Home

Gerechtshof Arnhem, 11-10-2007, BB6076, 06-00474

Gerechtshof Arnhem, 11-10-2007, BB6076, 06-00474

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
11 oktober 2007
Datum publicatie
19 oktober 2007
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2007:BB6076
Zaaknummer
06-00474

Inhoudsindicatie

Gemeente.

De aan een kerkgenootschap opgelegde aanslagen onroerendezaakbelastingen vormen geen navorderingsaanslagen maar primitieve aanslagen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 06/00474

uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer

op het hoger beroep van

X te Z (hierna: belanghebbende)

tegen de uitspraak van de Rechtbank Zutphen (hierna: de Rechtbank) van 6 november 2006, nummer 05/965 OZB, in het geding tussen belanghebbende

en

de heffingsambtenaar van de gemeente Apeldoorn (hierna: de heffingsambtenaar) betreffende de uitspraak van de heffingsambtenaar op het bezwaarschrift van belanghebbende tegen de haar voor het jaar 2005 opgelegde aanslagen onroerende-zaakbelastingen, aanslagnummer 01.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Belanghebbende is voor het jaar 2005 aangeslagen in de onroerende-zaakbelastingen (hierna: de aanslagen OZB) wegens de eigendom van de onroerende zaken, plaatselijk bekend a-weg 1 te Q en b-straat 1 te R, tot een totaalbedrag van € 646,05.

1.2. In één geschrift met de onder 1.1 bedoelde aanslagen OZB is een beschikking waardevaststelling ingevolgde de Wet waardering onroerende zaken (hierna: de Wet WOZ) voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 1 januari 2007 bekendgemaakt ter zake van de onroerende zaak, gelegen aan de c-straat 1 te S. De heffingsambtenaar heeft de WOZ-waarde van de onroerende zaak per waardepeildatum 1 januari 2003 vastgesteld op nihil.

1.3. De aanslagen OZB zijn, na daartegen door belanghebbende gemaakt bezwaar, bij in één geschrift vervatte uitspraken op bezwaar gehandhaafd.

1.4. Belanghebbende is van deze uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.

1.5. Belanghebbende is van de uitspraak van de Rechtbank in hoger beroep gekomen bij het Hof. De heffingsambtenaar heeft vervolgens een verweerschrift ingediend.

1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van de eerste

meervoudige belastingkamer van het Hof van 12 juli 2007 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord A als gemachtigde van belanghebbende, alsmede de heffingsambtenaar.

1.7. Belanghebbendes gemachtigde heeft ter zitting een pleitnota

voorgedragen en afschriften daarvan overgelegd aan het Hof en de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota dient hier als herhaald en ingelast te worden aangemerkt.

1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. De vaststaande feiten

Het Hof stelt op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door één der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, de volgende feiten vast.

2.1. Belanghebbende, een kerkgenootschap, is eigenaar van de onroerende zaken gelegen aan de a-weg 1 te Q en de b-straat 1 te R (hierna: de onroerende zaken). De onroerende zaken zijn bij derden in gebruik als pastorie en kosterswoning.

2.2. De raad van de gemeente Apeldoorn heeft op 11 november 2004 de “Verordening op de heffing en de invordering van onroerende-zaakbelastingen 2005” (hierna: de Verordening) vastgesteld. De Verordening is op 17 december 2004 bekendgemaakt in het algemeen verkrijgbare gemeenteblad van de gemeente Apeldoorn.

2.3. De Verordening luidt, voorzover in dezen van belang:

“Artikel 1 Belastingplicht

1. Onder de naam ‘onroerende-zaakbelastingen’ worden ter zake van binnen de gemeente gelegen onroerende zaken twee directe belastingen geheven:

a. een gebruikersbelasting van degene die – naar de omstandigheden beoordeeld – bij het begin van het kalenderjaar een onroerende zaak al dan niet krachtens eigendom, bezit, beperkt recht of persoonlijk recht gebruikt, verder te noemen: gebruikersbelasting;

b. een eigenarenbelasting van degene die bij het begin van het kalenderjaar van een onroerende zaak het genot heeft krachtens eigendom, bezit of beperkt recht, verder te noemen: eigenarenbelasting.

