Home

Gerechtshof Arnhem, 23-04-2008, BD1289, 07-00102

Gerechtshof Arnhem, 23-04-2008, BD1289, 07-00102

Gegevens

Instantie
Gerechtshof Arnhem
Datum uitspraak
23 april 2008
Datum publicatie
9 mei 2008
ECLI
ECLI:NL:GHARN:2008:BD1289
Zaaknummer
07-00102

Inhoudsindicatie

Algemeen.

Uitstelverzoek zitting wegens griep niet ingwilligd.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM

Sector belasting

nummer 07/00102

proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer

appellant : in het principale hoger beroep:

X te Z (hierna: belanghebbende)

: in het incidentele hoger beroep:

de inspecteur van de Belastingdienst/Centrale Administratie/Autoheffingen (hierna: de Inspecteur)

verweerder : in het principale hoger beroep: de Inspecteur

: in het incidentele hoger beroep: belanghebbende

aangevallen beslissing : uitspraak van de Rechtbank Arnhem (hierna: de Rechtbank) van 16 januari 2007, nummer AWB 05/956 in het geding tussen belanghebbende en de Inspecteur

betreft : naheffingsaanslagen motorrijtuigenbelasting over de tijdvakken:

- 18 juli 2003 tot en met 17 oktober 2003, nr. 000.00.000.Y.3.5;

- 18 oktober 2003 tot en met 17 januari 2004, nr. 000.00.000.Y.3.6;

- 18 januari 2004 tot en met 17 april 2004, nr. 000.00.000.Y.4;

- 18 april 2004 tot en met 17 juli 2004, nr. 000.00.000.Y.4.2;

alsmede de gelijktijdig genomen boetebeschikkingen

mondelinge behandeling : op 9 april 2008 te Arnhem

waarbij verschenen : de Inspecteur

waarbij niet verschenen : belanghebbende, met kennisgeving aan het Hof

gronden:

1. De uitspraak van de Rechtbank is op 16 januari 2007 aan partijen toegezonden. De termijn voor het instellen van hoger beroep daartegen bedraagt zes weken en vangt aan met ingang van de dag volgend op de dag van verzending van de uitspraak. Een beroepschrift is tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn is ontvangen. Bij verzending per post is een beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd, mits het niet later dan een week na afloop van de termijn is ontvangen.

2. In dit geval liep de termijn voor het instellen van hoger beroep af op dinsdag 27 februari 2007. Het per post verzonden beroepschrift van belanghebbende is op dinsdag 6 maart 2007 ter griffie van het Hof ontvangen, derhalve binnen een week na afloop van die termijn. Het beroepschrift in hoger beroep is gedagtekend 26 februari 2007. Het poststempel op de enveloppe waarin het beroepschrift is verstuurd vermeldt de datum 4 maart 2007.

3. Nadat partijen zijn uitgenodigd voor een mondelinge behandeling van de zaak, heeft de griffier belanghebbende per brief ervan in kennis gesteld dat het beroepschrift in de zevende week is ontvangen. Zij is daarbij gewezen op het belang van de datum van terpostbezorging en de mogelijke gevolgen voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Een afschrift van die brief is verstuurd naar de Inspecteur.

4. Op de dag van de zitting heeft de zoon van belanghebbende telefonisch verzocht om uitstel van de mondelinge behandeling wegens ziekte (griep) van belanghebbende. Alvorens op het verzoek te beslissen heeft het Hof belanghebbende verzocht een doktersverklaring over te leggen. Daarbij heeft het Hof overwogen dat belanghebbende ten minste vier maal heeft verzocht de behandeling ter zitting van het bij de Rechtbank ingestelde beroep uit te stellen. In een aantal van die gevallen was in het verzoek vermeld dat het was ingegeven door kort voor de zitting opgekomen redenen van medische aard. Per fax heeft belanghebbende vervolgens haar verzoek aan het Hof herhaald. Omdat dit herhaalde verzoek niet vergezeld ging van de doktersverklaring waarom het Hof had verzocht, is het verzoek afgewezen. Belanghebbende is hiervan per fax op de hoogte gesteld. Naar aanleiding van die afwijzing heeft belanghebbende wederom een fax gestuurd en heeft daarin haar verzoek nogmaals herhaald. In die fax geeft belanghebbende aan dat het niet mogelijk is een dokter voor een griep aan huis te laten komen. Bovendien is het volgens haar niet mogelijk om zo kort voor de zitting een doktersverklaring over te leggen. Het Hof heeft hierin geen aanleiding gezien het verzoek alsnog in te willigen.

