Gerechtshof Arnhem, 21-05-2008, BD5665, 07-00507
Gerechtshof Arnhem, 21-05-2008, BD5665, 07-00507
Gegevens
- Instantie
- Gerechtshof Arnhem
- Datum uitspraak
- 21 mei 2008
- Datum publicatie
- 27 juni 2008
- ECLI
- ECLI:NL:GHARN:2008:BD5665
- Formele relaties
- Cassatie: ECLI:NL:HR:2009:BJ7922, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Zaaknummer
- 07-00507
Inhoudsindicatie
Inkomstenbelasting.
Verwijzingsprocedure HR 26 oktober 2007, nr. 43567. Gedeelte van huisvestingskosten kan ten laste van de winst worden gebracht.
Uitspraak
Gerechtshof Arnhem
tweede meervoudige belastingkamer
nummer 07/00507
Uitspraak
op het beroep van X te Z (hierna: belanghebbende) tegen de uitspraak van de Inspecteur van de Belastingdienst/P (hierna: de Inspecteur) op het bezwaarschrift van belanghebbende betreffende de aan hem opgelegde aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2001.
1. Aanslag, bezwaar en geding voor het Hof
1.1. De aanslag is berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 26.784 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 936.
1.2. Belanghebbende heeft tegen de aanslag bezwaar gemaakt. De Inspecteur heeft de aanslag bij de bestreden uitspraak verminderd tot een aanslag berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 25.389 en een belastbaar inkomen uit sparen en beleggen van € 936.
1.3. Belanghebbende is van bovengenoemde uitspraak in beroep gekomen bij het gerechtshof te Leeuwarden, dat die uitspraak heeft vernietigd en de aanslag heeft verminderd tot een berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 24.069.
1.4. Belanghebbende heeft tegen die uitspraak beroep in cassatie ingesteld. De Hoge Raad heeft bij arrest van 26 oktober 2007, nr. 43.567,
(hierna: het arrest), de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent het griffierecht en de proceskosten, en het geding verwezen naar het gerechtshof te Arnhem (verder: het Hof) ter verdere behandeling en beslissing van de zaak met inachtneming van het arrest.1.5. De Inspecteur heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, naar aanleiding van het arrest een conclusie na verwijzing ingediend. Belanghebbende heeft, daartoe door het Hof in de gelegenheid gesteld, op de inhoud van die conclusie gereageerd.
1.6. De mondelinge behandeling van de zaak heeft plaatsgehad ter zitting van het Hof van 9 april 2008 te Arnhem. Aldaar zijn verschenen en gehoord de gemachtigde van belanghebbende, alsmede de Inspecteur.
1.7. De Inspecteur heeft ter zitting een pleitnota voorgedragen en exemplaren daarvan overgelegd aan het Hof en aan de wederpartij. De inhoud van deze pleitnota moet als hier ingelast worden aangemerkt.
2. Feiten
Het Hof verwijst voor de feiten naar de uitspraak van het gerechtshof te Leeuwarden.
3. Het geschil, de standpunten en conclusies van partijen
3.1. Na verwijzing is tussen partijen uitsluitend nog in geschil het gedeelte van de huisvestingskosten dat ten laste van de winst kan worden gebracht.
3.2. Belanghebbende stelt zich op het standpunt dat van de huisvestingskosten van ƒ 5.668,68, conform de aangifte, ƒ 4.068,68 ten laste van de winst kan worden gebracht. Belanghebbende stelt voorts nog dat de huurwaarde van de eigen woning ten onrechte is gecorrigeerd en dat recht bestaat op aftrek van uitgaven voor ziekte.
3.3. De Inspecteur is van mening dat van de huisvestingskosten niet meer dan 25%, ofwel ƒ 1.417,17 ten laste van de winst kan worden gebracht.
3.4. Partijen doen hun standpunten steunen op de gronden die door hen zijn aangevoerd in de van hen afkomstige stukken.
3.5. Belanghebbende concludeert tot vernietiging van de bestreden uitspraak en vermindering van de aanslag tot een aanslag, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 47.806. De Inspecteur concludeert tot vermindering van de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 52.758.
4. Beoordeling van het geschil
4.1. Niet meer in geschil is dat belanghebbende de erkerkamer, de opslag- en droogruimte en de garage ten behoeve van zijn onderneming gebruikt. Belanghebbende heeft wel gesteld dat hij het kantoor gebruikt voor zijn onderneming, maar de Inspecteur heeft dat betwist en belanghebbende heeft daarvoor geen bewijs bijgebracht. Het Hof acht deze stelling niet aannemelijk.
4.2. Voorts is niet in geschil dat de algemene ruimten, zoals de gangen, zowel voor de onderneming als voor andere doeleinden worden gebruikt.
4.3. Aan de hand van de tot de stukken behorende plattegrond van het huis van belanghebbende heeft het Hof vastgesteld dat van de oppervlakte van het pand, met uitzondering van de algemene ruimten, 31% wordt ingenomen door de erkerkamer, de opslag- en droogruimte en de garage tezamen. Het Hof heeft dit partijen ter zitting voorgehouden en zij hebben zich daarover uitgelaten. Gelet daarop acht het Hof aannemelijk dat het pand, met uitzondering van de algemene ruimten, voor 31% worden gebruikt ten behoeve van de onderneming.