2. …

Artikel 3 Maatstaf van heffing

1. De heffingsmaatstaf is de op de voet van hoofdstuk IV van de Wet waardering onroerende zaken voor de onroerende zaak vastgestelde waarde voor het tijdvak waarbinnen het in artikel 1 bedoelde kalenderjaar valt.

2. …

Artikel 6 Wijze van heffing

De belastingen worden bij wege van aanslag geheven.”

2.4. Met dagtekening 28 februari 2005 heeft belanghebbende een ‘verzamelnota gemeentebelastingen’ voor het jaar 2005 met als bijlage een ‘aanslagbiljet gemeentebelastingen’ ontvangen.

2.4.1. De verzamelnota vermeldt het volgende:

“Verzamelnota gemeentebelastingen

Afdeling financiën en belastingen

Verzamelnota gemeentelijke belastingen

Verzamelnotanummer 01

Dagtekening 28-2-2005

Subjectnummer 02

Vervaldagen

AANSLAG combi-aanslag (zie bijlage)

BELASTINGJAAR 2005

BEDRAG 0,00

Totaalbedrag 0,00”

2.4.2. De bijlage bij deze verzamelnota luidt als volgt:

“Aanslagbiljet gemeentebelastingen

Afdeling financiën en belastingen

Combi-aanslag

Belastingjaar 2005

Aanslagnummer 01

Dagtekening 28-2-2005

Subjectnummer 02

Vervaldagen

WOZ beschikking

01-01-2005 tot 01-01-2007 a-weg 1 Q

WOZ-waarde € 175.000

WOZ beschikking

01-01-2005 tot 01-01-2007 b-straat 1 R

WOZ-waarde € 495.000

Totaalbedrag 0,00”

2.5. Met dagtekening 15 mei 2005 zijn de onderhavige aanslagen OZB aan belanghebbende opgelegd. Deze zijn aan belanghebbende bekendgemaakt door middel van een ‘verzamelnota gemeentebelastingen’ en een bijlage.

2.5.1. De verzamelnota luidt als volgt:

“Verzamelnota gemeentebelastingen

Afdeling financiën en belastingen

Verzamelnota gemeentelijke belastingen

Verzamelnotanummer 01

Dagtekening 15-5-2005

Subjectnummer 02

Vervaldagen 30-6-2005

31-7-2005

31-8-2005

AANSLAG combi-aanslag (zie bijlage)

BELASTINGJAAR 2005

BEDRAG € 646,05

Totaalbedrag € 646,05”

2.5.2. De bijlage bij de verzamelnota vermeldt het volgende:

“Aanslagbiljet gemeentebelastingen

Afdeling financiën en belastingen

Combi-aanslag

Belastingjaar 2005

Aanslagnummer 01

Dagtekening 15-5-2005

Subjectnummer 02

Vervaldagen 30-6-2005

31-7-2005

31-8-2005

WOZ-beschikking

01-01-2005 tot 01-01-2007 c-straat 1 S

WOZ-waarde 0; waardepeildatum 01-01-2003

Onroerende zaakbelasting eigenaar woning OZB-waarde € 175.000 (woning)

01-01-2005 tot 01-01-2007 a-weg 1 Q € 168,63

Onroerende zaakbelasting eigenaar woning OZB-waarde € 495.000 (woning) € 477,42

01-01-2005 tot 01-01-2007 b-straat 1 R

Totaalbedrag € 646,05”

3. Het geschil, de standpunten en de conclusies van partijen

3.1. Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of de heffingsambtenaar door het opmaken van het in punt 2.4.2. hiervóór bedoelde ‘aanslagbiljet gemeentebelastingen’ met dagtekening 28 februari 2005 aanslagen OZB heeft vastgesteld, welke vraag belanghebbende bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend beantwoordt. Indien de eerste vraag bevestigend wordt beantwoord, is tussen partijen in geschil of er sprake is van een nieuw feit in de zin van artikel 16 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen (hierna: de AWR). Die vraag wordt door belanghebbende ontkennend en door de heffingsambtenaar bevestigend beantwoord.