5. Bij de beslissing het verzoek af te wijzen, heeft het Hof het belang dat belanghebbende heeft bij uitstel van de mondelinge behandeling afgewogen tegen het belang dat de Inspecteur, evenals het Hof heeft bij een vlotte voortgang van de procedure. Daarbij heeft het Hof in aanmerking genomen dat door het ontbreken van een doktersverklaring niet kan worden vastgesteld dat gewichtige omstandigheden belanghebbende verhinderden bij de zitting aanwezig te zijn. De omstandigheid dat de procedure tegen de onderhavige naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen reeds wordt gekenmerkt door een lange duur, onder meer vanwege de vele verzoeken om uitstel van de zijde van belanghebbende in de procedure voor de Rechtbank, laat naar het oordeel van het Hof het belang van een vlotte voortgang zwaarder wegen dan het belang van belanghebbende.

6. De mondelinge behandeling heeft vervolgens in afwezigheid van belanghebbende plaatsgevonden. De doktersverklaring waarom het Hof heeft verzocht, heeft belanghebbende ook na de zitting niet overgelegd.

7. Belanghebbende heeft niet gesteld dat zij het hogerberoepschrift binnen de daarvoor geldende termijn ter post heeft bezorgd. De datum van het poststempel van zondag 4 maart 2007 en de datum van binnenkomst op dinsdag 6 maart 2007, geven het Hof evenmin aanleiding te veronderstellen dat belanghebbende het hogerberoepschrift uiterlijk op dinsdag 27 februari 2007 - de laatste dag van de termijn - ter post heeft bezorgd. Het enkele feit dat het beroepschrift in hoger beroep is gedagtekend op 26 februari 2007, biedt in het licht hiervan onvoldoende aanwijzing voor het tegendeel. Andere feiten en omstandigheden die op een tijdige terpostbezorging zouden kunnen wijzen zijn gesteld noch gebleken.

8. Nu belanghebbende geen omstandigheden heeft gesteld die de overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep verschoonbaar maken en dergelijke omstandigheden ook niet zijn gebleken, dient het hoger beroep van belanghebbende wegens overschrijding van die termijn niet-ontvankelijk te worden verklaard.

9. De niet-ontvankelijkheid van het principale hoger beroep van belanghebbende wegens een niet-verschoonbare overschrijding van de termijn voor het instellen van hoger beroep heeft tot gevolg dat het door de Inspecteur ingestelde incidentele hoger beroep eveneens niet-ontvankelijk moet worden verklaard (vergelijk Hoge Raad, 10 augustus 2001, nr. 35 618, BNB 2001/377c*).

10. Ten overvloede overweegt het Hof dat de Rechtbank, gelet op de stukken uit het procesdossier, belanghebbende terecht heeft ontvangen in haar beroep en haar terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in haar bezwaren. Feiten of omstandigheden op grond waarvan de

niet-ontvankelijkverklaring van de bezwaren wegens overschrijding van de bezwaartermijn achterwege zou moeten blijven, zijn niet aannemelijk geworden. Belanghebbende heeft

weliswaar tegenover de betwisting door de Inspecteur in algemene termen gesteld dat zij steeds tijdig bezwaar en beroep heeft ingesteld, maar zij heeft deze stelling op geen enkele wijze nader onderbouwd. Het Hof acht aannemelijk dat tegen de in geding zijnde naheffingsaanslagen en boetebeschikkingen niet eerder dan bij brief van 29 september 2004 een bezwaarschrift is ingediend.

11. Belanghebbende heeft bij brief van 22 oktober 2007 nog aangevoerd dat de onderhavige procedure ook betrekking zou hebben op enige andere dan de hiervoor vermelde aanslagnummers. Aangezien het hoger beroep slechts betrekking kan hebben op de belastingaanslagen en beschikkingen waarop de bestreden uitspraak van de Rechtbank betrekking heeft, kan het Hof niet ingaan op de hier bedoelde naheffingsaanslagen. De griffier zal deze brief doorzenden aan de Inspecteur ter behandeling als bezwaarschrift (artikel 6:15 van de Algemene wet bestuursrecht).

kosten:

Voor een kostenveroordeling als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht acht het Hof geen termen aanwezig.

beslissing:

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep van belanghebbende en het incidentele hoger beroep van de Inspecteur niet-ontvankelijk.

Aldus gedaan op 23 april 2008 door mr. J. van de Merwe, voorzitter, mr. C.M. Ettema en mr. W.A.P. Nieuwenhuizen. De beslissing is op dezelfde datum in het openbaar uitgesproken, in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.

Waarvan opgemaakt dit proces-verbaal.

De griffier, De voorzitter,

(V.F.R. Woeltjes) (J. van de Merwe)

Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 25 april 2008

Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij

de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer),

Postbus 20303,

2500 EH Den Haag.

Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;

2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:

a. de naam en het adres van de indiener;

b de dagtekening;

c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;

d. de gronden van het beroep in cassatie.

Tenzij de Hoge Raad anders bepaalt, zal het gerechtshof deze mondelinge uitspraak vervangen door een schriftelijke. In dat geval krijgt u de gelegenheid de gronden van het beroep in cassatie alsnog aan te voeren of aan te vullen.

Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.

In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.