Gerechtshof Arnhem, 14-11-2007, BB8105, 07-00152
Gerechtshof Arnhem, 14-11-2007, BB8105, 07-00152
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 14 november 2007
- Datum publicatie
- 19 november 2007
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2007:BB8105
- Zaaknummer
- 07-00152
Inhoudsindicatie
Algemeen.
Hoogte afschrijvingspercentages hadden inspecteur bekend kunnen zijn zodat navordering niet is toegestaan.
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 07/00152
uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X, wonende te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de Rechtbank Arnhem van 15 maart 2007, nummer 06/4467, in het geding tussen belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
1. De belastingaanslag, het bezwaar en het geding voor de Rechtbank
1.1 Aan belanghebbende is voor het jaar 2001 een navorderingsaanslag inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen opgelegd, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 58.830 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 47.
1.2 Op het bezwaarschrift van belanghebbende heeft de Inspecteur bij uitspraak op bezwaar de navorderingsaanslag gehandhaafd.
1.3 Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep bij uitspraak van 15 maart 2007, nummer 06/4467, ongegrond verklaard. De uitspraak van de Rechtbank is aan deze uitspraak gehecht.
2. Het geding voor het Hof
2.1. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Het beroepschrift is ter griffie ontvangen op 12 april 2007 en aangevuld bij brief van 10 mei 2007, waarbij bijlagen zijn overge¬legd.
2.2 De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
2.3 Ter zitting van 3 oktober 2007 te Arnhem zijn behandeld de beroepen van belanghebbende met kenmerken 07/152, 07/153 en 07/154. Daarbij is de Inspecteur verschenen en gehoord. Belanghebbende is daarvoor bij aangetekende brief van 27 augustus 2007 uitgenodigd aan het laatstelijk bij het Hof bekende adres van zijn gemachtigde, Hazenpad 3, 6902 NA Zevenaar, doch zonder bericht niet verschenen. Uit de tot de stukken van het geding behorende ontvangstbevestiging blijkt dat evenbedoelde uitnodiging op 28 augustus 2007 op het evenbedoelde adres is uitgereikt aan een persoon, die voor ontvangst heeft getekend en als naam ontvanger vermeldde: A.
3. De vaststaande feiten
3.1. Het Hof verwijst voor de feiten naar hetgeen de Rechtbank hieromtrent in haar uitspraak heeft vastgesteld. Voorts stelt het Hof op grond van de stukken en het verhandelde ter zitting, als tussen partijen niet in geschil dan wel door een der partijen gesteld en door de wederpartij niet of onvoldoende weersproken, nog de volgende feiten vast.
3.2. Belanghebbende heeft telkenjare bij zijn aangifte voor de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen jaarstukken gevoegd. Tot de gedingstukken behoren de in de jaarstukken opgenomen toelichting op de balansen van belanghebbende per 31 december 1999 en per 31 december 2001, die telkens vermelden: “Afschrijvingspercenta¬ge: Pand 4%”. Tevens behoort tot de gedingstukken de in de jaarstukken opgenomen toelichting op de balans van Dierenartsenpraktijk B per 31 december 1999, waarin staat vermeld:
“ Materiële vaste activa ƒ
Gebouwen
Boekwaarde 01-01 330 478
Afschrijving 10% 34 787
Boekwaarde 31-12 295 691 ”
4. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
4.1 Tussen partijen is in geschil of de Inspecteur een nieuw feit heeft op grond waarvan hij een navorderingsaanslag kan opleggen en, zo ja, hoe hoog de afschrijving op het pand moet zijn en of belanghebbende zich met vrucht kan beroepen op het vertrouwensbeginsel.
4.2 Beide partijen hebben voor hun standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van hen afkomstige stukken. Daaraan heeft de Inspecteur ter zitting toegevoegd hetgeen is vermeld in het aan deze uitspraak gehechte proces-verbaal van de zitting.
4.3 Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank, tot gegrondverklaring van het beroep en tot vernietiging van de uitspraak op bezwaar en de navorderingsaanslag.
4.4 De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
5. Beoordeling van het geschil
5.1 Ter zitting heeft de Inspecteur desgevraagd verklaard dat het feit dat aanleiding was voor de navorderingsaanslag is dat belanghebbende op het pand afschreef 4% van de aanschafwaarde verminderd met de waarde van de ondergrond en op de verbouwing 10% van de verbouwingskosten. Deze afschrijvingen stonden vermeld in de jaarstukken die waren gevoegd bij de aangifte van belanghebbende over het onderhavige jaar, maar de Inspecteur had bij het vaststellen van de primitieve aanslag daarvan geen kennisgenomen, omdat deze aanslag is vastgesteld zonder raadpleging van de jaarstukken. Bij het vaststellen van de aanslag wist de Inspecteur daarom niet welke afschrijvingspercentages belanghebbende hanteerde en hij hoefde dat, aldus de Inspecteur, ook niet te weten.
5.2. Indien de Inspecteur voor het vaststellen van de primitieve aanslag met een normale zorgvuldigheid zou hebben kennisgenomen van de aangifte van belanghebbende en de daarbij gevoegde bijlagen, waaronder de jaarstukken, zou hij hebben geweten welke afschrijvingspercentages belanghebbende hanteerde. Ook in de jaarstukken die waren gevoegd bij aangiften over eerdere jaren, stonden deze afschrijvingspercentages. Deze percentages vormen dan ook een feit dat de Inspecteur ten tijde van het vaststellen van de aanslag redelijkerwijs bekend kon zijn. Nu de Inspecteur geen ander feit ten grondslag heeft gelegd aan de navorderingsaanslag, is geen sprake van een nieuw feit. De navorderingsaanslag is opgelegd in strijd met artikel 16, eerste lid, van de Algemene wet inzake rijksbelastingen. De Rechtbank heeft dat miskend. Het hoger beroep is gegrond en de navorderingsaanslag moet worden vernietigd.
6. Kosten
Belanghebbendes kosten voor de behandeling van het beroep bij de Rechtbank en het hoger beroep bij dit Hof zijn in overeenstemming met het Besluit proces¬kosten bestuursrecht te berekenen op € 644 in beroep (2 (proceshandelingen: beroepschrift en verschijnen ter zitting) × € 322 × 1 (gewicht van de zaak)) en € 644 (2 (proceshandelingen: beroepschrift en verschijnen ter zitting × € 322 × 1 (gewicht van de zaak)) in hoger beroep, derhalve in totaal € 1.288. Omdat de vergoeding betrekking heeft op twee samenhangende zaken (rolnrs. 07/152 en 07/153) zal in deze zaak de helft ervan worden toegekend.
7. Beslissing
Het Gerechtshof
- vernietigt de uitspraak van de Rechtbank,
- verklaart het tegen de uitspraak van de Inspecteur ingestelde beroep gegrond,
- vernietigt de uitspraak op bezwaar,
vernietigt de navorderingsaanslag,
- gelast dat de Staat aan belanghebbende vergoedt het door deze ter zake van de behandeling van het beroep bij dit Hof betaalde griffierecht van € 106, alsmede het bij de Rechtbank betaalde griffierecht van € 38, derhalve in totaal € 144,
- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende voor een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die deze kosten moet vergoeden.
Deze uitspraak is op 14 november 2007 gedaan door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, R. den Ouden en D.V.E.M. van der Wiel-Rammeloo.
De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van mr. J.L.M. Egberts als griffier.
De griffier, De voorzitter,
(J.L.M. Egberts)
(J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
Postbus 20303,
2500 EH Den Haag.
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.