4.4. Bij gebreke aan enige aanwijzing voor een andere verdeelsleutel, acht het Hof aannemelijk dat ook de algemene ruimten voor 31% worden gebruikt ten behoeve van de onderneming.
4.5. Belanghebbende heeft gesteld dat de waarde van het privégebruik van gas, elektra en water moet worden gesteld op de bedragen waarop de verstrekking daarvan wordt gewaardeerd voor de heffing van loonbelasting en dat de kosten voor zover zij die waarde overstijgen ten laste van de winst mogen worden gebracht. Het Hof verwerpt die benadering, omdat het niet aannemelijk acht dat op die wijze een met de werkelijkheid overeenkomende toedeling van de kosten wordt gemaakt.
4.6. Bij gebreke van aanwijzingen voor het tegendeel acht het Hof aannemelijk dat van de huisvestingskosten een even groot gedeelte ten behoeve van de onderneming is gebruikt als van het huis, ofwel, naar hiervoor is overwogen, 31%. Dat brengt mee dat van de huisvestingskosten 31%, ofwel ƒ 1.757,29 ten laste van de winst mag worden gebracht.
4.7. Belanghebbende heeft nog gesteld dat de oven zakelijk wordt gebruikt, dat deze oven een hoog energieverbruik heeft en dat daarom een hoger gedeelte van de energiekosten ten laste van de winst mag worden gebracht. De Inspecteur heeft dat betwist. Belanghebbende heeft zijn stelling niet nader cijfermatig onderbouwd en ook geen bewijs voor zijn stelling bijgebracht.
4.8. De door het Hof gehanteerde berekeningsmethode van toedeling van de energiekosten op basis van vloeroppervlak van al dan niet voor de onderneming gebruikte ruimten, kenmerkt zich door een zekere ruwheid. Hoewel het energieverbruik van de verschillende vierkante meters vloeroppervlak van het huis ongetwijfeld zal verschillen, wordt, nu geen betere verdeelsleutel voorhanden is, de werkelijkheid op deze wijze het best benaderd. Het past niet in die methode één element, zoals de oven, uit de berekening te lichten en het energieverbruik daarvan op een andere wijze toe te delen. De stelling van belanghebbende brengt geen wijziging in het oordeel van het Hof dat aannemelijk is dat 31% van de huisvestingskosten is gemaakt ten behoeve van de onderneming.
4.9. Het gerechtshof te Leeuwarden heeft ƒ 1.133,74 aan huisvestingskosten ten laste van de winst gebracht en het belastbare inkomen uit werk en woning vastgesteld op ƒ 53.042. Uit het vorenoverwogene volgt dat ƒ 1.757,29 aan huisvestingskosten ten laste van de winst mag komen. Het belastbare inkomen uit werk en woning moet daarom met (ƒ 1.757,29 - ƒ 1.133,74 =) ƒ 624 (afgerond) worden verminderd tot ƒ 52.418.
4.10. Belanghebbende heeft nog verdedigd dat het gerechtshof te Leeuwarden een te hoog bedrag voor ‘privégebruik woonhuis’ heeft gehanteerd. Deze beslissing van dat hof is in cassatie niet bestreden en daarmee ook thans niet meer aan de orde.
4.11. Belanghebbende stelt dat nog rekening moet worden gehouden met aftrek van uitgaven voor ziekte. Het gerechthof te Leeuwarden heeft geoordeeld dat voor een aftrek van de door belanghebbende ontvangen tegemoetkoming volstrekt geen plaats is. De Hoge Raad heeft de tegen deze beslissing gerichte klacht verworpen. Daarmee is deze beslissing onherroepelijk komen vast te staan. De overige door belanghebbende opgevoerde ziektekosten bedragen ƒ 4.608,83, dus minder dan de drempel van (11,2% van ƒ 52.418 =) ƒ 5.870.
5. Proceskosten
Het Hof acht termen aanwezig de Inspecteur te veroordelen in de kosten die belanghebbende in verband met de behandeling van zijn beroep redelijkerwijs heeft moeten maken. Voor de kosten van behandeling van het beroep voor het gerechthof te Leeuwarden heeft dat hof reeds een vergoeding toegekend, welke bij het arrest in stand is gelaten. Voor de kosten van de behandeling van het beroep in cassatie voor de Hoge Raad heeft de Hoge Raad een vergoeding toegekend. Het Hof stelt de vergoeding voor de kosten in verband met de behandeling van het beroep voor dit Hof overeenkomstig de Bijlage bij het Besluit proceskosten bestuursrecht vast op 2 punten (conclusie na verwijzing, verschijnen ter zitting) maal € 322 maal 1 in verband met het gewicht van de zaak ofwel op € 644.
6. Beslissing
Het Gerechtshof:
? verklaart het beroep gegrond;
? vernietigt de uitspraak van de Inspecteur waarvan beroep;
? vermindert de aanslag tot een, berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van ƒ 52.418;
? veroordeelt de Inspecteur in de proceskosten van belanghebbende tot een bedrag van € 644 en wijst de Staat aan als de rechtspersoon die de kosten moet vergoeden.
Aldus gedaan te Arnhem op 21 mei 2008 door mrs. J. van de Merwe, voorzitter, C.M. Ettema en W.A.P. Nieuwenhuizen en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van drs. V.F.R. Woeltjes als griffier.
(V.F.R. Woeltjes) (J. van de Merwe)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 23 mei 2008.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd.
2 - het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad.
In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.