfstandig ondernemer. Vanaf 2001 is een kilometeradministratie bijgehouden. De Inspecteur heeft uiteindelijk de kilometeradministratie van de C over de jaren 2001 en 2002 geheel geaccepteerd en bijtelling wegens privé-gebruik over die jaren achterwege gelaten.

5.5. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende daaraan toegevoegd dat zij en belanghebbende zich in het jaar 2000 vooral hebben beziggehouden met de juiste afhande-ling van btw-kwesties. Voorts verwijst zijn naar het bij de Rechtbank ingebrachte ‘Overzicht autoritten 2000 C’.

5.6. Voor het belopen van een vergrijpboete als de onderhavige moet worden beoordeeld of het aan grove schuld van belanghebbende is te wijten dat te weinig belasting is geheven. In casu zou dat moeten inhouden dat belanghebbende laakbaar en/of ernstig onachtzaam heeft gehandeld door bij de berekening van zijn winst uit onderneming niet rekening te houden met een bijtelling inzake privé-gebruik van de personenauto.

5.7. Vaststaat dat belanghebbende in 2000 een startende ondernemer was en – naar de gemachtigde ter zitting onweersproken heeft gesteld – niet eerder over een personenauto van zijn werkgever beschikte. Belanghebbende stelt in het jaar 2000 niet op de hoogte te zijn geweest van de gewenstheid van een sluitende kilometeradministratie. Belanghebbende heeft wel bijgehouden welke plaatsen in Nederland en in Europa hij in verband met zijn activiteiten heeft bezocht. Hij heeft een – niet door de Inspecteur bestreden – volledig overzicht verschaft van de aangedane bestemmingen en de bijbehorende kilometers, afgerond op tientallen kilometers, alsmede van de door hem gedeclareerde kilometers. Een exact bijgehouden kilometeradministratie is niet opgemaakt.

5.8. De stelling van de Inspecteur komt erop neer dat ten aanzien van een belasting-plichtige die niet over een exacte en voldoende betrouwbare kilometeradministratie be-schikt, welke wijze van administreren aan belastingplichtigen door de Belastingdienst in brochures en ook overigens in fiscale publicaties wordt aangeraden, steeds sprake is van grove schuld indien hij geen bedrag ter zake van privé-gebruik auto aangeeft en er ver-volgens niet in slaagt het bewijs te leveren dat met een personenauto minder dan 1000 kilometer per jaar is gereden.

5.9. Het Hof verwerpt deze stellingname van de Inspecteur. Het staat een belasting-plichtige vrij het in artikel 42, vijfde lid, van de Wet op de inkomstenbelasting 1964 verlangde bewijs te leveren op een wijze die hij zelf verkiest. Een verplichting tot het bijhouden van een kilometeradministratie kent de wet niet. Voorts vormt de enkele om-standigheid dat het van een belastingplichtige te verlangen bewijs met betrekking tot het privé-gebruik auto niet afdoende wordt geoordeeld onvoldoende reden voor de conclusie dat daarom sprake is van strafwaardig handelen.

5.10. Belanghebbende heeft consequent gesteld met de C minder dan 1000 kilometer per jaar voor privé-doeleinden te hebben gereden. Hij beschikt over een tweede personenauto die meer ruimte biedt voor het vervoer van zijn gezin. Belanghebbende heeft een uitgebreid overzicht overgelegd van in het jaar 2000, in juni van welk jaar hij met zijn activiteiten is gestart, gemaakte zakelijke reizen en aan klanten gedeclareerde kilometers. In de jaren na 2000 heeft belanghebbende, die toen ook over een tweede grotere personenauto beschikte de Inspecteur aan de hand van een kilometeradministratie wel kunnen overtuigen van het beperkte aantal gereden privé-kilometers. De gemachtigde heeft ter zitting geloofwaardig verklaard dat zij en belanghebbende in het jaar 2000 nog niet wisten dat het bijhouden van een kilometeradministratie de voorkeur verdiende en algemeen werd aangeraden.

5.11. Het voorgaande leidt het Hof tot de conclusie dat de Inspecteur, op wie te dezen de bewijslast rust, niet aannemelijk maakt dat belanghebbende ter zake van het in zijn aangifte niet aangeven van privé-gebruik auto grove schuld treft. Naar het oordeel van het Hof heeft belanghebbende, gelet op alle ter zake doende omstandigheden, met betrekking tot het niet aangeven van privé-gebruik auto niet dermate lichtvaardig gehandeld dat het opleggen van een boete gerechtvaardigd is.

slotsom:

Het hoger beroep en het incidentele hoger beroep zijn ongegrond.

proceskosten:

De proceskosten van belanghebbendes als medebelanghebbende te beschouwen echtgenote zijn in overeenstemming met het Besluit proceskosten bestuursrecht te berekenen op haar reis en verblijfkosten, begroot op € 13.

beslissing:

Het Gerechtshof, recht doende in hoger beroep:

– bevestigt de uitspraak van de Rechtbank;

– veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 13, te vergoeden door de Staat.

Aldus gedaan te Arnhem op 17 april 2007 door mr. Röben, voorzitter, mr. Spek en mr. Van de Merwe. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoor-digheid van mr. Snoijink als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(W.J.N.M. Snoijink) (J.B.H. Röben)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 17 april 2007

Binnen zes weken na de verzenddatum van dit proces-verbaal kan ieder van de partijen tegen deze mondelinge uitspraak beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20 303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van dit proces-verbaal overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt de indiener de gelegenheid alsnog gronden voor het beroep in cassatie aan te voeren.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad worden verzocht om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.