Home

Gerechtshof Arnhem, 22-11-2007, BB9126, 06-00486

Gerechtshof Arnhem, 22-11-2007, BB9126, 06-00486

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
22 november 2007
Datum publicatie
30 november 2007
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2007:BB9126
Zaaknummer
06-00486

Inhoudsindicatie

Accijns.

Verwijzing HR 1 december 2006, nr. 40716. Belanghebbende slaagt ten dele in bewijslast inzake overbrenging accijnsgoederen naar andere lidstaat.

Uitspraak

Gerechtshof Arnhem

tweede meervoudige belastingkamer

nummer 06/00486

U i t s p r a a k

op het beroep van X B.V. te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst te P op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende na te melden aan haar opgelegde naheffingsaanslagen in de omzetbelasting en in de accijns.

1. Ontstaan en loop van het geding

1.1. Aan belanghebbende zijn op 20 februari 1997 bij één aanslagbiljet een naheffingsaanslag in de omzetbelasting ten bedrage van f 24.498,80 en een naheffingsaanslag in de accijns ten bedrage van f 8.224,50 opgelegd.

1.2. Belanghebbende heeft tegen de naheffingsaanslagen bezwaar gemaakt en is op het bezwaar gehoord. De Inspecteur heeft de naheffingsaanslagen bij de – in een geschrift vervatte – bestreden uitspraken gehandhaafd.

1.3. Belanghebbende is van bovenvermelde uitspraken in beroep gekomen bij het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch, dat de naheffingaanslag omzetbelasting heeft vernietigd en de naheffingsaanslag accijns, conform de ambtshalve vermindering door de Inspecteur, heeft gehandhaafd tot een bedrag van f 5.663,70.

1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van het Gerechtshof te

‘s-Hertogenbosch beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 1 december 2006, nr. 40.716 (hierna: het arrest) de uitspraak van het Gerechtshof te ‘s-Hertogenbosch vernietigd en het geding verwezen naar het Gerechtshof te Arnhem ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.

1.5. Belanghebbende heeft, hoewel daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, meegedeeld af te zien van het indienen van een memorie naar aanleiding van het arrest. De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, op het arrest van de Hoge Raad gereageerd.

1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 13 september 2007. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende alsmede de Inspecteur.

1.7. De gemachtigde van belanghebbende heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt. Zonder bezwaar van de wederpartij heeft belanghebbende bij haar pleitnota een viertal bijlagen overgelegd.

1.8. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2. Feiten

2.1. Het Hof verwijst voor de feiten naar de onderdelen 3.1.1 tot en met 3.1.3 van het arrest. Voorts stelt het Hof de volgende feiten vast.

2.2. Ten aanzien van de zending van 120 kartons sigaren door belanghebbende aan afnemer A Ltd. gevestigd te B in het Verenigd Koninkrijk met AGD-referentienummer 001, heeft belanghebbende ondermeer het volgende overgelegd:

2.2.1. Een kopie van het eerste exemplaar van het administratief geleidedocument (AGD) waarop, op het verzoek van belanghebbende bij fax van 12 februari 1998, door de afnemer de ontvangst op 10 april 1993 is aangetekend en afgestempeld. Op de factuur van 2 april 1993 staan het btw-nummer en het accijnsnummer van het Warehouse vermeld. Het eerste exemplaar van het AGD vermeldt eveneens in de vakken 7 en 4 dit btw- en accijnsnummer van de afnemer.

2.2.2. Een fax van 25 juni 1996 van de afnemer waarin zij de ontvangst van de zending bevestigt en belanghebbende bericht dat zij de Engelse douane heeft ingelicht dat zij de goederen heeft ontvangen en een verzoek heeft gekregen om een duplicaat van het AGD te ondertekenen.

2.2.3. Tot de stukken van het geding behoren met betrekking tot deze zending voorts onder meer de volgende documenten:

- kopieën van een paklijst, shipping advice en verschepingsinstructies;

- een ‘confirmation’ met dagtekening 18 maart 1993 en 2 april 1993;

- een luchtvracht-verzendopdracht van 5 april 1993, welke door de vervoerder op 6 april 1993 is gedateerd en getekend voor ontvangst van deze zending;

- een Air Waybill inzake het luchtvervoer is door diezelfde vervoerder op 6 april 1993 afgetekend.

2.3. Ter zitting heeft de gemachtigde van belanghebbende met betrekking tot de zending met AGD-referentienummer 002 opgemerkt dat geen van de pogingen om (alternatief) bewijs van de in Frankrijk gevestigde afnemer, C, te verkrijgen resultaat heeft gehad.

2.3.1. Tot de stukken van het geding behoren met betrekking tot deze zending de volgende documenten:

- een kopie van het eerste exemplaar van het AGD waarin als geadresseerde in vak 7 van het document C vermeld staat, met het btw-nummer en waarin vak 4 (het accijnsnummer) niet is ingevuld;

- vervoersinstructies van 26 januari 1993 aan de vervoerder D;

- een door D op 28 januari 1993 gedateerde en voor ontvangst getekende vrachtnota van deze zending.