3.2. Belanghebbende heeft zich op het standpunt gesteld dat de heffingsambtenaar reeds op

28 februari 2005 twee op één aanslagbiljet verenigde nihilaanslagen OZB voor het jaar 2005 ter zake van de onroerende zaken heeft opgelegd. In de visie van belanghebbende zijn de onderhavige aanslagen OZB als navorderingsaanslagen in de zin van artikel 16 van de AWR aan te merken. Nu er naar de mening van belanghebbende geen sprake is van een nieuw feit noch sprake is van een kenbare fout bij het vaststellen van de belastingaanslagen, heeft de heffingsambtenaar de aanslagen OZB ten onrechte opgelegd.

3.3. Belanghebbende concludeert in hoger beroep tot vernietiging van de bestreden

uitspraak van de Rechtbank en van de uitspraak op bezwaar en tot vernietiging van de aanslagen OZB met dagtekening 15 mei 2005.

3.4. De heffingsambtenaar heeft zich op het standpunt gesteld dat het met dagtekening 28

februari 2005 bedoelde aanslagbiljet uitsluitend betrekking heeft op de bekendmaking van de beschikkingen waardevaststelling in het kader van de Wet WOZ voor het tijdvak 1 januari 2005 tot en met 1 januari 2007 ter zake van de onroerende zaken. Op het aanslagbiljet van 28 februari 2005 zijn, aldus de heffingsambtenaar, geen aanslagen OZB met betrekking tot de onroerende zaken opgenomen. De onderhavige aanslagen OZB betreffen derhalve primitieve aanslagen, welke terecht zijn opgelegd.

3.5. De heffingsambtenaar concludeert in hoger beroep tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Ingevolge het bepaalde in artikel 5, eerste lid, eerste volzin, van de AWR in verbinding met artikel 231, eerste en tweede lid, onderdeel b, van de Gemeentewet geschiedt de vaststelling van een belastingaanslag door het ter zake daarvan opmaken van een aanslagbiljet door de gemeenteambtenaar, belast met de heffing van gemeentelijke belastingen, in dezen de heffingsambtenaar. Blijkens de derde volzin van artikel 5, eerste lid, van de AWR in verbinding met artikel 231, tweede lid, onderdeel c, van de Gemeentewet stelt de heffingsambtenaar het aanslagbiljet vervolgens aan de gemeenteambtenaar belast met de invordering van de gemeentelijke belastingen ter hand, die de belastingaanslag vervolgens door toezending of uitreiking van het aanslagbiljet aan de belastingschuldige bekendmaakt (artikel 8, eerste lid, van de Invorderingswet 1990).

4.2. Naar het oordeel van het Hof bieden de inrichting en de inhoud van het onder punt 2.4.2. genoemde aanslagbiljet met dagtekening 28 februari 2005 onvoldoende aanwijzingen op grond waarvan belanghebbende redelijkerwijs ervan mocht uitgaan dat de heffingsambtenaar een of meer aanslagen OZB (nihilaanslagen) had vastgesteld. Op het biljet ontbreekt iedere vermelding van enige belastingsoort waaruit belanghebbende had kunnen afleiden, dat zij was aangeslagen voor welke vorm van gemeentelijke belastingheffing ook, laat staan voor de heffing van onroerende-zaakbelastingen. Evenmin heeft zij daaruit in redelijkheid kunnen afleiden dat de kerkenvrijstelling was toegepast. De omstandigheden dat het aanslagbiljet gelijkenissen vertoont met het aanslagbiljet met dagtekening 15 mei 2005 en de omstandigheden dat daarop de vermeldingen ‘aanslagbiljet gemeentebelastingen’, ‘combi-aanslag’, een aanslagnummer en ‘totaalbedrag 0’ voorkomen en dat biljet een mogelijke heffingsmaatstaf voor een gemeentelijke heffing vermeldt – de WOZ-waarde van de onroerende zaken – zijn naar het oordeel van het Hof onvoldoende om te concluderen dat door het opmaken van dit aanslagbiljet aanslagen OZB zijn vastgesteld. Naar het oordeel van het Hof kan uit het onder punt 2.4.2. genoemde aanslagbiljet slechts worden afgeleid dat hiermee twee op één biljet verenigde voor bezwaar vatbare beschikkingen met betrekking tot WOZ-waarde van de onroerende zaken zijn vastgesteld.

