Gerechtshof Arnhem, 31-01-2008, BC4900, 06-00509
Gerechtshof Arnhem, 31-01-2008, BC4900, 06-00509
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 31 januari 2008
- Datum publicatie
- 22 februari 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2008:BC4900
- Zaaknummer
- 06-00509
Inhoudsindicatie
Motorrijtuigenbelasting.
De vaststelling dat met geschorste auto van de weg gebruik is gemaakt behoeft niet te geschieden door middel van fotografische opname.
Uitspraak
Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM
Sector belasting
nummer 06/00509
Eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van X, wonende te Z (hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 3 november 2006, nummer AWB 06/2727, in het geding tussen belanghebbende
en
de Inspecteur van de Belastingdienst te P (hierna: de Inspecteur)
1. Ontstaan en loop van het geding
1.1. Aan belanghebbende is voor het tijdvak 30 juni 2005 tot en met 9 maart 2006 een naheffingsaanslag motorrijtuigenbelasting (aanslagnummer 00.00.00.Y.5.90002) ten bedrage van
€ 383 aan belasting opgelegd, alsmede bij een op het aanslagbiljet opgenomen beschikking een boete van € 383.
1.2. Bij de uitspraak op bezwaar heeft de Inspecteur de naheffingsaanslag teruggebracht tot een voor het tijdvak 30 juni 2005 tot en met 2 februari 2006 ten bedrage van € 326 aan belasting. De boetebeschikking is eveneens verminderd tot € 326.
1.3. Het beroep tegen de uitspraak van de Inspecteur is door de Rechtbank bij voormelde uitspraak ongegrond verklaard.
1.4. Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Inspecteur heeft een verweerschrift ingediend.
1.5. Tot de stukken van het geding behoort een afschrift van het rechtbankdossier in deze zaak.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaak voor het Hof is gehouden te Arnhem op 25 januari 2008. Daarbij zijn verschenen en gehoord belanghebbende alsmede de Inspecteur. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze uitspraak is gehecht.
2. Vaststaande feiten
2.1. Belanghebbende is sedert 31 juli 2000 houder van de personenauto, merk A met kenteken AA-BB-00 (hierna: het motorrijtuig).
2.2. Het voor het motorrijtuig afgegeven kenteken stond sinds 1 maart 2004 geregistreerd als te zijn geschorst. Belanghebbende heeft de schorsing op 3 februari 2006 beëindigd.
2.3. De Inspecteur heeft ingebracht een op 12 april 2006 op ambtseed respectievelijk op ambtsbelofte opgemaakte verklaring van de ambtenaren van de Belastingdienst C en D, waarin de ambtenaren verklaren dat zij op donderdag 12 januari 2006 om omstreeks 14.30 uur hebben geconstateerd dat van de a-weg in de gemeente E gebruik is gemaakt met een motorrijtuig merk A, type 111, kleur groen, kenteken AA-BB-00.
Niet in geschil is dat belanghebbende houder is van een motorrijtuig met dezelfde kenmerken als door de ambtenaren zijn geconstateerd.
2.4. De Inspecteur heeft voorts overgelegd
- een print, met vermelding ‘printdatum 18-1-2006’ met daarop vermelding van de namen van de controlerende ambtenaren, van de gegevens van het voertuig zoals bij controle vastgesteld, van de datum van de controle, van het tijdstip van de controle, van de straatnaam a-weg te E, alsmede de vermelding dat het motorrijtuig stilstaand is aangetroffen en dat volgens gegevens van het kentekenregister belanghebbende houder van het motorrijtuig is;
- een op 12 april 2006 door een van de genoemde ambtenaren gemaakte foto van de openbare parkeerplaats met op die foto getekend een pijl die de plek aangeeft waar volgens de ambtenaren het motorrijtuig stond geparkeerd.
3. Geschil, standpunten en conclusies van partijen
3.1. Is geschil is de juistheid van de controle.
3.2. Elk van de partijen heeft voor haar standpunt aangevoerd wat is vermeld in de van haar afkomstige stukken. Daaraan is mondeling toegevoegd hetgeen is vermeld in het proces-verbaal van de zitting.
3.3. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de uitspraak van de Rechtbank en van de naheffingsaanslag.
3.4. De Inspecteur concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de Rechtbank.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Ingevolge artikel 1, eerste lid, onderdeel a, van de Wet op de motorrijtuigenbelasting 1994 (hierna: de wet) wordt motorrijtuigenbelasting geheven ter zake van het houden van een personenauto.