2.3.2. De geadresseerde, C, is niet bekend als bedrijf dat gerechtigd is om accijnsgoederen te ontvangen onder schorsing van accijns.

3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen

3.1. Na verwijzing is tussen partijen in geschil het antwoord op de vraag of belanghebbende met de door haar overgelegde bescheiden heeft aangetoond dat de onderhavige accijnsgoederen zijn overgebracht naar een belastingentrepot, een in een andere lidstaat gevestigd geregistreerd bedrijf of een in een andere lidstaat gevestigd niet-geregistreerd bedrijf.

3.2. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden welke door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken. Hetgeen partijen ter zitting hieraan hebben toegevoegd, is opgenomen in het proces-verbaal van het verhandelde ter zitting dat aan deze uitspraak is gehecht en daarvan deel uitmaakt.

3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de naheffingsaanslag in de accijns. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van zijn uitspraak.

4. Beoordeling van het geschil

4.1. Met de hiervoor onder de punten 2.3. tot en met 2.3.2. genoemde en overgelegde bescheiden heeft belanghebbende voor wat betreft de zending met AGD-referentienummer 002 naar Frankrijk naar het oordeel van het Hof niet aannemelijk gemaakt dat de geadresseerde is erkend als entrepothouder dan wel handelde als (niet-) geregistreerd bedrijf. Het Hof neemt hierbij in het bijzonder in aanmerking dat de geadresseerde bij de Nederlandse douane niet bekend is als een bedrijf dat gerechtigd is om accijnsgoederen onder schorsing te ontvangen. Het Hof acht daarmee niet aannemelijk gemaakt dat de goederen zijn overgebracht naar een belastingentrepot, een in een andere lidstaat gevestigd bedrijf of een in andere lidstaat gevestigd niet-geregistreerd bedrijf.

4.2. Het Hof acht, op grond van de feiten en omstandigheden en de in de punten 2.2. tot en met 2.2.3. bedoelde bescheiden, door belanghebbende aannemelijk gemaakt dat de zending met AGD-referentienummer 001 naar het Verenigd Koninkrijk door de geadresseerde is overgenomen en dat de geadresseerde erkend is als entrepothouder. Het ontbreken van het derde (terugzendings-) exemplaar, maakt dit oordeel niet anders. De Inspecteur heeft nog gesteld dat de handtekening op het hiervoor onder 2.2.1. vermelde eerste exemplaar niet is geplaatst namens de afnemer, althans dat dit onvoldoende vaststaat. Deze feitelijke stelling kan na verwijzing niet meer aan de orde komen, aangezien voor het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch vaststond dat de handtekening door de afnemer is geplaatst (vergelijk punt 2.8.5. van de uitspraak) en deze stelling voor het eerst na verwijzing door de Hoge Raad is ingenomen.

4.3. Belanghebbendes beroep slaagt derhalve. De aan belanghebbende opgelegde naheffingsaanslag in de accijns moet worden verminderd voor zover deze ziet op de AGD met referentienummer 001. De hoogte van het met dit AGD gemoeide bedrag van f 4.488,40 is niet in geschil. De naheffingsaanslag moet derhalve tot f 1.145,30, exclusief heffingsrente, worden teruggebracht.

5. Proceskosten

Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch en bij dit Hof redelijkerwijs heeft moeten maken. Het Hof stelt deze kosten overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht, vast op 1 punt voor een proceshandeling maal € 322 maal wegingsfactor 1, in verband met het gewicht van de zaak, ofwel op € 322 voor de procedure bij dit Hof. Voor de procedure bij het Gerechtshof te ’s-Hertogenbosch heeft dat Hof de kosten onbetwist gesteld op € 1.691,47.

6. Beslissing

Het Gerechtshof:

- verklaart het beroep gegrond;

- vernietigt de uitspraken van de Inspecteur waarvan beroep;

- vernietigt de naheffingsaanslag omzetbelasting;

- vermindert de naheffingsaanslag in de accijns tot een bedrag van € 519 (f 1.145,30), exclusief heffingsrente;

- gelast dat de Inspecteur aan belanghebbende vergoedt het door deze gestorte griffierecht ten bedrage van € 36,30 en

- veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 2.013,47, en wijst de Staat der Nederlanden aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.

Aldus gedaan op 22 november 2007 door mr. E. Polak, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. J. van de Merwe, raadsheren.

De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. S. Darwinkel als griffier.

Wegens verhindering van de voorzitter is deze uitspraak ondertekend door mr. Ettema.

De griffier,

(S. Darwinkel) (C.M. Ettema)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 22 november 2007

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij:

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

postbus 20 303, 2500 EH Den Haag

(bezoekadres: Kazernestraat 52).

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.

2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b. de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.