4.3. Belanghebbendes stelling dat het gebruikelijk is dat de gemeente tegelijkertijd met de bekendmaking van de WOZ-beschikking een aanslag OZB oplegt en dat hij op grond hiervan erop mocht vertrouwen dat de gemeente die handelwijze in het onderhavige jaar eveneens heeft toegepast, kan evenmin slagen. Het Hof heeft daarbij het volgende overwogen. Het Hof acht aannemelijk, hetgeen de heffingsambtenaar heeft gesteld en belanghebbende onvoldoende heeft weersproken, dat de heffingsambtenaar tot het jaar 2005 de WOZ-waarde van de onroerende zaken steeds bij afzonderlijke beschikking heeft vastgesteld en bekendgemaakt en dat de aanslagen OZB wegens de eigendom van de onroerende zaken eveneens bij afzonderlijke beschikking werden opgelegd in de vorm van ‘een aanslag gemeentelijke belastingen’. In het onderhavige jaar is de heffingsambtenaar, hoewel hij daartoe wel wettelijk bevoegd was, niet afgeweken van deze in het verleden toegepaste handelwijze, met dien verstande dat de afzonderlijke WOZ-beschikkingen zijn bekendgemaakt door toezending van het geschrift met de aanduiding ‘aanslagbiljet gemeentebelastingen’ met dagtekening 28 februari 2005 en de vermelding ‘combi-aanslag’. Aan belanghebbende moet worden toegegeven dat laatstbedoelde gang van zaken niet de schoonheidsprijs verdient.

4.4. Op grond van het hiervoor overwogene is het aanslagbiljet met dagtekening 28 februari

2005 niet aan te merken als een aanslagbiljet OZB. Eerst met dagtekening 15 mei 2005 zijn de aanslagen OZB verenigd in één aanslagbiljet vastgesteld. Feiten of omstandigheden op grond waarvan moet worden geoordeeld dat die aanslagen OZB ten onrechte zijn opgelegd, zijn niet gesteld of aannemelijk geworden. Het gelijk is op dit punt aan de heffingsambtenaar.

4.5. Gelet op het hiervoor overwogene behoeft het tweede geschilpunt geen

behandeling meer.

4.6. Ter zitting heeft de heffingsambtenaar verklaard dat de WOZ-waarde van de onroerende

zaak gelegen aan de a-weg 1 te Q, bij uitspraak op bezwaar is verminderd tot een waarde van € 145.000. Gelet op die vermindering dient de aanslag OZB met betrekking tot die onroerende zaak te worden verminderd naar een WOZ-waarde van € 145.000. Het Hof acht het hoger beroep van belanghebbende in zoverre gegrond.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de heffingsambtenaar op grond van artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht te veroordelen in de kosten, die belanghebbende in verband met de behandeling van het beroep en het hoger beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof bepaalt de voor vergoeding in aanmerking komende kosten op:

- procedure Rechtbank:

1 (proceshandeling) x € 322,00 = € 322,00

- procedure Hof:

2 (proceshandelingen) x € 322,00 = € 644,00

€ 966,00

x 1 (gewicht van de zaak) € 966,00

6. Beslissing

Het Hof, rechtdoende in hoger beroep:

- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank;

- vernietigt de uitspraak op bezwaar van de heffingsambtenaar, doch uitsluitend voor wat betreft de aanslag OZB inzake de onroerende zaak gelegen aan de a-weg 1 te Q;

- vermindert de aanslag OZB inzake de onroerende zaak gelegen aan de a-weg 1 te

Q tot één berekend naar een WOZ-waarde van € 145.000;

- gelast dat de gemeente Apeldoorn aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte

griffierecht in beroep bij de Rechtbank en hoger beroep bij dit Hof van in totaal € 698;

- veroordeelt de heffingsambtenaar in de proceskosten van belanghebbende voor een

bedrag van € 966 en wijst de gemeente Apeldoorn aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.

Deze uitspraak is op 11 oktober 2007 gedaan door mr. C.M. Ettema, voorzitter,

mr. J.B.H. Röben en mr. P.M. van Schie, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. C.E. te Brake als griffier.

De griffier, De voorzitter,

(C.E. te Brake) (C.M. Ettema)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 oktober 2007

Tegen deze uitspraak kunnen de belanghebbende en het college van burgemeester en wethouders binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20 303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.