4.2. Ingevolge artikel 19 van de wet wordt de belasting – kort gezegd – niet geheven tijdens een voor een motorrijtuig geldende schorsing als bedoeld in hoofdstuk IV, paragraaf 6, van de Wegenverkeerswet 1994.
4.3. Ingevolge art. 35 van de wet kan bij constatering van weggebruik met een motorrijtuig tijdens een voor dat motorrijtuig geldende schorsing de belasting worden nageheven.
4.4. Naar het oordeel van het Hof levert de Inspecteur met de door hem ingebracht ambtsedige verklaring en het verstrekken van de registratie van de opgeslagen controlegegevens voldoende bewijs voor de conclusie dat met het motorrijtuig van belanghebbende op de datum van controle de weg is gebruikt. Geen rechtsregel schrijft voor dat de vaststelling van het weggebruik met een motorrijtuig moet plaatsvinden door middel van een fotografische opname.
4.5. Hetgeen belanghebbende daartegen aanvoert, te weten dat het motorrijtuig niet was verzekerd en dat meerdere personen kunnen verklaren dat het motorrijtuig gedurende langere periode in de garage bij de woning van zijn moeder was gestald, geeft het Hof geen reden tot twijfel aan de juistheid van de controle.
4.6. Op grond van het vorenstaande is het Hof van oordeel dat de belasting terecht van belanghebbende is nageheven.
4.7. Bij gebruik van de weg tijdens een voor het motorrijtuig geldende schorsing voorzien de artikelen 37 van de wet juncto art. 67c AWR in de mogelijkheid voor de Inspecteur tot het opleggen van een boete. De Inspecteur heeft van deze mogelijkheid gebruik gemaakt en – na bezwaar - een boete van € 326 opgelegd. Met betrekking tot deze boete overweegt het Hof dat van algemene bekendheid is dat tijdens een voor een motorrijtuig geldende schorsing het niet is toegestaan om met het motorrijtuig de weg te gebruiken. Het Hof acht de boete, gelet op de aard en de ernst van de overtreding van schorsingsvoorschriften, passend en geboden.
ten overvloede
4.8. Het Hof merkt ten overvloede nog het volgende op. In deze zaak is sprake van een controle waarbij, zoals de Inspecteur heeft toegelicht, de controlerende ambtenaren bij het uitvoeren de controle beschikten over een verbinding met een centrale computer. Daardoor konden de ambtenaren ter plekke reeds vaststellen dat voor het motorrijtuig dat zij op de parkeerplaats aantroffen een schorsing van de geldigheid van het kentekenbewijs van kracht was.
4.9. Met andere woorden: de ambtenaren constateren een belastbaar feit, ten aanzien waarvan terstond een serieus vermoeden bestaat dat de betrokken belastingplichtige niet aan zijn fiscale verplichtingen, te weten het tijdig betalen van de verschuldigde motorrijtuigenbelasting, heeft voldaan.
4.10. In een zodanig geval verdient het naar het oordeel van het Hof aanbeveling dat de Belastingdienst zich zoveel mogelijk bedient van de meest adequate en, gelet ook op de aard van de controle, meest geschikte middelen ter vastlegging van de geconstateerde overtreding. De huidige stand van digitale fotografie brengt mee, dat zonder noemenswaardige kosten in een situatie als hiervoor onder 4.9 geschetst één of meerdere foto’s kunnen worden gemaakt en bewaard voor zolang dat nodig is. Zonder iets af te willen doen aan de bewijskracht van een door een ambtenaar op ambtseed opgemaakte verklaring, is het naar de mening van het Hof evident dat bij een overtreding als hier aan de orde is vastlegging daarvan door middel van een foto-opname leidt tot grotere overtuigingskracht naar het publiek. Mogelijk kunnen daardoor ook procedures worden voorkomen.
5. Slotsom
De Rechtbank heeft het beroep op goede gronden ongegrond verklaard.
6. Proceskosten
Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht vindt het Hof geen termen aanwezig.
7. Beslissing
Het Gerechtshof, recht doende in hoger beroep, bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Aldus gedaan te Arnhem op 31 januari 2008 door mr. Monsma, voorzitter, mrs. Röben en Zwemmer. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van mr. Egberts als griffier.
(J.L.M. Egberts) (J.A. Monsma)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 1 februari 2008
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),
postbus 20303, 2500 EH Den Haag
(bezoekadres: Kazernestraat 52).
Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2. het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.